kettervervolgingen. Hiervoor vormde Karel een speciale rechtbank: de inquisitie.
Na het aftreden van Karel V was de sympathie voor protestantse ideeën was alleen maar
gegroeid.
Het Calvinisme kwam op, sterker dan het Lutheranisme. Er waren verschillen en
overeenkomsten:
• Gelovigen moeste de overheid gehoorzamen.
• De overheid moest samen met de kerk toezien op het juiste gedrag en geloof van haar
onderdanen.
• Als de overheid haar plicht verzaakte en de ware godsdienst ging vervolgen, kon de plicht
tot gehoorzaamheid ophouden. Het volk mocht o.l.v. de adel in opstand komen.
1.4 Economie en de maatschappij in Nederlanden
1477 Vlaanderen en Brabant behoorde tot de rijkste en economisch meest ontwikkelde
Nederlandse gewesten.
• Hun handelssteden waren verbonden met een internationaal netwerk waartoe ook Duitsland, Italië, Engeland, Frankrijk en het Oostzeegebied behoorden.
Eind 15e eeuw werd Antwerpen een belangrijke handelsstad.
1498 Portugezen ontdekten zeeroute naar Indië (zuid- en oost Azië) en waren de grootste leveranciers van Aziatische producten. Zij kwamen naar Antwerpen om deze te verhandelen. Antwerpen werd het centrum van de wereldhandel
In de 14e en 15e eeuw waren Hollanders massaal weggetrokken van het platteland, omdat de grond verveende> Het land was dus niet meer geschikt voor graanbouw. Daarom zocht men een bestaan in andere ambachten > visserij, handel, nijverheid
Moedernegotie = de belangrijkste handel waar andere handel van afhankelijk is en uit voorkomt. De Nederlandse moedernegotie was in de 16e en 17e eeuw de Oostzeehandel, vooral de handel in graan.
Hollandse boeren waren veel minder afhankelijk van de adel. Dankzij de goedkope graan
konden ze zich specialiseren: tuinbouw, het houden van koeien voor vlees/zuivel, gewassen
verbouwen, hennep, vals en koolzaad.
Door deze commercialisering en specialisatie werd de Hollandse landbouw winstgevend.
Door deze toenemende welvaart betaalde Holland hoge belastingen > zo droeg het bij aan de
kosten die Karel V maakt > Dit gaf Holland een sterke positie. Holland kreeg veel regionale
autonomie: het mocht veel zelf regelen.
Hoofdstuk 2 De Nederlandse opstand
2.1 Rust in Engeland, oorlog in Frankrijk
Na de dood van de Hendrik VII, werd hij opgevolgd door zijn oudere zus Maria. Zij voerde
het katholieke geloof, de inquisitie en vervolging van protestanten weer in. Bijnaam: Bloody
Mary.
1558 Mary dood, opgevolgd door (halfzus)Elisabeth Tudor I. Ze voerde het protestantisme opnieuw in en verbood de katholieke en niet-anglicaanse kerk, maar vervolgde de katholieke + niet-anglicaanse dissidenten NIET!
1588 Filips II probeerde Elisa van de troon te stoten middels een ongelooflijk grote Armada. Met hulp van Nederland & een protestante storm werd de Armada verslagen.
1562 In Frankrijk is er een gruwelijke godsdienstoorlog tussen protestanten en katholieken. Ondanks geloofsvervolging bleef de protestantse beweging groeien. Vooral onder de adel, ontwikkelde burgerij en ambachtslieden.
Hugenoten = Franse calvinisten.
Waar de Hugenoten de steden in handen kregen, verboden ze de mis en volgde een beeldenstorm. > Dit leidde tot een burgeroorlog. De calvinisten kregen groot deel van Zuid-Frankrijk en katholieken het noorden en Parijs.
1572 De hugenoten leken een succes te boeken: hun leider Hendrik van Navarra trouwde met de zus van de Franse katholieke koning. Er werd zo gehoopt op een godsdienstige verzoening.
Aantal dagen na de bruiloft, raakte een hugenotenleider(Coligny) gewond bij een aanslag. De
hugenoten dreigden met wraak. Uit angst haalden de katholieke leiders de koning over de
hugenoten te vermoorden voor dat het hugenoten leger kon toeslaan. > bloedbruiloft
Bijna alle hugenotenleiders werden vermoord, Henrik van Navarra niet, omdat hij zich
bekeerde.
1589 Hendrik van Navarra koning (Hendrik IV)
De katholieken richtten uit protest de katholieke liga op. Samen met Filips II streden ze tegen Hendrik II en Hendrik IV
2.2 Opstand in de Nederlanden
1559 Filips II vertrok naar Madrid > landvoogdes: (halfzus) Margaretha van Parma.
Onder haar groeide de onvrede:
o Over belasting.
o Over centralisatiepolitiek.
o Strenge godsdienstpolitiek.
Volgens de hoge adel werden hun privileges aangetast. Geloofsververvolging nam toe door de
grote calvinistische stroom naar Nederland.
