Examenstof HAVO: Nederland en Indonesië

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4733 woorden
  • 28 april 2001
  • 190 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
190 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Havo-katern (Wolters Noordhoff) §1.1 De ontdekking van Indonesië In 1595 vertrokken 4 Nederlandse schepen naar Oost-Indië om er specerijen (peper, foelie etc.) vandaan te halen. Deze brachten grote winst op. Alleen Portugal kende de weg naar Oost-Indië. Met Oost-Indië werd de gehele wereld ten oosten van de Arabieren bedoeld. De eerste zeereis naar Oost-Indië verliep niet zonder problemen. Een schip verging, veel bemanningsleden werden ziek, en eenmaal weer thuis waren de ruimen ook nog zo goed als leeg. In de jaren erna werden er nieuwe expedities gemaakt. Dezen bereikten Oost-Indië en keerden met 400% winst terug naar Nederland. In 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht. De VOC ontstond doordat de Hollandse en Zeeuwse Compagnie werden samengevoegd, om nog meer winst te kunnen maken. De VOC kreeg het alleenrecht op de handel ten oosten van Kaap de Goede Hoop. Ook kreeg de VOC politieke rechten zoals het sluiten van verdragen, oorlogvoeren en besturen van de veroverde gebieden. §1.2 Het rijk van Insulinde
De schrijver Multatuli noemde Indonesië: 'het prachtig Rijk van Insulinde'. Met Insulinde bedoelde hij: de Indische eilanden. De Indonesische archipel bestond uit 13.000 eilanden, die samen net zo groot als Europa waren. Ten tijde van de VOC heette het nog geen Indonesië. Die naam werd pas in 1922 gebruikt. Met Oost-Indië bedoelde de VOC heel Azië. Indië betekende: het land achter de rivier de Indus. De Europeanen stelden Indië voor als een mythisch land van wonderbaarlijke wezens en fabelachtige rijkdom. Deze fantasie werd gevoed door de rijke koopwaar die Arabische handelaren uit de onbekende verten meebrachten. De Portugezen en Spanjaarden vaarden als eersten ver buiten Europa. De Spanjaarden ontdekten Amerika en de Portugezen vaarden als eerste om Afrika heen naar Azië. Daar drongen ze in 1510 door tot de Indonesische archipel. Ze vonden daar veel vreemde producten. Volgens de schrijver Multatuli 'slingerde Insulinde rond de evenaar als een gordel van smaragd'. Met andere woorden: het was een tropisch vruchtbaar diepgroen gebied, dat zich in een brede strook van Oost naar West uitstrekte. In de Indonesische archipel leefden vele etnische groepen en werden vele talen gesproken. Ook was er geen centraal rijk dat de hele archipel beheerste. Wel waren er kleine koninkrijken opgekomen, en weer ten onder gegaan. De bevolkingsgroepen in de archipel verschilden sterk in omvang, leefwijze, macht en rijkdom. Handelscontacten met China, India, Perzië en de Arabische wereld leidden tot uitwisseling van de ideeën en godsdiensten. Tot 1300 was Indonesië overwegend hindoeïstisch, rond 1300 kreeg ook de islam invloed. Een paar eeuwen later kwam ook het christendom in Indonesië. §1.3 Het handelsnetwerk van de VOC

De VOC sloot in het begin contracten met vorsten en dorpshoofden, die haar het recht gaven om specerijen te kopen. Om meer kracht te ontplooien werd in 1609 een gouverneur-generaal aangesteld, die de VOC moest gaan leiden. Het bestuurscentrum lag eerst op Ambon. Maar de vierde gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen koos voor Jakarta (Batavia). Ook probeerde hij het monopolie op de Molukse specerijen, door geweld te gebruiken, te krijgen. Het monopolie op kruidnagelen, nootmuskaat en foelie was mogelijk doordat deze specerijen slechts in een beperkt gebied voorkwamen. Met peper was dit niet zo, hier was Nederland op de vrije markt aangewezen. Coen vond dat de specerijen niet langer met Nederlands geld moesten worden gekocht, maar met Aziatische producten. Na de stichting van Batavia werd het VOC-netwerk fors uitgebreid. Er kwamen factorijen in heel Zuid Azië en Japan. De winst werd hierdoor nog groter. Rond 1700 kreeg de VOC te maken met belangrijke veranderingen. Het accent verschoof van de Molukken naar Java. De specerijen werden minder belangrijk. Koffie en suiker werden wel veel belangrijker. In de loop van de achttiende eeuw ging het minder goed met de VOC. De concurrentie werd steeds sterker en er was een kapitaalgebrek. Dat ontstond doordat de VOC een steeds duurdere en omvangrijkere organisatie kreeg. In 1799 ging de VOC uiteindelijk failliet. §1.4 Invloed aan de oppervlakte
De VOC was alleen aanwezig op Java, de Molukken en wat verspreide handelsposten. Op Java en de Molukken oefende de VOC alleen het bestuur uit over de Europeanen en niet over de lokale bevolking. De handel was geregeld met verdragen. Meestal in ruil voor handelsrechten kreeg de bevolking van de VOC militaire steun. Voor de Molukken was de VOC aanvankelijk bondgenoot tegen de Portugezen. Maar dat leidde tot problemen. Er was een meningsverschil over het specerijenmonopolie. Uiteindelijk veroverde de VOC de monopolies met geweld, ook moesten de Molukkers herendiensten (het verplichte en onbetaalde werk dat de Indonesische bevolking moest doen) gaan verrichten. Ook op Java was de VOC bondgenoot. Maar na de stichting van Batavia werd ze lage tijd als indringer gezien. Lange tijd lag de stad ingekneld tussen de 2 vijandige grootmachten, Bantam en Mataram. Pas toen er een opvolgingscrisis in Mataram uitbrak, en de VOC werd ingeroepen, werd de omsingeling opgeheven. Ook in Bantam zorgden interne twisten voor bondgenootschap. Overigens betekende dit niet dat de VOC Java ging besturen. De omgeving rond Batavia werd verhuurd aan Chinezen die er grote suikerplantages stichtten. De VOC zelf ging zich bezighouden met koffie. Ongeveer 1 miljoen mensen zijn uit Nederland naar Indonesië vertrokken, meer dan de helft keerde nooit meer terug. Dit had te maken met dodelijke ziekten en de 'definitieve vestiging' in Indonesië. De Europese gemeenschappen bleven door de hoge sterftecijfers klein. Men vestigde zich meestal aan de kust (gunstige ligging). Omdat er bijna geen Europese vrouwen naar toe gingen, trouwden de mannen met Indonesische vrouwen, zo ontstond de mengcultuur. §2.1 De eerste jaren van Nederlands-Indië Toen de VOC werd opgeheven was Nederland er economisch gezien slecht aan toe. Tot overmaat van ramp werd het ook nog oorlog (met Frankrijk). Ook bezette Engeland alle Nederlandse koloniën. Na de Franse nederlaag hielp Engeland Nederland weer op de been. Dit om de Fransen in toom te houden. Ook gaf Engeland de bezittingen aan Nederland terug. Willem I werd koning en was erg optimistisch over de toekomst. Hij dacht, dat hij van Nederlands-Indië weer 'een bloeiend welvarend rijk en gelukkig' land kon maken. Zowel Nederlands-Indië als Nederland zouden hiervan profiteren. Om dat te bereiken: - werd het oude VOC-monopolie afgeschaft; - werd er een modern Nederlands bestuur ingesteld; - werd de macht van de vorsten en de adel gebroken en ging men er zelf de dienst uitmaken; - moesten de boeren landrente gaan betalen; - zouden boeren worden bevrijd van de herendiensten. Helaas kwam er niets van die