1566 Hoge adel biedt het Smeekschrift aan Margaretha aan. Vragen om verzachting van de geloofsvervolging. Rust alleen kon wederkeren als de kettervervolgingen geminderd werden.
Zomer van 1566: onrust komt tot hoogtepunt. Omdat de protestantse kerk geen kerk had,
hielden protestanten in het open veld Hagenpreken.
Na zo’n preek ging een groep calvinisten een plaatselijk klooster in en sloegen daar alles stuk > dit zorgde voor een kettingreactie
Filips wou dit streng bestraffen en stuurden daarom de Hertog van Alva naar Nederland. Onder de strenge hand van de Hertog van Alva werden er een paar nieuwe dingen ingesteld waardoor de onvrede nog meer groeiden:
• De Raad van Beroerten = Een rechtbank die boven de normale rechtbank stond.
• Centralisatie werd krachtig ter hand genomen.
• Nieuwe belasting = Tiende Penning op handel in roerende goederen.
- dit alles leed tot nog meer onvrede en verzet.
Calvinisten vormden onder de naam geuzen bendes waarmee ze hoopten Alva te kunnen verdrijven. Oranje werkte met hen samen en bracht met zijn broers in DL een paar kleien beroepsleger bijeen.
1568 Willem valt de Nederlanden daarmee binnen. Begin Nederlandse Opstand/ 80- jarige oorlog.
1572 Het lukt Oranje m.b.v. de geuzen het grootste deel van Holland en Zeeland in handen te krijgen. Deze gewesten erkenden Oranje als hun leider.
Deze strijd kostte Filips bakken met geld, als gevolg kon hij zijn troepen niet meer betalen.
1576 Grote muiterijen in het Spaanse leger
Spaanse furie: Spaanse soldaten nemen Antwerpen in
In Gent werden er vredesbesprekingen gevoerd.
8 november 1576 Pacificatie van gent= vredesverdrag tussen de gewesten van de Nederlanden met de afspraak om samen de Spaanse troepen te verjagen en Holland + Zeeland protestant te laten zijn, de rest katholiek.
Overal was gewetensvrijheid = niemand werd om zijn geloof vervolgd.
Filips legde zich er niet bij neer en stuurde een nieuwe landvoogd: de hertog van Parma (zoon van Margaretha), met verse troepen.
2.3 Een calvinistische republiek
1576 Calvinisme rukt op & neemt kerken over. Dit was in strijd met de Pacificatie van Gent.
Om zich hiertegen te verweren > Unie van Atrecht :
• Verbond van Zuidelijke Nederlandse gewesten met de landvoogd Parma tegen de opstandige calvinisten.
Om zich tegen Parma te verdedigen sloten de Noordelijke gewesten de Unie Van Utrecht:
• Bedoeld als militair verbond. De bondgenoten zouden alleen over de oorlog en vrede samen beslissen. Maar het werd de kern van een nieuwe staat.
1580 Oranje vogelvrij verklaard.
1581 Plakkaat van Verlatinghe: de S-G van de Noordelijke Nederlanden zet Filips II als hun heerser af. Ze stelden dat de vorst was aangesteld door God, maar kon worden afgezet als hij zijn onderdanen onderdrukte.
De opstandige gewesten wezen de Hertog van Anjou aan als nieuwe landvoogd om zo steun van Frankrijk te krijgen, zij kregen die niet.
1585 De graaf van Leicester tot landheer benoemd, leidde tot narigheid.
De Staten-Generaal besloot geen vorst meer te zoeken, maar soevereiniteit in eigen hand te houden. De gewesten gingen verder als republiek.
Het leek erop dat de Republiek niet lang zou bestaan, omdat de Rep was omsingeld van alle kanten en Parma al grote delen had veroverd. Dit werd afgeremd toen hij naar voor een aanval naar Engeland moest. Dit gaf de Republiek de kans op hun verdediging op orde te brengen.
Willem van Oranje was tegen een dwingende rol van de overheid -> meerdere godsdiensten moesten naast elkaar kunnen leven om de rust te bewaren.
1579 Na het sluiten van de Unie van Utrecht, waren Zeeland en Holland gereformeerd. Voor de rest kon je geloven wat je wilde en werd je niet vervolgd > gewetensvrijheid.
Dit betekende geen godsdienstvrijheid.
2.4 Het begin van de Gouden Eeuw
1576 De oorlog verplaatst zich naar het zuiden en oosten. In de noordelijke gewesten begon een lange periode van economische groei en welvaart > De Gouden Eeuw.
• Handel en nijverheid kwamen tot grote bloei.
• Commerciële landbouw nam verder toe.
• Landbouw profiteerde van de groeiende Oostzeehandel en van de groei van de steden
(afzetmarkten).
Omdat in 1583-1585 de hertog van Parma Vlaanderen en Brabant innam en Antwerpen door
het oorlogsgeweld viel, vluchtte er duizenden rijke koop- en handelslieden, textielverkopers
naar Leiden en Amsterdam.
• Leiden groeiden uit tot de belangrijkste Textielhoofdstad van de wereld.
• Alle rijke kooplieden gingen naar Amsterdam.