mooie plannen terecht. Dit kwam door de concurrentie. Nederland had oude schepen, terwijl Amerika en Groot-Brittannië moderne schepen hadden. Ook werkten de Javaanse boeren niet mee, ze kwamen steeds in opstand. Het Nederlands- Indische Leger moest steeds deze opstanden bedwingen. Dit koste Nederland veel geld. Daarom werd het roer omgegooid. In 1828 benoemde de koning Johannes van den Bosch tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Van den Bosch vond dat er van Indonesië geen modern land moest worden gemaakt. Het moest alleen als wingewest dienen. Daarom voerde van den Bosch in 1830 op Java het cultuurstelsel in. De rest van de archipel was niet winstgevend genoeg, dus moest Nederland zich er zo weinig mogelijk mee bemoeien. Het cultuurstelsel hield in dat de Javaanse bevolking werd gedwongen voor de Nederlandse overheid koffie, suiker en andere exportgewassen (cultures) te produceren. Het gouvernement bepaalde wat en hoeveel elk dorp moest leveren. Om de bevolking mee te laten werken, kregen de adellijke bestuurders en dorpshoofden hun gezag terug. De dorpshoofden moesten ervoor zorgen dat de bestelde producten er ook kwamen. Door de inheemse bestuurders en Nederlandse ambtenaren een deel van de opbrengst te geven (zogenaamde cultuurprocenten), werd de productie gestimuleerd. De Nederlandse Handel Maatschappij kreeg het alleenrecht op het vervoer van producten naar Nederland en mocht ze ook verkopen. Het grootste gedeelte van de opbrengst ging naar de schatkist. §2.2 De kurk waarop Nederland dreef
In 1850 was een derde van het Nederlands staatsinkomen afkomstig uit Indonesië. Dankzij het cultuurstelsel konden de belastingen in Nederland laag blijven. De Nederlandse Handel Maatschappij bracht de scheepvaart en scheepsbouw weer tot leven. Ook de textielindustrie bloeide weer. Het succes van het cultuurstelsel werkte in het buitenland jaloezie en bewondering. Maar er was ook veel kritiek, want het cultuurstelsel had veel negatieve gevolgen: - de werkdruk nam sterk toe; - hele dorpen moesten naar de toekomstige plantages worden verplaatst; - de boeren konden de rijstvelden een deel van het jaar niet bewerken, ook putte de suikercultuur de grond uit en was hier veel water voor nodig; - de boeren moesten landrente betalen en herendiensten verrichten. Natuurlijk waren er ook positieve gevolgen: - er kwam een eind aan de voortdurende oorlogen; - de infrastructuur werd verbeterd; - de boeren hoefden het verplichte werk niet voor niets te doen; - het gouvernement betaalde een plantloon uit, hierdoor werd de Javaanse economie beter en groeide de welvaart. Rond 1850 was er een hongersnood op Java. Veel Javanen kwamen om het leven. Het gouvernement besefte dat de druk op de bevolking te groot was geworden. Daarom werd het cultuurstelsel hervormd. Het gouvernement ging zich nu ook met de rijstproductie bemoeien. Mede daardoor werden landbouwmethoden beter. §2.3 Samen besturen, gescheiden leven
Van den Bosch voerde een dualistisch bestuursstelsel in. Dat betekende dat er 2 besturen naast elkaar kwamen (een Nederlands en Indonesisch bestuur). Aan het hoofd van het Nederlands bestuur stond de gouverneur-generaal. Daaronder stonden de ambtelijke diensten en de residenten. De residenten hadden een inlands hoofd (=regent) en een assistent resident onder zich. De assistent resident had weer controleurs onder zich. Het Indonesisch bestuur bestond uit regenten, die onder de (Nederlandse) residenten en naast de assistent resident stonden. Daaronder stonden de dorpshoofden. De Javanen hadden bijna alleen met het Indonesisch bestuur te maken. Doordat het Indonesische bestuur goed werd gehoorzaamd kregen die weer herendiensten. Door het bondgenootschap bleef er van de opstandigheid weinig over. Na de rampjaren 1848-1850 veranderden de verhoudingen. In Nederland groeide het gevoel dat de overheid de Javaanse bevolking moest beschermen tegen de dorpshoofden. Het Indonesisch bestuur nam in omvang toe, waardoor zij hun gezag verloren. In Batavia en andere grote steden leefden grote Europese gemeenschappen. De afstand tussen de inheemse en Europese bevolking werd steeds groter. Dit kwam doordat de Nederlandse regering Indonesië wilde vernederlanden. Uiteindelijk lukte dit maar ten dele. Veel Europeanen trouwden met Indonesiërs (Indo-Europese cultuur), en pasten zich voor een deel aan de inheemse gewoonten aan. §3.1 Van onthouding naar modern imperialisme
Op papier hoorde rond 1860 het overgrote deel van Indië bij Nederland. In werkelijkheid was Nederland alleen maar op Java vertegenwoordigd. Van den Bosch had in 1830 bepaald dat Nederland een politiek van onthouding moest voeren. Dit hield in dat Nederland zich zo weinig mogelijk met gebieden buiten Java moest bemoeien. De onthoudingspolitiek was mogelijk doordat andere landen de grenzen van Nederlands-Indië respecteerden. Toch werden er na 1830 geregeld (militaire) expedities naar de buitengewesten gezonden. Dit kwam door: - de persoonlijke eerzucht van koloniale officieren en bestuurders; - het bestuur in Den Haag had soms economische motieven; - angst voor buitenlandse inmenging. Indonesische vorsten die zich te onafhankelijk gedroegen werden gestraft door Nederland. Omstreeks 1870 veranderde de politiek. Het tijdperk van modern imperialisme brak aan. Dit hield in dat westerse landen hun macht in de niet-westerse wereld in hoog tempo uitbreidden. Gebieden die op papier door het moederland werden bestuurd werden veroverd. Vooral in Afrika gebeurde dit. Maar hoe is die expansiedrift te verklaren? Dit kwam door: - politieke motieven: het machtsevenwicht werd verstoord door de opkomst van de nationale staten, door gebiedsuitbreiding werd de positie sterker; - economische motieven: Europese landen wilden goedkope grondstoffen en afzetgebieden voor de industrie; - morele motieven: Europeanen geloofden in de superioriteit van het blanke ras en de eigen natie; - technologische ontwikkelingen in het westen. §3.2 De onderwerping van de buitengewesten
In 1869 werd het Suezkanaal geopend. Dit had behalve voordelen, ook een nadeel. De route liep namelijk langs Atjeh, en daar werd veel piraterij bedreven. Om hier een eind aan te maken viel het koloniale leger Atjeh in 1873 binnen. Nederland had geen imperialistische bedoelingen, het wilde alleen een eind maken aan de piraterij. Nederland kwam in Atjeh in een guerrillaoorlog terecht. In 1894 stuurde Nederland troepen naar Bali, om wat tegen Balinese overheersers te doen. Dit bleek echter een grote fout. Ze moesten het eiland verlaten, met achterlating van 97 doden. In Nederland zelf klonk de roep om wraak. En dit gebeurde ook, want het koloniale leger maakte in tweede instantie wel korte metten met de Balinezen. In 1918 kwam er definitief een eind aan de Atjehoorlog. Al in 1903 gaven de belangrijkste leiders zich over. Generaal van Heutsz verklaarde dat Atjeh 'gepacificeerd' was. Toen Heutsz in 1904 was benoemd tot gouverneur-generaal, viel het ene na het andere gebied onder Nederlands bestuur. De vorsten moesten de zogenaamde Korte Verklaring tekenen. Daarin stond dat ze de Nederlandse heerschappij moesten aanvaardden en het Nederlands bestuur moesten gaan gehoorzamen. In 1914 was het Nederlandse gezag in bijna de hele archipel gevestigd. De gedachte achter de gebiedsuitbreiding voor Nederland was: - het brengen van beschaving en welvaart; - angst voor buitenlandse inmenging; - economische motieven. De verovering van de buitengewesten ging gepaard met verwoestingen en wreedheden. Daar stond tegenover dat er een einde kwam aan de onderlinge oorlogen en dat Nederland nu serieus welvaarts- en ontwikkelingsbeleid kon voeren. §3.3 Stormachtige economische groei