De zee gewesten van de Republiek namen economisch een flinke voorsprong op Engeland en
Frankrijk.
• Frankrijk -> bleef vooral traditioneel en zorgde er niet voor dat hun handel en/of welvaart groeide + last van burgeroorlogen
• Engeland -> groeide qua commerciële economie en handel wel maar was geen concurrent voor de Republiek.
De Republiek was niet een geheel maar grotendeels zelfstandig. Gewesten hadden:
• Eigen munteenheid.
• Regionale economie.
• In- en uitvoerrechten.
• Tolrechten
Ondanks de grote verschillen waren de gewesten van de Republiek wel degelijk economisch
met elkaar verbonden.
Het bestuur werd overheerst door kooplieden-regenten. In alle steden bestond het
stadsbestuur uit rijke burgers die actief waren in handel of nijverheid. Die families waren
door persoonlijke en familierelaties met elkaar verbonden, vaak over stadsgrenzen. Zo
konden er snel besluiten genomen worden die van maatschappelijk belang waren.
3 Een gouden eeuw voor de republiek
3.1 Burgeroorlog in Engeland, godsdienstvrede in Frankrijk
1596 Filips II begon Engeland opnieuw te bedreigen: hij stuurde een tweede Armada en veroverde, vanuit Vlaanderen, Calais. Hierop sloot Elisabeth een verbond met Frankrijk en de Republiek: het Drievoudig Verbond.
Calais kwam weer in Franse handen. De Franse koning, Hendrik IV, sloot ook
vrede met Spanje.
1604 De opvolger van Elisabeth, Jacobus I, sloot vrede met Spanje. >zo stond de Republiek er weer alleen voor.
Jacobus I en (zijn opvolger) Karel I grote problemen met het parlement. Ze wilden niet afhankelijk zijn van het parlement, omdat ze hun macht van God hadden gekregen. Maar in 1640 riep Karel (na 11 jaar) het parlement weer bij elkaar. Hij had namelijk geld nodig, en dit was de enige manier om belasting te kunnen heffen. Maar het parlement werkte niet mee. In 1642 wilde Karel zijn tegenstanders verrassen, en zo verscheen hij onverwachts in het Lagerhuis om de leiders van de oppositie te arresteren, maar zijn tegenstanders waren al vertrokken. Een menigte dwong Karel Londen te verlaten en dit was het begin van een burgeroorlog tussen voor- en tegenstanders van de koning. Karel werd in 1645 verslagen door een leger o.l.v. een strenge Calvinist, Oliver Cromwell. Eerst mocht hij koning blijven, maar op 27 januari 1649 werd hij ter dood veroordeeld. Engeland werd hierna een Republiek o.l.v. Cromwell. (Lord Protector)
Frankrijk
De katholieken wilden koning Hendrik IV niet erkennen, maar hadden geen tegenkandidaat. Verschillende hertogen eisten de troon, Filips stelde zijn eigen dochter Isabella
voor.
Hij liet Parma Frankrijk vanuit de Republiek binnenvallen. Parma voorkwam dat Hendrik IV Parijs innam, maar bereikte niet dat Isabella koningin werd.
1593 Hendrik IV deed voor de tweede keer afstand van zijn calvinistische geloof. Nu erkenden veel katholieken hem wel als koning.
1598 Hendrik maakt een eind aan de godsdienstoorlogen in zijn land met het Edict van Nantes = Hierin bepaalde hij dat Frankrijk katholiek was, maar dat de Hugenoten rechten hadden. Ze hielden vrijheid van godsdienst in de steden die ze al in handen hadden, en kregen te troepen om zich te verdedigen.
In Parijs en omgeving bleef het protestantisme verboden.
Hetzelfde jaar sloten Frankrijk en Spanje vrede omdat beide schatkisten leeg waren.
1610 Hendrik IV werd vermoord door een katholiek. Er brak chaos uit. De Staten-Generaal kwam samen en in de volgende jaren werd de binnenlandse vrede hersteld.
Koning Lodewijk XIII liet de regering grotendeels in handen van de kardinaal Richelieu. Hugenoten raakten hun troepen en vestigingen kwijt, edelen mochten geen privilegelegers meer hebben en hun forten werden vernietigd.
Richelieu steunde in de Dertigjarige Oorlog, de protestanten, en zat op deze manier Spanje dwars, dat aan de kant van de katholieken vocht.
Spanje nam in deze oorlog vele gebieden in bezit. Richelieu was bang dat hij werd omsingeld. Tot 1635 steunde hij de vijanden van de Habsburgers alleen met geld, later ging hij meevechten. Eerst ging dit niet goed, Spanje drong Frankrijk binnen tot vlak voor Parijs. Maar uiteindelijk leverde de oorlog Frankrijk gebiedswinst op ten koste van het Duitse Rijk.
3.2 De eerste twintig jaar van de Republiek
1587 De Deductie van Vrancken. Geschreven in opdracht van de Hollandse Staten. Hij schreef dat Holland geen vorst nodig had, de soevereiniteit was in handen van de Staten die het zelf hadden overgedragen aan een graaf in het verre verleden. Nu Filips II in 1581 was afgezet hadden ze die soevereine rechten teruggenomen.