Vanaf 1848 kwam er kritiek op het cultuurstelsel. De regering vond het uit de tijd. Pas in 1870 werd het cultuurstelsel definitief afgeschaft, bij de invoering van de Suikerwet en de Agrarische wet. In de Suikerwet werden suikercultures opgeheven. In de Agrarische wet stond dat de particuliere ondernemers welkom waren in Indonesië. Na 1870 groeide de economie spectaculair. Op Java ontstonden landbouwondernemingen. Naast de landbouw kwam de Mijnbouw op. In de Mijnwet van 1850 werd bepaald dat ook particulieren bodemschatten mochten gaan delven. In 1884 werd Indonesië getroffen door een economische crisis. Maar omstreeks 1900 brak er een nieuwe periode van krachtige groei aan. Vooral nieuwe producten, zoals olie, namen deze groei voor hun rekening. Ook rubber hielp, na de komst van de auto, hieraan mee. Dit werd het belangrijkste exportproduct. De economische groei was mede mogelijk door verbetering van de infrastructuur. Ook de verbindingen met de rest van de wereld werden beter (telefoon, elektriciteit). Door deze ontwikkelingen raakte Indonesië nauw verbonden met de wereldeconomie. De rol van de Nederlanders werd minder dominant. §3.4 Dominantie en toenemende contacten
Tussen 1870 en 1890 verdubbelde het aantal Europeanen op Indonesië. Het merendeel woonde op Java. De Javanen op het platteland kregen vooral met de plantagehouders te maken. De agrarisch-feodale samenleving (met herendiensten) verdween. Er kwam een maatschappij gebaseerd op loonarbeid en zakelijke contracten. Veel boeren waren daar ontevreden over. Vooral in de periode van economische terugval was het erg onrustig. Hoewel de Europeanen werden beïnvloed door de Javaanse cultuur, kwam de Indo-Europese cultuur onder druk te staan. Dit kwam voor een groot deel doordat de 'nieuwkomers' zich niet aanpasten. Ook kwamen er meer vrouwen mee. Doordat de Nederlandse elite zich meer op Europa richtte nam de afstand tot de Indo-Europeanen toe. Buiten Java kwamen Indonesiërs en Nederlanders het meest met elkaar in aanraking op tabaksplantages. Omdat de plaatselijke bevolking er niet wilde werken, werden er Javaanse en Chinese op de plantages gezet. Ze werden gelokt met een voorschot. De voorzieningen waren minimaal, want: - ze woonden in kale barakken; - kregen geen medische verzorging; - moesten van 's morgens tot 's avonds laat werken. De overheid deed helemaal niks tegen de planters. Ze hielpen ze juist, want met de koelie-ordonnantie werd bepaald dat ze de koelies zwaar mochten straffen bij overtredingen. §4.1 Koloniaal ontwikkelingsbeleid
Nederlandse ambtenaren gedroegen zich hooghartig, als blijk daarvan lieten ze een gouden zonnescherm dragen. De ambtenaren hadden het goed met de bevolking voor. Het was hun taak om de bevolking te bevrijden van uitbuiting en onderdrukking. Ze werkten vanuit een ontwikkelingsideaal. Dit betekende dat ze de Indonesiërs op een westers niveau van welvaart en beschaving zouden brengen en ze zouden beschermen tegen de inlandse hoofden en het westerse bedrijfsleven. Oppositiepartijen vonden het schandalig dat Nederland niets terugdeed voor hun kolonie. Kuyper, van de christelijke ARP, schreef dat Nederland er tijdelijk aanwezig was. Het oefende er de 'voogdij' uit. Rond 1900 kregen deze opvattingen de overhand. Dat deze Ethische Politiek juist toen aansloeg, had 2 oorzaken. Dit kwam door: - de misère die was ontstaan door de economische crisis en de bevolkingsgroei op Java; - de imperialistische expansie. Het eerste doel van deze politiek was de bestrijding van de armoede. Er werd een welvaartsbeleid opgezet onder de leus 'irrigatie, emigratie, educatie'. Irrigatie duidde op het grote belang van de landbouw, de akkers werden kunstmatig bevloeid. Emigratie hield in dat de Javaanse bevolking werd geholpen om naar de buitengewesten te verhuizen. Dit had 2 voordelen: - de overbevolking op Java werd verminderd; - het gebrek aan werkkrachten in de buitengewesten werd opgelost. Tenslotte speelde ook de educatie een onmisbare rol. Door scholing zou de armoede overwonnen worden. De regering vond, dat vooral het onderwijs voor de elite van belang was. De regering ging hierbij uit van de associatiegedachte. Dit betekende dat de Indonesische bovenlaag grondig kennis zou moeten maken met de Nederlandse cultuur, zonder de eigen achtergrond te verliezen. Als eerste stap werd het Binnenlands en Inheems Bestuur gemoderniseerd. Ook werd er een Volksraad opgericht, deze mocht de regering adviseren. §4.2 Ethische Politiek: succes of mislukking

De Ethische Politiek zorgde zeker voor verbetering. Zo werd de infrastructuur verbeterd en werden er irrigatienetwerken gebouwd. De Javaanse rijstproductie verdubbelde en grote hongersnoden kwamen na 1905 niet meer voor. Ook het onderwijs leidde tot verbeteringen. Onderwijs moest van het niets worden opgebouwd. Rond 1900 was er niet of nauwelijks onderwijs. Bijna de gehele bevolking was analfabeet. Daarom werden de 'dessascholen' (dorpsscholen) gestimuleerd. Deze scholen waren bedoeld voor kinderen van 6 tot en met 9 jaar. Voor de elite kwamen er aparte scholen. Aanvankelijk kwam het dessaonderwijs moeizaam van de grond. Vooral in de buitengewesten moest men er weinig van hebben. In 1940 ging 40% van de kinderen naar een dessaschool. Het analfabetisme was teruggedrongen naar 70%. Wel vielen de resultaten van het welvaartsbeleid tegen. De levensstandaard van de bevolking nam nauwelijks toe. Kredietbanken leiden niet tot economische ontwikkelingen. Ook de emigratiepolitiek mislukte. De Ethische Politiek leidde wel, vooral door kerken, tot betere gezondheidszorg. De Indonesiërs kregen meer inspraak en zelfstandigheid. Zo kregen ze de meerderheid in de provinciale gemeenteraden. Ook het Indonesisch Bestuur kreeg meer taken. Maar daarbuiten bleven de topfuncties in Nederlandse handen. §4.3 Onderdrukking van het nationalisme
Het Indonesisch nationalisme ontstond in de twintigste eeuw. Boedi Oetomo (het schone streven) was de eerste gematigde nationalistische vereniging. Het wilde vooral uitbreiding van het westers onderwijs. Veel radicaler was de Sarekat Islam (islamitische handelsvereniging), deze kwam op voor de economische belangen van de Javanen. Het gouvernement was redelijk positief over deze organisaties. Het gouvernement reageerde echter heel anders op de oprichting van de Indische Partij. Deze partij eiste onafhankelijk. Zij werd vrijwel meteen verboden. Door honger liepen de spanningen op Java aan het einde van de Eerste Wereldoorlog hoog op. De Sarekat Islam sloeg een steeds fellere toon aan. Het gouvernement toonde steeds minder begrip voor de nationalisten. Ook de PKI deed van zich spreken. Zij organiseerde stakingen en opstanden. Ze kreeg steeds meer invloed. Het doel van de PKI was een communistisch, onafhankelijk Indonesië. In 1926 organiseerde zij een opstand. Op verscheidene plaatsen (op Java en Sumatra) namen revolutionairen de wapens op en pleegden sabotageacties. Het KNIL (Koninklijk Nederlands Indisch Leger) sloeg het verzet neer. Het PKI verdween en de Sarekat Islam was ineengeschrompeld. De oppositieleiders stonden al klaar. Zo ook Mohammed Hatta. Volgens hem vormden alle inwoners van Nederlands-Indië één volk: het Indonesische volk. Hij pleitte voor een vrij en onafhankelijk Indonesië. Studenten in Indonesië richtten studieclubs op om Hatta's ideeën te propageren. Daarbij viel vooral Soekarno op. Hij werd al snel leider van de nationalisten. In 1927 richtten Soekarno de PNI op. Deze partij nam de ideeën van Hatta over: via non-coöperatie en massa-actie moest zo snel mogelijk een vrij Indonesië ontstaan, zonder invloed van Nederland. In 1929 werd Soekarno samen met 100 anderen opgepakt. Hij kwam na 1 jaar vrij. En zette zijn doel voort. Nederlands-Indië groeide uit tot een politiestaat. §4.4 Toenemend Nederlands isolement
Door de onderdrukking van het nationalisme besloten veel Indonesiërs weer met de Nederlanders samen te werken. Wel kwamen er wat veranderingen: - de Indonesiërs kregen meer inspraak op lokaal en provinciaal niveau; - er werd meer rekening gehouden met het traditioneel gewoonterecht. Maar die samenwerking betekende nog niet dat het Nederlands gezag werd aanvaard. De politieke bewustwording van de Indonesiërs was niet meer terug te draaien. Die was het onvermijdelijk gevolg van de Ethische Politiek: door het verbeterde onderwijs was een westers opgeleide elite ontstaan, die zich verzette tegen de koloniale discriminatie. Dit was voor hooggeschoolde Indonesiërs frustrerend. Want hierdoor maakte zij geen kans op hoge functies. Ook werd zij versterkt door internationale ontwikkelingen (zoals het winnen van een oorlog door een Aziatisch land). De meeste Europeanen in Indonesië hadden geen flauw idee wat onder de inheemse elite leefde. Velen waren tegen de Ethische Politiek en voor onderdrukking. De Europese toplaag zonderde zich steeds meer af van de Indonesische samenleving. Afkomst, status, huidskleur en taal waren veel belangrijker dan voorheen. Men ging steeds afzonderlijker van elkaar leven, zo ontstonden er Europese woonwijken. De apartheid was ook in de wet vastgelegd. In het recht bestonden er 3 bevolkingsgroepen, namelijk: - Europeanen (blanken en Indo-Europeanen); - Vreemde Oosterlingen (Chinezen, Arabieren en Brits-Indiers); - Indonesiërs. Deze europeanisering kwam vooral door de groei van het aantal Europese vrouwen. Door technologische ontwikkelingen werd de Europese levensstijl gehandhaafd. §5.1 De onafhankelijkheidsverklaring