De Republiek van een statenbond van zelfstandige staatjes, maar er waren ook centrale bestuur instellingen. De belangrijkste waren de Staten-Generaal. In de Republiek vergaderden ze het hele jaar, ze beslisten over de buitenlandse politiek, de defensie en waren verantwoordelijk voor het leger. De kosten werden opgebracht door de gewesten.
Alle gewesten hadden één stem in de S-G, maar Holland was overheersend, zij nam meer dan de helft van de gemeenschappelijke uitgaven voor zijn rekening.
De Republiek was gered door de ondergang van de Armada in 1588. Filips II wilde vanuit Engeland de noordelijke Nederlanden veroveren, dit kon niet meer en dus gaf hij Parma de opdracht om in Frankrijk de Hugenoten te veroveren. Weer kon Parma niet vol oorlog voeren tegen de Nederlanden en het Spaanse leger zat steeds in geldnood. De Republiek daarentegen stond financieel ijzersterk. Het leger kwam o.l.v. Maurits, zoon van Willem van Oranje.
Maurits was een hele goede strateeg, dankzij hem werd de ene na de andere overwinning geboekt. Er ontstond een gebied van de grote rivieren in het zuiden tot Duitsland in het oosten en de Waddenzee in het noorden, ze heetten voortaan: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel, Gelderland, Friesland en Groningen).
Dankzij het Drievoudig verbond met Engeland en Frankrijk had de Republiek bondgenoten tegen Spanje, maar het betekende ook dat de soevereiniteit van de Republiek door andere grote landen voor het eerst werd erkend.
Spanje gaf niet op, en sloot vrede mat Frankrijk en Engeland. Spanje kwam in geldnood en ze besloten te praten over vrede, maar ze werden het hier niet eens over de godsdienst. Spanje eiste godsdienstvrijheid voor de Katholieken in de Republiek, de Republiek voor de protestanten in de Zuidelijke Nederlanden. Geen van beide gaf toe, wel werd er afgesproken om de oorlog twaalf jaar te onderbreken. En in 1609 begon dat Twaalfjarig Bestand.
De macht in de Republiek was verdeeld over regenten, maar er staken er twee
bovenuit.
1 De stadhouder: was vroeger de plaatsvervanger van de vorst, toen Filips II werd afgezet bleef Willem van Oranje Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Nu kwam hij in dienst van de Staten van deze gewesten. Hij mocht regenten benoemen, hij was opperbevelhebber van het leger en vloot, Maurits nam dit over na zijn dood. Ook werd hij stadhouder van Gelderland en Overijssel.
2 De andere machtige was de Landsadvocaat of Raadspensionaris van Holland. Eerst was dit
Johan van Oldenbarnevelt. Hij was ambtenaar, en stond in dienst van de Staten van de gewesten. Hij voerde het woord namens Holland in de S-G, en dus werd het een soort regeringsleider.
Hij was bewonderaar van Willem van Oranje, hij zorgde ervoor dat Maurits werd aangesteld als opvolger van Willem van Oranje. Maurits en Van Oldenbarnevelt werkten goed samen tot het Twaalfjarig Bestand. Maurits had de leiding over het leger, Van Oldenbarnevelt deed de politiek.
Tijdens het Bestand ontstond er een machtsstrijd, deze bracht de Republiek aan de rand van een burgeroorlog.
3.3 Van twaalfjarig Bestand naar Vrede van Münster
De gereformeerde kerk raakte verscheurd tussen een streng orthodoxe en een meer vrijzinnige richting. Zo kwamen ook de twee belangrijkste mannen tegenover elkaar te staan. Van Oldenbarnevelt koos voor de meer vrijzinnige richting. Maurits koos voor de orthodoxe richting. Ze vochten om de politieke macht.
In Holland volgden de meeste steden Van Oldenbarnevelt, in de andere gewesten werd er gekozen voor Maurits. Zo ontstond er ook een strijd tussen de gewesten.
Holland vond dat de S-G zich niet met de godsdienstige zaken van de gewesten moest bemoeien. De andere gewesten vonden dat de S-G moesten beslissen dat de strenge godsdienstige leer de juiste was.
In 1617 besloten de Staten van Holland dat de steden eigen troepen mochten inhuren, die troepen moesten de Staten gehoorzamen en niet Maurits. Er dreigde een burgeroorlog (Holland tegen het Staatse leger o.l.v. Maurits).
Maar dit gebeurde niet, want in 1618 liet Maurits Van Oldenbarnevelt arresteren en gevangen zetten. Ook zette hij alle aanhangers van Van Oldenbarnevelt uit alle stadsbesturen. De S-G besloot ondertussen in 1619 dat de vrijzinnige godsdienstige opvattingen vals waren. Daarna werd Van Oldenbarnevelt ter dood veroordeeld.