Nadat Japan bondgenoot, in de Tweede Wereldoorlog, van Duitsland was geworden, dwongen Japanse troepen het KNIL tot overgave. Het was onvoldoende bewapend en kreeg geen steun van de Indonesische bevolking. De snelle Nederlandse nederlaag vernietigde in één klap het geloof in de blanke superioriteit. Ook Engeland en de Verenigde Staten leden aanvankelijk grote nederlagen tegen de Japanners. Ook wisten de Japanners alle Nederlandse sporen uit op Indonesië. De Japanners zagen de nationalisten als vertegenwoordigers van het Indonesische volk. Soekarno wilde wel met ze samenwerken. Als Japan de oorlog zou winnen zouden zij Indonesië onafhankelijk maken. In ruil hiervoor hielp Soekarno bij het werven van dwangarbeiders en het verspreiden van antiwesterse propaganda. Japan slaagde er echter niet in om de Indonesiërs voor zich te winnen. Chaos en hongersnood lagen hieraan ten grondslag. Zo groeide ook de haat tegen de Japanners. Toen de haat groeide, en Japan tegen het eind van de oorlog verzwakte, deed het Indonesië nieuwe toezeggingen. Er werd besloten om Indonesië op 18 augustus 1945 onafhankelijk te maken. Het liep echter anders, want op 15 augustus gaf Japan zich over. Twee dagen erna riepen Soekarno en Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. De onafhankelijkheid werd niet direct erkend door de geallieerden. De eerste weken na het uitroepen van de onafhankelijkheid bleef het vrij rustig. Maar kort voor de komst van de Britten sloeg op Java de vlam in de pan. Er heerste volledige chaos. Door de komst van de Britten liep alles nog verder uit de hand. Indonesiërs keerden zich tegen alle buitenlanders, dit koste veel levens. §5.2 Het akkoord van Linggadjati
Eind 1942 had de Nederlandse regering wat vage beloftes gedaan over hervormingen in het bestuur van Indonesië. Hier zou na de oorlog over gesproken worden. Maar eerst moest het gezag hersteld worden. Zij dacht dat het met de macht van Soekarno wel meeviel. Nu kon men in Nederland wel ferme taal uitstaan, de werkelijkheid dwong tot een andere aanpak. Zo had de hoogste Nederlandse vertegenwoordiger in Indonesië, Van Mook, een geheime ontmoeting met Soekarno. De regering was woedend over de ontmoeting, maar zag dat er niets anders opzat. En zo kwam het tot een aantal geheime gesprekken tussen Van Mook en de Indonesische premier Sjahhrir. Ze werden het snel eens. Indonesië zou een zelfstandig en gelijkwaardig lid worden van het Koninkrijk der Nederlanden. Bovendien zou het een federatieve staat worden. Waarvan de Republiek een deelstaat van zou zijn. Toch werd pas in november 1946 een akkoord bereikt. In dat akkoord stond dat de Republiek beloofde mee te werken aan de stichting van een Indonesische federale staat. Die federale staat zou uit drie deelstaten bestaan: - de Republiek; - Oost-Indonesië; - Borneo. Voor het regelen van gemeenschappelijke belangen zouden Nederland en Indonesië een unie vormen. Dit akkoord was mede bereikt door de goede verstandhouding van de onderhandelaars. Want buiten de onderhandelingstafel stuitte dit op veel verzet. In Nederland vonden hier veel acties tegen plaats. Het gebrek aan steun maakte een confrontatie onvermijdelijk. Daarom werden er troepen naar Indonesië gestuurd. In eerste instantie als dreigmiddel. §5.3 Politionele acties en soevereiniteitsoverdracht
Omdat het akkoord aan beide kanten onvoldoende steun had gekregen, had dit ook een gevolg. Onder de codenaam 'Operatie Product' begon Nederland een grootscheepse militaire actie tegen de Republiek. Volgens Nederland ging het om een politionele actie. Het ging om het herstel van het rechtmatige gezag en het tot de orde roepen van de Republiek. In een paar dagen werd meer dan de helft van Java bezet. Er werd veel veroverd, maar het politieke doel werd niet bereikt: de Republiek bond niet in. Bovendien eiste de Veiligheidsraad een staakt-het-vuren. Nadat bekend was dat Nederland de veroverde gebieden mocht houden legde Nederland zich er bij neer. Ook op militair gebied was de actie geen groot succes. De Nederlanders waren niet in staat het enorme gebied te controleren. In januari 1948 werd er een nieuwe overeenkomst bereikt. Dit akkoord leek voor Nederland gunstig. De Republiek moest de orde herstellen en moest akkoord gaan met de opbouw van een federaal Indonesië. In de praktijk bleken de afspraken weinig waard. De orde werd niet hersteld. Daarom begon eind 1948 de tweede politionele actie. De Republikeinse leiders werden gevangen genomen, maar politiek leverde het weer niets op. De VN en Amerika eisten na de tweede politionele actie dat Indonesië zo snel mogelijk onafhankelijk werd. Amerika dreigde zelfs de Marshallhulp aan Nederland stop te zetten. Nederland weigerde eerst om politieke leiders vrij te laten, maar uiteindelijk moest het buigen. Er werd opnieuw onderhandeld en op 27 december werd de soevereiniteit overgedragen. Indonesië was nu formeel onafhankelijk. Voor Indonesië was hiermee een belangrijke periode afgesloten. Er was door de strijd een sterk eenheidsgevoel ontstaan. Er werd dan ook al gauw een eenheidsstaat uitgeroepen. De gevolgen voor Nederland vielen mee. De rampspoed bleef uit. Tussen 1948 en 1958 kwamen 300.000 migranten en repatrianten naar Nederland. §5.4 Nederlandse laatste bastion in de Oost
Bij de soevereiniteitsoverdracht, eind 1949, was er hoop dat de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië snel zouden verbeteren. Maar het tegenovergestelde gebeurde. Dit kwam door: - het uitroepen van de Indonesische eenheidsstaat; - de opstand op de Molukken (Indonesië dacht dat Nederland daar de boosdoener van was); - het afhankelijk blijven van Indonesië van de koloniale erfenis (Nederland had nog veel invloed op dingen zoals rechtspraak en onderwijs, Indonesië kon hier niet zonder); - het aanwakkeren van het wantrouwen door de pers. Door het wantrouwen van beide naties ontstond er grote ruzie om Nieuw-Guinea. Soekarno vond dat het deel moest gaan uitmaken van de eenheidsstaat, Nederland vond van niet. Nederland had er geen economische motieven, integendeel het koste alleen maar geld, het wou alleen zijn gelijk. Zij weigerden de Papoea's (de bewoners van Nieuw-Guinea, die nog in de steentijd leefden) voor geld 'uit te leveren'. Er was dus een tweede bloei van de Ethische Politiek en de voogdijgedachte. Soekarno was ook niet van plan de strijd op te geven. Hij gebruikte het conflict om de anti-Nederlandse gevoelens op te zwepen. Hiermee versterkte hij het nationale gevoel en leidde de aandacht af van de grote binnenlandse problemen. Na 1955 liep het conflict uit de hand. Indonesië kwam met anti-Nederlandse maatregelen. Zo: - zegde het de unie met Nederland op; - pestte het de Nederlanders weg; - werd het gebruik van onder andere de Nederlandse taal verboden; - werden Nederlandse bedrijven bezet en door de staat overgenomen. In 1960 verslechterde de situatie nog verder. Want Nederland ontdekte Indonesische 'infiltranten' op Nieuw-Guinea. Naar aanleiding hiervan stuurde Nederland oorlogsschepen naar Indonesië. Als reactie daarop verbrak Soekarno de diplomatieke betrekkingen met Nederland en kondigde hij aan Nieuw-Guinea met militaire middelen te bevrijden. Toen er een oorlog dreigde stond Nederland ineens alleen. De Verenigde Staten steunde Indonesië om zo te voorkomen dat ze in het Russische kamp terecht zou komen. Nederland kon nu niet veel anders dan het bestuur overdragen aan de Verenigde Naties. Deze droegen het in 1963 over aan Indonesië. Nog datzelfde jaar werden de politieke betrekkingen tussen beide naties hersteld. De toenadering werd in 1971 bekroond met een koninklijk bezoek aan Indonesië. Toch bleek later nog een paar keer de gevoeligheid tussen beide landen. Zoals het opzeggen van Indonesië van de ontwikkelingshulp, als gevolg van de Nederlandse kritiek op het beleid in Oost-Timor.

REACTIES

M.

M.

Hey,
heel erg bedankt voor je samenvatting, geloof me ik zal hem hard nodig hebben.
xxx Marijke

22 jaar geleden

D.

D.

Hee!!
Ik ben erg blij met die samenvatting! Dankjewel dat je m erop heb gezet!

Groetjes

22 jaar geleden

M.

M.

hai,

je uittreksel is echt super rlx!!!
maar heb je toevallig ook uittreksel over dat ander examenonderwerp over stalin enzo?
als je het hebt wil je het dan aub mailen? alvast bedankt.
doeg groetjes MJ

22 jaar geleden

D.

D.

Ha Jan,

Hardstikke bedankt voor je samenvatting van Nederland en Indonesie. Ik heb er erg veel aan. Heel veel succes met je examen!

Groetjes Dianne

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.