De oorlog tegen Spanje in 1621 hervat, dit wilden Maurits en de S-G ook. Deze oorlog begon slecht, Spanjaarden en Oostenrijkers hadden de overhand in Duitsland, en Spanje dwong ook de Republiek om zich te verdedigen.
Maar vanaf 1625 had Spanje alweer grote financiële problemen, en werden de troepen verminderd.
De opvolger van Maurits was Frederik Hendrik, onder hem werd het leger van de Republiek juist versterkt. Hij slaagde erin om Spanje te verjagen uit Gelderland en Overijssel. Maar Spanje begon in 1629 opnieuw een offensief en kwamen ver de Republiek binnen, maar Frederik Hendrik veroverde daarop weer een groot gebied.
Vanaf 1635 kwam er voor Spanje, naast de Dertigjarige Oorlog en Tachtigjarige Oorlog, nog een oorlog bij tegen Frankrijk. De Spaanse economie kon dat niet meer aan. In 1640 kwamen Catalonië en Portugal in opstand tegen de hoge belastingen. Portugal werd weer onafhankelijk. De Spaanse koning wilde nu vrede, maar de Republiek was daar verdeeld over, velen dachten dat er met oorlog meer te winnen viel. Ook internationaal stond de Republiek er goed voor.
1648 De Republiek en Spanje sluiten de Vrede van Münster.
Ook kwam er een einde aan de Dertigjarige oorlog, de Republiek mocht de veroverde gebieden in Brabant, Limburg en Vlaanderen houden. Het grootse deel ervan bleef bij de Spaanse Nederlanden.
De Nederlandse stukken werden voortaan Generaliteitslanden genoemd, omdat ze door de S-G bestuurd werden en geen zelfbestuur kregen.
De oorlog had uiteindelijk maar weinig opgeleverd. De Zuidelijke Nederlanden kregen de protestanten geen godsdienstvrijheid en evenmin de katholieken in de Republiek.
3.4 De Gouden Eeuw
De eerste eeuw van de Republiek word de Gouden Eeuw genoemd. Holland stond economisch erg sterk en had de grootste handelsvloot van de wereld. Er werd veel gehandeld met Europa, Azië, Afrika en Amerika.
Amsterdam werd het centrum van het handelskapitalisme. Handelaren kwamen hier om zaken te doen en daarom werden er nieuwe instellingen opgericht, zoals de Amsterdamse Wisselbank (geld bewaren, wisselen, overboeken) en de Amsterdamse Beurs (handelen in alle mogelijke producten).
De Tachtigjarige Oorlog en het Twaalfjarig Bestand stonden de groei van de handel, nijverheid en landbouw niet in de weg.
Engeland en Frankrijk bleven achter bij de Republiek. Hun handel groeide minder snel. Ook stonden Frankrijk en Engeland nog niet zo sterk.
De kleinschaligheid en de nauwe contacten tussen ondernemers en regenten een voordeel. Het leidde tot handelen, en zo werd ook de Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC) opgericht in 1602.
In 1596 bereikten de Nederlanders voor het eerst Java, en rond 1600 waren ze al de belangrijkste importeurs van de kostbare Oost-Indische specerijen. Maar de concurrentie tussen de Nederlanders werd heel hevig, en de winsten daalden. De S-G besloot om één bedrijf op te richten: de VOC. Deze mocht voortaan als enige Nederlandse onderneming handelen in Azië, met als doel om winst te maken. Iedereen met geld kon aandelen kopen.
De VOC was een publiek-private organisatie(=particulier bedrijf dat ook overheidstaken heeft).
Ze moesten eerst tegen Portugal vechten, die hadden namelijk van de Paus het alleenrecht gekregen om te handelen met Azië en Afrika. De geleerde Hugo de Groot stelde toen in een geschrift: ‘Mare Liberum’, dat de zee geen eigendom van een land was, maar door iedereen gebruikt kon worden. Maar ook de VOC hield zich er niet aan door de Portugezen te verjagen uit Java en de Molukken.
De belangrijkste producten die naar Europa gingen waren peper en fijne specerijen als kruidnagel en nootmuskaat, later koffie en katoen. Engeland stichtte (tegelijk met de VOC) de East India Company op. Ook dit was een publiek-privaat bedrijf, maar de VOC had meer succes.
In 1598 werd er voor het eerst aangemeerd aan de Afrikaanse westkust, er werd vooral goud en ivoor gehaald. Later werden er ook slaven gehaald die naar Amerika werden gebracht.
In 1598 gingen de Nederlanders voor het eerst naar Amerika, hiervoor werd de West- Indische Compagnie (WIC) opgericht. Ook deze kreeg een handelsmonopolie. Ook mocht de WIC kolonies stichten.
De WIC zette een Driehoekshandel op tussen Europa, Afrika en Amerika.
Er werden wapens en andere koopwaar naar Afrika gebracht, daar werden slaven gekocht die weer naar Amerika werden vervoerd. Die moesten daar werken op suiker-, tabaks-, en koffieplantages. Die producten gingen dan weer naar de Republiek.
Maar de WIC maakte zelden winst. Spaanse, Portugese, Britse en Franse concurrenten waren in Amerika veel sterker dan in Azië. De WIC moest zich ook nog bezighouden met kaapvaart. De Spaanse zilvervloten moesten aangevallen worden, want Spanje betaalde daar de oorlogen mee. Deze kaapvaart stond het functioneren van de WIC als handelsbedrijf in de weg.
Hoofdstuk 4 De republiek verliest haar voorsprong
4.1 De opkomst van Engeland en Frankrijk
1643 Koning Lodewijk XIII sterft, werd opgevolgd door Lodewijk XIV. Nadat zijn eerste minister was overleden, regeerde hij voortaan zelf. Zo maakte Lodewijk XIV van Frankrijk een absolute monarchie, de wil van de koning was wet.
Hij vestigde zijn paleis in Versailles, en liet zich de Zonnekoning noemen. Hij maakte van Frankrijk een centraal bestuur met een groot ambtenarenapparaat (de adel en rijke burgers hadden niks meer te zeggen) en een sterk leger (een staatsleger). Zo werd Frankrijk het sterkste land in Europa en Lodewijk voerde bijna altijd oorlog.
Hij voerde een politiek van mercantilisme in: de staat steunde de handel en nijverheid met subsidies en hoge invoerrechten op buitenlandse producten. Dit om het leger te kunnen betalen en de economie te versterken.
Lodewijk schafte godsdienstvrijheid af en voerde het katholicisme in. Heel veel hugenoten vluchtten toen naar de Republiek of naar Amerika.
Engeland
1649 Karel I onthoofd. Engeland werd een Republiek o.l.v. Oliver Cromwell, maar de rust keerde niet terug.
In het leger brak er een opstand uit onder de militairen, die wilden verder gaan door een eind te maken aan de stadsvoordelen, het bezit verdelen en algemeen mannenkiesrecht invoeren. Cromwell sloeg alle opstanden neer met harde hand, en ontwikkelde zich tot een dictator. Hij stuurde in 1653 het parlement naar huis, werd alleenheerser (Lord Protector: Beschermheer).
Hij was een calvinist (puritein) en proberen met zijn aanhangers Engeland calvinistisch te maken. Maar de maatregelen die hij nam maakten hem weinig populair.
Zijn opvolger (zijn zoon Richard) probeerde hetzelfde als zijn vader, maar werd al na een jaar afgezet.
Om een nieuwe burgeroorlog te voorkomen trok de commandant van het leger in Schotland, Londen binnen. Hij riep het parlement bijeen, en die herstelden de monarchie. Dit werd de Restauratie genoemd.
1660 de zoon van de oude koning terug naar Londen. Het parlement riep hem uit tot koning Karel II.
De Franse en Engelse koning.
Karel II bewonderde Lodewijk XIV en hij wilde ook een absolute koning worden.
Financieel was Karel afhankelijk van het parlement. Hij had moeten beloven dat hij de rechten van het parlement zou respecteren, hij mocht bijv., niet zonder goedkeuring belasting heffen. Van het parlement kreeg hij niet veel geld, daardoor en door familiebanden kwam hij in contact met Lodewijk.
Lodewijk kon de steun van Karel goed gebruiken, hij wilde namelijk zijn absolute macht uitbreiden dan in Frankrijk alleen. De Rijn en de Maas moesten de natuurlijke grenzen worden. Hij begon die veroveringen in de (Spaanse) Nederlanden. De Republiek dwong hem te stoppen samen met Engeland en Zweden, als hij geen vrede sloot met Spanje zouden die hem aanvallen.
Lodewijk sloot daarop vrede, maar wilde wraak nemen op de Republiek. Hij sloot een geheim verdrag in 1670 met Karel: het verdrag van Dover. Lodewijk zou ieder jaar veel geld geven aan Karel, en dan zouden ze samen de Republiek aanvallen. Het Britse parlement werd hier buiten gehouden.
4.2 Het eerste stadhouderloze tijdperk
Staatsgezinden en Oranjegezinden.
Willem II volgde Frederik Hendrik als stadhouder, maar hij
kreeg al snel ruzie met de machtigste Hollandse regenten. Willem wilde een sterker leger,
maar de regenten wilden die juist verkleinen. In 1650 liet Willem (net als Maurits destijds) al
zijn tegenstanders arresteren. Kort hierna overleed hij, maar zijn opvolger/zoon werd een
week later geboren.
De tegenstanders van de Oranjes maakten hier gebruik van. Zij vonden dat er in vredestijd
geen Stadhouder nodig was. Stadhouders waren te oorlogszuchtig, en oorlogen waren duur
en schadelijk voor de handel.
Zo riepen de Hollandse Staten honderden regenten uit alle gewesten bijeen voor een ‘Grote
Vergadering’. Er werd hier besloten geen nieuwe Stadhouder te benoemen. Dit was het begin
van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk, en duurde tot 1672.
Het bestuur werkte via de lokale regenten en het staatsmanschap van Johan de Witt, hij was
raadspensionaris van Holland en de belangrijkste politicus van de Republiek.
Zo kwamen twee regentengroepen tegenover elkaar staan: de staatsgezinden en de
Oranjegezinden.
• Staatsgezinden: o.l.v. de Witt: vonden dat het bestuur geen Stadhouder nodig had. De erfelijke machthebber was een bedreiging voor de vrijheid. De kwaliteit en niet de geboorte moest bepalen wie de Republiek moest leiden. Ze vonden dat de afzonderlijke gewesten soeverein moesten zijn.
• Oranjegezinden: wilden de soevereiniteit van de gewesten beperken. De Republiek had een ‘eminent hoofd’ nodig, die moest de leiding geven aan de staat en het leger. Zij vonden dat alleen de Oranjes konden voorkomen dat de Republiek niet uit elkaar viel en ervoor zorgden dat het land veilig was.
De meesten onder het volk waren Oranjegezind, zo ook de adel. Maar het volk en de adel
hadden weinig te zeggen in Holland. Het waren de Kapitaalkrachtige burgers, de rijke
families die de plaatsen in de stadsbesturen verdeelden.
De regentenfamilies waren meestal rijk geworden door de handel. Maar in de 17de
eeuw gingen ze liever beleggen dan zelf actief meedoen in de handel. Er was in de Republiek
vergeleken met andere landen, veel tolerantie. Godsdienstige minderheden werden niet
vervolgd, de regenten waren voor gewetensvrijheid, vervolging en censuur waren ook bijna
onmogelijk doordat er geen centraal bestuur was. De steden waren autonoom.
Johan de Witt gaf leiding over de buitenlandse politiek tijdens het Eerste Stadhouderloze
Tijdsperk, maar had meer oog voor de belangen van Holland dan voor die van andere
gewesten. Hij (en andere regenten) wilden de sterkste vloot voor bescherming van de
zeehandel. En zo werd het leger dat het oosten moest beschermen verwaarloosd.
In 1648 werd de Republiek bedreigd door Engeland en Frankrijk, de Witt probeerde toen die
landen tegen elkaar op te zetten door afzonderlijke bondgenootschappen te sluiten. Frankrijk
en de Republiek beloofden elkaar steun te geven in oorlog, en handelsvoordelen aan
elkaar te gegeven.
Zo werd Engeland de grote vijand, bovendien waren Engeland en de
Republiek concurrenten in de internationale handel.
Het Engelse parlement nam in 1651 de Acte van Navigatie aan. Deze wet bepaalde dat
schepen alleen goederen naar Engeland mochten brengen als ze in eigen land geproduceerd
waren.
Dit was een probleem voor Holland, die haalde namelijk over haar producten vandaan. Zo
kwam de eerste Engelse zeeoorlog (1652-1654). In deze handelsoorlog was Engeland sterker.
Later brak ook de tweede handelsoorlog uit, de Engelsen namen Nieuw Amsterdam in, maar
deze oorlog won de Republiek. Engeland mocht New York houden (1667) in ruil ervoor
kregen ze Suriname. Dit was aantrekkelijk door de suikerplantages.
4.3 Stadhouder-koning Willem III
1672 is het Rampjaar voor de Republiek.
Frankrijk en Engeland verklaarden de Republiek oorlog, ook de bisschoppen van Keulen en
Munster. De Republiek werd dus aangevallen door Fransen en Duitsers vanuit het oosten en
vanaf de zee door Franse en Engelse oorlogsvloot. De Nederlandse vloot hield stand, maar op
het land was het (verwaarloosde) leger kansloos. In Holland ontstond paniek. Johan en zijn
medestanders kregen de schuld.
En zo maakten de Oranjegezinden gebruik van de volkswoede. Willem III werd tot
Stadhouder van Holland en Zeeland benoemd, de Witt nam ontslag en vermoord. Willem III
bleek een goede legeraanvoerder te zijn, en zo hield Holland onder zijn leiding stand achter
de Hollandse Waterlinie. Ook sloot hij bondgenootschappen met Oostenrijk, Spanje en
Pruisen, ook die voelden zich bedreigd door Frankrijk.
In 1674 is het gelukt de Fransen te verjagen.
Willem III kreeg meer bevoegdheden, maar hij
gebruikte zijn bevoegdheden niet om het staatsbestel (inrichting van het staatsbestuur) te
veranderen. Zo bleef de soevereiniteit in handen van de Staten.
Willem III richtte zich vooral op de internationale situatie, hij werd een grote vijand van
Lodewijk XIV. Hij wilde de veiligheid van het protestantisme en de Republiek verzekeren. Zo
Lodewijk XIV. Hij wilde de veiligheid van het protestantisme en de Republiek verzekeren. Zo
voerde hij verschillende coalitieoorlogen om te voorkomen dat het katholieke Frankrijk een
overwicht in Europa kreeg. Hij zette de oorlog tegen Frankrijk voort na 1674.
Hij trouwde in 1677 met zijn nicht Mary Stuart (erfgenaam van de Engelse troonopvolger) om
Engeland aan zijn kant te krijgen. De Hollandse Staten dwongen hem vrede te sluiten met
Frankrijk, maar Frankrijk begon weer op te rukken na een aantal jaar. Zo maakte Lodewijk
zich meester van het prinsdom Oranje, Willem was hiermee diep beledigd.
In 1685 werden de rechten van de Hugenoten afgenomen, Jacobus II werd koning in
Engeland. Die was bewonderaar van het absolutisme en van Lodewijk XIV. Ook was hij
katholiek.
Er dreigde nu een Frans-Engelse aanval (net als in 1672).
De Engelse protestanten bedachten een plan met Willen III om Jacobus te verjagen. Zo
vertrok Willen naar Engeland met een vloot, en ging met zijn leger aan land. Veel hoefde hij
niet te vechten, want de Britse officieren met hun legers sloten zich bij hem aan. Zo braken er
in Londen antikatholieke rellen uit. Jacobus vluchtte naar Frankrijk, en het parlement riep
‘William en Mary’ in 1689 uit tot koning en koningin. Zij aanvaarden de ‘Bill of Rights’,
hier stonden de rechten van het parlement in. Nu was de Glorious Revolution
voltooid.
Engeland was nu een parlementaire monarchie, de volksvertegenwoordiging had
het laatste woord.
Zo werden dus Engeland en de Republiek in een persoonlijke unie verenigd. Ze vormden
onder stadhouder-koning Willem III een protestantse coalitie tegen Frankrijk. Lodewijk had
in 1688 de Republiek de oorlog verklaard, zo gingen Engeland en de Republiek samen met
Spanje en Oostenrijk tegen Frankrijk vechten. In 1697 werd de Vrede van Rijswijk
getekend.
Lang duurde deze vrede niet, en brak namelijk in 1701 alweer oorlog uit. Weer
waren het de Republiek, Engeland en Oostenrijk tegen Frankrijk. Pas in 1713 werd het weer
vrede. Willem III stierf in 1702, maar zijn doel was wel bereikt: een Franse hegemonie over
Europa was voorkomen.
4.4 Het einde van de Gouden Eeuw
Aan de Gouden eeuw kwam in de tweede helft van de 17de eeuw een einde. Na het rampjaar werd duidelijk dat de Republiek zijn economische voorsprong verloor. Engeland en Frankrijk haalden de Republiek in.
De Nederlandse handel leed het meeste onder de oorlogen en de mercantilistische maatregelen die in heel Europa genomen werden. Het begon met de Acte van Navigatie in 1651 door Engeland. Daarna volgden er meer, uit Engeland, Frankrijk en andere landen.
Lodewijk XIV beschermde de eigen handel en nijverheid in 1664 tegen de Nederlandse concurrentie. Zo kwamen er invoerheffingen, sommige heffingen werden zo hoog dat de Nederlandse handelaren niet meer met Frankrijk handelden. En zo gingen enkele bedrijfstakken ten onder.
Deze teruggang van de Hollandse handel en nijverheid zorgde ervoor dat de situatie in een neerwaartse spiraal terecht kwam. Door de ene achteruitgang werd de andere aangezet of versterkt.
De koloniale handel bleef wel groeien, maar de winsten stonden ook hier onder druk. De VOC ging meer verschepen maar de winst nam niet toe, in 1730 daalde die zelfs en uiteindelijk leidde de VOC verlies.
Ook de kosten van de oorlogsvoering waren hoog. Om toch de oorlogen te betalen moest de Republiek steeds meer schulden maken en belasting heffen. Maar de belastingen brachten weinig op, en waren slecht voor de economie. Zo gingen Holland en de Staten-Generaal vanaf 1672 veel geld lenen om de oorlogen tegen Frankrijk te betalen. Ze deden dat door obligaties te betalen.
In 1714 waren de schulden zo hoog dat de overheid meer aan rente moest betalen dan wat ze aan belasting binnen kregen. In 1715 werd tijdelijk de belasting en de rente gestaakt, oftewel de Republiek was failliet.
Na de dood van Willem III in 1702 werd er geen nieuwe Stadhouder benoemt. Zo begon het Tweede Stadhouderloze Tijdperk. Maar de regenten bleken ook in de tijd van vrede de economische situatie niet op te kunnen lossen. De vloot en het leger werden wel heel erg verkleind, maar de belastingen en de schulden omlaag brengen lukte niet. Een ander probleem: het bestuur was in handen van een vaste kliek regentenfamilies, deze rijke families hadden zelf veel obligaties. Dus zij profiteerden juist van de hoge staatsschuld, ze verdienden flink aan de rente die erover betaald moest worden.
En zo was de Republiek in de 18de eeuw geen mogendheid meer. Het neutrale land was niet meer in staat zichzelf te verdedigen. Dat bleek in 1747 toen Frankrijk binnenviel. Het leidde tot een oproer dat een einde maakte aan de Stadhouderloze Tijdperk.
De nieuwe stadhouder kon de ondergang van de Republiek niet tegenhouden. En zo was de Republiek kansloos in 1780 in een zeeoorlog tegen Engeland. In 1795 ging de Republiek ten onder en werd alsnog bezet door de Fransen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden