Dynamiek en stagnatie in de republiek

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 5300 woorden
  • 9 maart 2010
  • 50 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
50 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Dynamiek en stagnatie in de republiek

Hoofdstuk 1.
Het einde van de 15e en de 16e eeuw.

1.1 Oriëntatie

• Om het bestuur te centraliseren richtte Filips in 1464 de Staten-Generaal op.
• In 1548 waren de 17 Nederlandse en Bourgondische provincies een vaste eenheid van het Habsburgse Rijk geworden onder leiding van Karel V.
• Samen met de Portugezen legden de Spanjaarden de basis voor de latere Europese Expansie.
• In 1520 was de Nederlandse Katholieke kerk in een crisis beland. Veel burgers keerden zich af van de kerk omdat de geestelijken vaak misbruik maakten van hun macht. Dit was het begin van de opkomst van het protestantisme. Reformatie.

• Filips II besluit vanuit Spanje zijn rijk met harde hand te regeren. Met als gevolg dat in de Nederlanden de afkeer tegen het bewind van de koning bloeide.
• Onder leiding van Willem van Oranje (1559 stadhouder van Holland en Zeeland) verzamelden de edelen zich in een liga om Filips II onder druk te zetten. Zij wilden dat de Adel de dienst zou uitmaken.
• In 1566 ontstond er een Beeldenstorm. Deze hield in de Kerken te zuiveren van de in hun ogen stuitende pracht en praal waarmee de godshuizen versierd waren. Dit onder leiding van de edelen en de calvinisten.
• Als gevolg op de Beeldenstorm stuurde Filips II de Hertog van Alva. Hij hernieuwde de jacht op deze Ketters. Ook voerde hij zeer hoge belastingen in.
• Als reactie hierop ontstond er een offensief dat de “watergeuzen” werd genoemd. Zij rukten op vanuit Den Briel in 1568 wat ook het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) was.
• In 1579 sloten zeven gewesten de unie van Utrecht. Zij beloofden elkaar te steunen in de oorlog tegen Spanje.
• In 1581 stuurde de opstandige gewesten het “Plakkaat van Verlatinghe” waarin zij schreven Filips II niet langer als hun koning te erkennen.
• Met de Vrede van Munster kwam er een eind aan de tachtigjarige oorlog.

1.2 De opkomst van Holland in de 15e en 16e eeuw.

Een Oudhollands landschap
• Vanaf de 11e eeuw zijn de Hollanders bezig geweest de landbouwgronden in hun streek uit te breiden. Deze gronden werden letterlijk uitgeknepen als een spons. Dit ging door middel van slootjes langs de gronden te plaatsen die het water afvoerden.
• Omdat het moeilijk was granen te verbouwen vertrokken veel boeren naar de stad omdat hier de kans op werk veel groter was.

Groeiende behoefte aan graan
• Omdat er een tekort aan graan dreigde te ontstaan moest men het gaan importeren. Eerst werd dit gedaan vanuit Frankrijk, maar vanwege de vele conflicten tussen Frankrijk en Nederland stortte de handel in.

• De Hollanders haalden hun graan nu uit landen rond de Oostzee. Vanaf 1470 werden deze tochten steeds frequenter gemaakt.
• Nederland had genoeg om nu zelf te handelen in graan en zag een bloeiende economie tegemoet in tegenstelling tot andere Europese landen.
• De mens plantte zich in die tijd sneller voort dan dat er genoeg voedsel was voor hen. Hierdoor ontstonden hongersnoden en stierven er veel mensen. Dit ging net zo lang door tot het evenwicht tussen voedsel en inwoners bereikt was. Deze crisis genaamd Malthusiaanse spanningen kwam niet voor in de Republiek.
Conflicten met de Hanzesteden
• In 1250 durfden de kampenaren als eersten naar de Oostzee te varen. Daar lagen steden die samen een verbond vormden: “De Hanze”. De kampenaren en andere steden rond de IJssel sloten zich hier bij aan.
• Doordat Holland ook naar de Oostzee trok raakten Kampen, Deventer en Zutphen steeds meer handel kwijt aan de Hollanders.
• De graanhandel in die tijd heette: “Moedernegotie”.

Het Unieke karakter van de landbouw
• Boeren gingen zich specialiseren. Ze verbouwden groenten voor de stedelijke markt en Handelsgewassen zoals vlas en hennep.
• Door Gecommercialiseerde landbouw was minder mankracht nodig.
• Men investeerde samen in de landbouw om een beter resultaat te behalen. Al in de middeleeuwen waren de Hollanders verenigd in Waterschappen. Dit waren soort organisaties waarin men samenwerkte tegen het water door middel van dijken.

Nijverheid
• Boeren en landbouwers in het westen voor wie geen werk meer was in de landbouw, konden aan de slag in de Textielnijverheid op het platteland of in de stad.

• Omdat de macht van de Gilden in Amsterdam en Haarlem niet zo groot was werden dat de belangrijkste textielsteden. Dat kwam omdat de gilden geen productiegroei toelieten vanwege hun strakke regels.
• Trafieken zijn industrieën waarin grondstoffen veredeld werden. Dit hield in, Geïmporteerde grondstoffen werden verwerkt en weer geëxporteerd.
• Manufacturen zijn grote bedrijven waarin arbeiders nog maar een deel van het productieproces verrichtten.
• Urbanisatie, steeds meer mensen verruilden het platteland voor de stad.

Waarom kon de economie uitgroeien tot het ‘Hollandse wonder’?
• In de 15e en 16e eeuw beleefden steden als Brugge, Gent en Antwerpen hun gouden tijd. Dit was toen nog het middelpunt van handel.
• Door de oorlog met Spanje hadden de gevolgen van de Spaanse ingrijpen in Antwerpen een gunstige uitwerking op de economische bedrijvigheid in het noorden.

De één zijn dood …
• Het jaar 1585 is een pijnlijk jaar voor de Antwerpenaren. Doordat zij samen met de noordelijke Nederlanden in opstand kwamen tegen Spanje stuurde Spanje de Hertog van Parma. Deze heeft de Zuidelijke Nederlanden weer tot Spaans bezit weten te brengen waardoor de Haven van Antwerpen werd gesloten. Antwerpen was niet langer meer het middelpunt van handel.
• Als gevolg vluchtten veel Antwerpenaren naar het Noorden. Met hun kennis en kapitaal groeide Holland uit tot het centrum van het Handelskapitalisme met Amsterdam als belangrijkste Stapelmarkt.

Hoofdstuk 2
De Gouden Eeuw. De Republiek 1585 – 1672


2.1 Oriëntatie

Bestuur van de Republiek
• Onder het bewind van Maurits (1585-1625) en Frederik Hendrik (1625-1647) groeide de stadhouder uit tot een van de belangrijkste politieke figuren in de republiek. Zij voerden hun militaire taak als legeraanvoerder goed uit.

• Nog een belangrijk figuur uit de republiek was de Raadspensionaris. Dit was de hoogste ambtenaar van het gewest Holland in de Staten-Generaal.
• De republiek was een soort Statenbond, een staatsinrichting waarin de verschillende provincies veel eigen macht hadden.
• De Staten-Generaal bestuurde ook de Generaliteitslanden. Dit waren de gebieden die de republiek heeft heroverd van de Spanjaarden, zoals Brabant.

Van Twaalfjarig Bestand naar Vrede van Munster
• In 1609 sloten Spanje en de Republiek een wapenstilstand die uiteindelijk tot 1621 duurde, het Twaalfjarig Bestand.
• De Economische boycotten die Spanje ondertussen organiseerde belemmerde de handel van de Republiek. Ook de kaapvaart gaf veel problemen.
• In 1648 werden zowel de Dertigjarige oorlog (Par. 2.6) als de Tachtigjarige Oorlog afgesloten met de Vrede van Munster. De kaapvaart werd ook opgeheven en de scheiding tussen Noord en Zuid werd definitief.

Zonder stadhouder
• Na het overlijden van Stadhouder Willem II in 1650 ontstond het stadhouderloze tijdperk die tot 1672 zou duren. Want waarom zou je een legeraanvoerder nodig hebben in een tijd van vrede.
• Onder de leiding van Raadspensionarissen als Johan De Witt kon de Republiek zich ook handhaven.
• Al meteen na Munster brak de eerste Engelse Zeeoorlog uit (1652-1654), later gevolgd door nog twee.
• Ook Frankrijk onder leiding van Lodewijk XIV spande samen met de bisdommen Munster en Keulen, en vielen de Republiek over land aan. Kon de Republiek wel zonder stadhouder?

• In 1672 nam de zoon van Willen II, Willem III de taak als stadhouder op zich. Hij versloeg de invallers en er werden vredesonderhandelingen getekend.
• De Culturele en economische bloeiperiode werd de Gouden Eeuw genoemd.

2.2 De Agrarische Markt
• Kooplui uit Amsterdam investeerden in de 17e eeuw hun kapitaal in de grote Noord-Hollandse droogmakerijen.
• Deze bedrijven waren winstgevend door drie factoren: Commerciële landbouw, bevolkingsgroei en de specialisatie en ontwikkeling van de nijverheid.

Commerciële landbouw en bevolkingsgroei
• Toen de bevolking in de Republiek vanaf 1585 groeide, nam de consumptie van landbouwproducten toe. De Hollandse boer dacht hierdoor commercieel en produceerde voor de markt.
• Om de binnenlandse handel te vergemakkelijken werd in de 17e eeuw een netwerk van trekvaarten gegraven dat de steden onderling verbond. Langs de oevers kwamen paden waarover paarden de boten voorttrokken.

Droogmakerijen
• Omdat er zoveel vraag naar landbouwgrond was leek Nederland te klein. Vaak werden de gebieden geteisterd door overstromingen. Hier deden de Molens hun intreden. Deze zorgden ervoor dat meren werden drooggelegd en zo werd er grond gewonnen.
• Ook werden de molens gebruikt voor het vermalen van mosterdzaadjes of andere dingen.


2.3 Nijverheid en Immigratie
• Het voortdurende tekort aan arbeidskrachten leidde tot een hoog loonpeil, hoger dan ergens anders in Europa. Dit trok veel immigranten aan.
• Ook om religieuze en politieke redenen kwamen er immigranten naar de Hollandse steden.

Inbreng en gevolgen
• Door toename van de bevolking nam de binnenlandse vraag toe. Daar profiteerden landbouw en nijverheid van.
• De rente in de Republiek was laag en rijke kooplui uit Antwerpen namen hun kapitaal mee en investeerden dat. Zij introduceerden ook nieuwe bedrijfstakken en technische en commerciële kennis.
• De lonen in de Republiek lagen hoog omdat er een grote vraag naar arbeiders was. Hierdoor heeft de Republiek twee eeuwen lang de hoogste lonen in Europa uitgedeeld.

Arbeidsproductiviteit en verplaatsing nijverheid
• Door de hoge lonen stimuleerden de werkgevers zijn werknemers om de productiviteit te verhogen.
• Dit vroeg om arbeidsbesparende technieken, energiebronnen en machines.
• Een andere methode was de verplaatsing van de nijverheid naar het platteland waar de lonen lager waren.
• De nijverheid werd dus door de groei van de bevolking en de komst van immigranten en kapitaal gestimuleerd. Ook de toenemende handel vanuit Amsterdam en andere steden van de Republiek hielpen daarbij.

Scheepsbouw
• Reders zochten naar een schip dat met minder arbeidskrachten sneller kon varen en meer lading kon meenemen.

• Verder wilden scheepsbouwers efficiëntere productiemethoden.
• Hierbij waren de diepte van het schip (past het wel in de haven) en de zeilbaarheid hiervan, van belang.
• Ook de zeilen moesten met tegenwind nog te gebruiken kunnen worden.
• Vier vragen naar een schip en één oplossing: het fluitschip.
• Als je door de Sont voer, op weg naar de Oostzeelanden, moest je Sonttol betalen. Deze werd berekend door de lengte en de breedte van het schip. Het fluitschip moest hierdoor minder tol betalen.
• De Republiek leverde de goedkoopste en de snelste handelsschepen in Europa. De overheid hielp hieraan mee door de invoerrechten op scheepsbouwmaterialen laag te houden.
• Andere bedrijfstakken hadden hier ook baat bij, zoals de touwslagerijen en de zeilmakerijen. Ook de wapennijverheid groeide doordat er kanonnen voor zelfverdediging werden geplaatst op deze schepen.

2.4 Handel, Scheepvaart en Visserij.
• In Amsterdam had je de zogenaamde Koopmansbeurs, Hier kwam je van alles te weten: de prijzen van goederen in de wereld, de hoogte van verzekeringspremies op handel voor verschillende gebieden en wat het kostte om je handelswaren te laten transporteren met de geregelde lijndiensten in binnen- en buitenland, de beurtvaart.
• Ook de Wisselbank was in dat knooppunt van informatie van belang. De bank gaf schuldverklaringen van de koper aan de verkoper uit, waardoor je zonder geld heen en weer te varen toch handel kon drijven.

Europese handel
• De handel met het Oostzeegebied bleef voor de Republiek de belangrijkste tak van handel. Een hoogtepunt in de Oostzeehandel kwam tijdens het Twaalfjarig bestand. De koopvaardij kon toen ongestoord varen.


Naar nieuwe verten
• Dankzij de Amsterdamse informatiestapelmarkt kregen de Hollandse kooplui zicht op de mogelijkheden om zelf op Afrika, Azië en Amerika te varen.
• De kooplui uit Zeeland en Holland richtten Compagnies op om samen op avontuur te gaan. In 1595 werd voor het eerst de kust van Indonesië bereikt.
• In 1602 bracht raadpensionaris Oldenbarnevelt van Holland de Compagnies van verre samen in de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).
• De VOC kreeg voorrechten om in het Oosten van de wereld handel te drijven en gebieden te verkennen. Ook kregen zij soldaten mee om zelfstandig oorlog te voeren.
• Langzamerhand verschoof de aandacht van de koopvaardij van bulkgoederen naar luxe stoffen, zoals specerijen en fijne stoffen.
• In 1621, het laatste jaar van het Twaalfjarig Bestand, werd ook de compagnie opgericht voor de rest van de wereld. Dit gold voor de westkust van Afrika en geheel Amerika. De West-Indische Compagnie (WIC).
• In het begin stortte de WIC zich op de kaapvaart, maar algauw vonden zij een andere tak van koopvaardij: de Slavenhandel.
• Men ging eerst vanuit Nederland met handel naar Afrika om daar slaven te halen, daarna gingen zij naar Amerika om deze slaven te verkopen voor nieuwe handel, en zo kwamen de Nederlanders met een volle buit terug. Een efficiënte driehoekshandel.

Haring en walvis
• In 1614 werd de Noordse Compagnie opgericht. Reders uit de Zaanstreek, de Rijp, Enkhuizen en Hoorn werkten samen en investeerden in walvisjagers om de risico’s te spreiden.
• In De Rijp werd stinkend spek tot traan verwerkt en slachtafval tot lijm. Dit heeft eeuwenlang tot stankoverlast gezorgd.


2.5 De Overheid
• De Staten-Generaal besliste, zoals al werd uitgelegd, slechts over de buitenlandse politiek, over oorlog en vrede en over het bestuur van de Generaliteitslanden.
• Particularisme, de neiging om als provincie vooral alles zelf in je eigen belang te beslissen was een typisch kenmerk van de Republiek.

Regenten
• Regenten, de gegoede klasse die een functie in het bestuur van een stad hebben.
• De sociale bovenlaag waartoe de regenten behoren is het Patriciaat.

2.6 De Internationale Situatie
• Behalve tegen De Republiek vocht Spanje op vele fronten tegelijk. Vanuit zuidoost europa was er een opmars van de Turken die het islamitische geloof wilden verspreiden. Verder speelde Frankrijk onder één hoedje met de Turken om de Spanjaarden dwars te zitten. Ook Engeland dat voor het merendeel Protestants was werd gezien als een vijand.
• De grootste marinevloot van voor de 20e eeuw, de Spaanse Armada, deed in 1588 een jammerlijk mislukte poging tot invasie op de Britse eilanden.
• In de eerste decennia van de tachtigjarige oorlog hadden de meeste landen het te druk om zich te bemoeien met de handelspositie die de Republiek innam.


Oorlog plus en min
• In oorlogstijd konden de boeren niks verbouwen. En waar gebrek ontstaat, stijgen de prijzen.
• Als er dan ergens een tekort aan ontstond, waren de Hollanders er als de kippen bij, om de handelsroutes van deze landen in te nemen.
• In het Twaalfjarig bestand werd de kaapvaart opgeheven, waarna het in 1621 weer rustig doorging. Hierdoor stegen de verzekeringspremies op schepen en lading.
• De Republiek had er alle belang bij dat de zee als een neutraal gebied werd gezien.

Dertigjarige Oorlog
• In Duitsland brak een wrede en verwoestende burgeroorlog uit, de Dertigjarige Oorlog (1618-1648).
• Dertig jaar lang kon men in Duitsland weinig produceren, waar de Republiek geweldig van profiteerde. Dit ving de klap na 1621 weer een beetje op.
• Door deze oorlog kwamen er veel mensen vanuit Duitsland naar De Republiek.

Vrede
• Met de Vrede van Munster werden zowel de Tachtig Jarige als de Dertig Jarige oorlog beëindigd. Toen in 1662 Frankrijk het roversnest Duinkerken opruimde was de weg naar vrije handel open voor de Republiek. Men ging zich meer dan ooit tevoren specialiseren. Vaak in goederen die veel opbrachten.
• De Engelse regering had het niet zo op de groei van de Republiek, en zo werd de Akte van Navigatie (1651) bedacht. Uitsluitend Engelse koopvaardijschepen mochten de in- en uitvoer van Engeland op zich nemen.

• De Engelsen verdedigden een wet als de Akte van Navigatie door te stellen dat de regering van een land moest zorgen voor welvaart. Dus mocht de Engelse regering ook een wet aannemen.
• Deze manier van denk werd het Mercantilisme genoemd en werd zeer populair in Frankrijk. Ook in andere landen werden allerlei wetten opgesteld die de economie van De Republiek niet veel goeds deden.

Opnieuw oorlog
• De Akte van Navigatie Leidde tot de eerste (1652-1654) en 13 jaar later tot een tweede Engelse zeeoorlog (1665-1667). Beide oorlogen werden verloren
• Nadat Frankrijk de tarieven op import steeds hoger had opgeschroefd en bondgenoten had gezocht, kwam het in 1672 tot een land en zeeoorlog tegelijk. Deze oorlogen gaven betekenis aan het begrip rampjaar (1672).
• Toen de nood het hoogst was kwam er een nieuwe stadhouder, Willem III. Hij wist de landoorlog te winnen en onderhandelingen te beginnen. Hij liet raadpensionaris Johan de Witt wegens landverraad gevangennemen. De woede van het volk was zo groot dat ze hem uit de gevangenis hebben gehaald om hem samen met zijn broer te lynchen.
2.7 Sociale verhoudingen
• De meeste macht in het westen van de Republiek kwam in handen van de steden. Ook het platteland richtte zich op de belangen van de stad, handel en nijverheid.
• Het begrip Adel bleef prestige houden, dat zagen we aan de pracht en praal van Frederik Hendrik en zijn opvolgers. Maar in het oosten van de Nederlanden behield de adel nog wel zijn macht.
• Wie als dubbeltje geboren wordt, zal nooit een kwartje worden, luidde de slagzin in het oosten van de Nederlanden.

Stad en Platteland
• De economische banden tussen stad en platteland waren sterk. Stedelingen investeerden in landbouwgrond. En omgekeerd waren er op het platteland edelen die hun familiekapitaal in handel en nijverheid investeerden.

• Als een gilde uit de stad mechanisatie verbood ter bescherming van het handwerk nam het platteland dat moeiteloos over.
• Steden boden het platteland een eigen economisch, sociaal en cultureel verzorgingspatroon.

Sociale gelaagdheid in de Republiek
• Het beginkapitaal van de VOC, 6.5 miljoen gulden, werd bijeengebracht door zowel rijken als armen. Iedereen kon een aandeel inbrengen zelfs 10 gulden.
• De samenleving van de Republiek was dus niet, zoals wel eens gedacht wordt, opgesplitst in een kleine steenrijke elite en een grote arme massa.
• Natuurlijk was er wel een groep rijkere mensen de Gegoede Burgerij. Deze bestond uit de grote kooplui, renteniers, bankiers en ondernemers uit de grootschalige nijverheid.
• Na de gegoede burgerij had je de middenklasse, en daaronder had je de Kleine Burgerij ook wel Volksklasse genoemd. Hieronder had je nog de bedeelden, oftewel zwervers.
• In de Republiek werd je bijna nooit werkloos. Er was zo´n grote vraag naar arbeiders dat zelfs gevangenen en gehandicapten aan het werk moesten. Uiteindelijk werd ook kinderarbeid een goedkope optie.

Gezinsgrootte
• Naarmate de economie steeg trouwde men steeds op hogere leeftijd. De grootte van zo´n gezin was vaak relatief klein.
• In de stad was je vrij in met wie je wou trouwen. In de oostelijke provincies waren er vaak nog strikte regels over wie met wie kon trouwen.

Vrouwen van de Republiek
• Veel vrouwen gingen vroeg werken, ze gingen wel naar school maar stopten daarmee vaak rond hun elfde of twaalfde jaar.

• Omdat de trouwleeftijd hoog lag had men voor hun trouwen al een carrière achter de rug. De Nederlandse vrouw was dus redelijk zelfstandig.
• Als een vrouw weduwe wordt krijgt ze haar handelingsbekwaamheid terug. Dat hield in dat ze weer zaken mochten doen en contracten sluiten.
• Veel vrouwen konden lezen en schrijven.

Hoofdstuk 3
De Zilveren Eeuw. De Republiek 1672-1780


3.1 Oriëntatie
• De 18e eeuw is de eeuw van de Verlichting. Men was kritischer geworden en keken op een andere manier naar de wereld.
• In veel landen werden verlichte denkers vervolgd, maar in de Republiek was er weinig censuur. Maar je kon niet zeggen dat God niet bestaat want dan ga je te ver, zoals Spinoza deed.
• Mensen gingen op allerlei gebieden verlicht denken, over de macht van de koning, over godsdienstige tolerantie, over de plichten van de staat en over de inspraak in het bestuur. Verder werd er op natuurwetenschappelijk gebied veel onderzoek gedaan.

Geen goud, maar zilver
• 1688 leek het jaar waarin de macht van de Republiek op haar top was. Stadhouder Willem III werd koning van Engeland. Nu dachten de Nederlanders dat hij de Akte van Navigatie zou beëindigen, maar niets is minder waar. Bij Willen III telden de belangen van de Engelse kooplui zwaarder dan die van de Hollandse kooplui.
• De tijd van vrije handel was voorbij. Doordat in allerlei landen het mercantilisme optrad ging de economie in de Republiek snel achteruit. Men moest nieuwe handel vinden om geld mee te verdienen.


Burgerlijke aristocraten aan de Vecht
• In de 18e eeuw hadden rijke regenten nog steeds de bestuursbanen in handen. Anders dan in de 17e eeuw lieten ze steeds minder nieuwkomers toe.
• De regenten zorgden ervoor dat hun familiekapitaal vergroot werd. Dat deden ze niet slecht, want de Republiek stond in deze ‘zilveren eeuw’ bekend om haar centrale plaats in de financiële wereld.
• Sommige handelsondernemingen bleven het nog goed doen. Zoals de slavenhandel en plantages in koloniën.

Schipperen tussen Engeland en Frankrijk
• Om de Fransen te verslaan moesten Engeland en de Republiek samenwerken.
• Pas bij de vrede van Utrecht in 1713 werden de vele oorlogen tussen de Republiek en Frankrijk beëindigd.
• In 1780 probeerde de Republiek onder het juk van de Engelse zeemacht uit te komen. Maar helaas werden zij verslagen in de Vierde Engelse Oorlog.

3.2 De Markt

Crisis in de landbouw
• Tussen 1670 en 1740 belandde de landbouw in een crisis. De andere sectoren hadden hier in het begin nog niet zo veel last van maar langzaam aan werden ook de scheepsbouw, de textielindustrie, de bierbrouwers en andere sectoren in een crisis belandt.
• Deze economische crisis trof vooral de kustprovincies omdat deze commercieel waren.

• In het oosten had men er geen last van omdat deze boeren nog steeds zelfvoorzienend waren.

Problemen in de kustprovincies
• Het grootste probleem voor de boeren was dat er geen oorlog meer was in andere landen, en deze landen dus geen producten van hen nodig hebben.
• Men zocht naar oplossingen door mechanisatie in bepaalde productiesectoren.
• Door de oorlogen met Frankrijk werden de belastingen verhoogd, en doordat men minder opbrengsten kreeg viel deze belasting dus extra zwaar.

Paalworm en veepesten
• In Zeeland, Holland en Friesland werden de houten palen waarop de dijken rustten aangevreten door de paalworm. Hierdoor kwam de zeewering in gevaar. Het duurde een tijd voordat men genoeg dure stenen uit Scandinavië had geïmporteerd om de dijken weer veilig te krijgen.
• Ook braken er veepesten uit. Maar niemand was slim genoeg om zijn vee te doden als deze ziek was, waardoor op grote schaal veepest uitbrak.
• Als het slecht ging, konden boeren hun pacht opzeggen en ander werk gaan zoeken in de grote steden.
• Rond 1740 groeide de Europese bevolking aanzienlijk en dus had men weer voedsel nodig. Dit is de omslag geweest voor de landbouwindustrie in de Nederlanden.

Boeren van de zandgronden
• In het oosten was men nog steeds zelfvoorzienend, en pacht werd nog vaak in natura betaald.

• De kleinere boeren met een beetje handelsgeest konden bijverdienen door met wat zij over hadden naar de markt te gaan. Ook konden zij naast het werk op de boerderij gaan bijverdienen in de stad.

3.3 Nijverheid
• Naast de afname van de vraag hadden de ondernemers ook problemen met hoge lonen die ze de Hollandse arbeiders moesten betalen. Daarom namen de fabrieken graag ‘buitenlanders’ aan. Hieronder wordt ook Almelo en Brabant verstaan. Want zij waren een stuk goedkoper dan Hollanders.
• Men verzette zich tegen deze ‘valse concurrentie’ door middel van stakingen.
• Toch deden ondernemers er alles aan deze hoge lonen te ontkomen. Zo werden ondernemingen in zijn geheel verplaatst naar gebieden waar lonen lager waren.
• Dankzij de VOC werden nog steeds nieuwe producten uit het buitenland meegenomen. Hierdoor veranderde de smaak van mensen. Zo werd er nu koffie en jenever gedronken.

3.4 Handel
• Aan het einde van de 17e eeuw merkten veel handelaren dat er geld kon worden verdient met geld. Bijvoorbeeld met het omwisselen van schuldbekentenissen op papier voor geld.
• Een deel van die schuld werd door het wisselkantoor niet uitgekeerd, want deze was nodig voor zijn wisseldienst. Dit soort bemiddelingswerk heet Commissiehandel.
• Ook rente bracht veel geld op.
• Amsterdam werd zo de belangrijkste Kapitaalmarkt (letterlijk geldmarkt).
• Ook beleggen in leningen aan de gewesten deed men graag, omdat deze gewesten trouw terugbetaalden.

• Voorbijlandvaart, als je eerst wat koopt uit Frankrijk, ga je naar Amsterdam, die regelen alles met geld en als je je producten hebt en je hebt ze verkocht kan je de schuld aan de Amsterdammers aflossen.
• Men ging ook investeren in plantages in Suriname. Ook werd er in de WIC geïnvesteerd.

3.5 Scheepvaart
• Ook voor de scheepvaart braken er mindere tijden aan. Het aantal schepen in de havens van Amsterdam en Rotterdam bleef nog ongeveer hetzelfde, maar het aantal goederen daalde.
• Ook lagen er bijna alleen maar kleine schepen in deze havens, wat goed nieuws betekende voor Friesland, omdat deze gespecialiseerd waren in het bouwen van kleinere schepen.
• Door de handel in koloniale goederen bleef de haven van Amsterdam het nog goed doen in de 18e eeuw.

WIC en VOC gaan ten onder
• De slavenhandel vormde een belangrijk onderdeel van de WIC. Zij vervoerden deze slaven naar Curaçao en Suriname, om op de plantages van Nederlandse kooplieden te werken.
• De WIC ging in 1771 failliet, vele plantages volgden.
• De VOC deed het in het begin van de 18e eeuw nog goed, maar er was te veel corruptie, en toen de Engelsen in 1780 de Republiek de oorlog verklaarden was een veilige vaart niet meer mogelijk.
• De VOC ging in 1796 failliet.


Hollandse haring en walvis krijgen concurrentie
• Aan het eind van de 17e eeuw werden Zweedse en Deense haring voor concurrerende prijzen op de markt gebracht. Deze haring viel beter in de smaak in de Scandinavische landen.
• De Scandinaviërs beschermden ook nog hun eigen vissers.
• De walvisvaart was ook niet meer wat het was, blijkbaar waren er teveel walvissen gevangen omdat men steeds noordelijker moest gaan varen.
• De vaart werd steeds duurder en de winst werd steeds kleiner.

3.6 Overheid

Een verouderd belastingstelsel
• In de Republiek werkten de gewesten niet samen met elkaar. Zij hadden ook aparte belastingen en tolheffingen die nodig waren voor (water)wegen en dergelijke.
• Oorlogen waren ook verschrikkelijk duur. Deze rekening kwam voor het grootste deel terecht bij de provincie Holland.
• Ondertussen klaagde Friesland over de belastingdruk. Deze was afgestemd op de bevolkingsaantallen van 1616, en aangezien Holland veel meer is gestegen na die tijd moesten deze mensen relatief minder belasting betalen dan de Friezen.
• Men moest minder egoïstisch zijn en meer luisteren naar het bestuur in Den Haag, alleen zo konden de gewesten een gezamenlijke regering opstellen.


De situatie in 1747
• In 1747 stond de Republiek er slecht voor. Het bestuur was slecht en men dacht dat volksinspraak het land er weer bovenop kon helpen.
• Het volk leed onder enorme accijnzen (belastingen), en het meeste normale voedsel was duur.
• In april 1747 maakte het Franse leger Staats-Vlaanderen onveilig, men was bang voor een herhaling van het rampjaar 1672. Men was ervoor op opnieuw een Oranje als stadhouder te kiezen, en de Fransen te verjagen. Dit was Willem IV. Stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Gelderland.
• De drang om een Oranje aan het bestuur werd steeds luider, men ging zelfs zo ver dat een kleine groep burgers zich verenigde en eisten volksinvloed in het bestuur en een onafhankelijke schutterij. Zij werden Doelisten genoemd.
• Een manier om inspraak te krijgen was via gilden, omdat deze vroeger voorrechten hebben gehad. Men wilde dat de gilden deze ook terug kreeg.
• Sommigen wilden ook de vrijheid van de Katholieken inperken, omdat zij aan de kant van de Franse koning stonden.
• Al deze onvrede leidde in 1747 tot opstand van het volk.

Het gepeupel is boos: Pachtersoproer
• Overal in de Republiek braken Pachtersoproeren uit. Men ging naar de rijke woningen van belastingpachters en plunderden hun huizen. De belastingpacht werd afgeschaft, en de leiders van de opstand werden opgehangen.
• Willem IV kwam nu in alle provincies aan de macht. Men hoopte dat hij de gewesten beter kon laten samenwerken, maar die hoop werd al snel de bodem ingeslagen toen Willem IV in 1751 op 41 jarige leeftijd overleed.

3.7 De Internationale Situatie
• Toen Willem III koning in Engeland werd deed de Republiek ook mee aan de Engelse oorlogen tegen Frankrijk. Bijv. de negenjarige oorlog (1688-1697).

• Na de dood van Willem III probeerde de Republiek uit het strijdgevoel te blijven, maar Frankrijk bleef gevaarlijk en al snel brak er alweer een oorlog uit, de Spaanse Successieoorlog (1701-1714).
• Met de vrede van Utrecht in 1714 mocht Nederland geen Slaven meer halen uit de Spaanse en Engelse koloniën. De republiek had het niet meer voor het zeggen in Europa.
• Toen Engeland in de Vierde Engelse oorlog belandde verkochten Amsterdamse handelaars wapens aan de opstandelingen in Amerika. Toen dit bekend werd greep Engeland in door die boten met wapens te kapen. Toen de Republiek Engeland de oorlog verklaarde leidde dit tot een zware nederlaag voor de Republiek.

3.8 De Sociale Verhoudingen

Sociale gelaagdheid in de Republiek
• Ooit waren de regenten ondernemende geesten geweest die een staat durfden te stichten zonder vorst. In de 18e eeuw werd duidelijk dat deze groep zich steeds meer afzonderde van het gewone volk.
• Dit leidde tot vriendjespolitiek en dit systeem werd het Contract van Correspondentie genoemd. Deze regenten vormde de Oligarchie van de Republiek (Bestuur van weinigen).
• In heel Europa behalve de republiek speelde de adel nog een rol.
• De kleine burgerij woonde in de stad en verdiende haar geld met het houden van een winkel, of met werken. Als iemand van de kleine burgerij erg succesvol was kon hij, anders dan in de 17e eeuw, niet meer een regent worden.
• Ongeschoolde arbeiders konden vaak geen of slecht betaald werk krijgen. Dit leidde tot grote armoede. In steden waar de textielfabricage grotendeels verdween was de Verpaupering van de arbeiders een groot probleem.

Sociale verhoudingen, immigratie en demografie
• In de 18e eeuw zonderde men zich vaak af om haar eigen kapitaal te beschermen.

• Met het afnemen van het aantal arbeidsplaatsen werd de scholing voor vrouwen als minder belangrijk gezien. De 17e eeuw laat dan ook een verlaging van de alfabetiseringsgraag van de Hollandse vrouw zien.
• Door het sterfteoverschot waren immigranten meer dan welkom. Vaak deden deze mensen seizoenswerk. Ook boeren vanuit het oosten zochten in Holland dit seizoenswerk.

Hoofdstuk 4
Afsluiting: periode 1790-1806

• Na het verlies van de Vierde Engelse oorlog werd de schuldige al snel aangewezen, Stadhouder Willem V. een stroom van pamfletten en spotprenten barstte los, met maar één onderwerp: het verval van de Republiek.
• Patriotten wilden allerlei maatregelen doorvoeren waardoor de republiek er weer bovenop kwam. Door het afschaffen van misstanden zou de ideale staatsvorm van de vroege republiek weer voor een efficiënt bestuur zorgen.
• Er ontstond een soort burgeroorlog in de republiek.
• De vrouw van Willem V had besloten dat het zo niet langer ging, dus zij vertrok vanuit Nijmegen naar Den Haag. De patriotten hadden lucht gekregen van haar plannen en hielden haar aan bij Goejanverwellesluis.
• Haar broer, de Pruisische Willem Frederik II was woedend. Met een groot leger verscheen hij aan de Nederlandse grens en verjoeg de patriotten. Een groot aantal hiervan vluchtte naar Frankrijk.

Regenten
• In 1795 viel definitief het doek voor de stadhouder en de Republiek der Zeven Provinciën, toen de Fransen ons land veroverden.
• In de 18e eeuw leefden de regenten steeds uitbundiger. Een huisje hier en daar.

Relatieve achteruitgang
• Volgens de patriotten lag de schuld van de achteruitgang bij de regenten, omdat deze niet meer investeerden in nieuwe producten en productietechnieken.

• Men had het idee dat de hele 18e eeuw een periode was van verval en achteruitgang, terwijl pas na 1780 de echte crisis in handel en nijverheid inzette.

De oorzaak van verval en achteruitgang
1. Staatsschuld en belastingstelsel.
• Dankzij een enorme staatsschuld die in de tijd van Willem III was opgelopen had de Republiek geen geld en was militair vrijwel machteloos.
• De beheerders van de schatkist wilden door deze hoge schuld de belastingen verhogen maar dit verzoek werd per direct afgewezen.
• Alleen de regenten belegden in het aflossen van de staatschuld, en zij kregen hierover vaak geen belasting. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de rijkdommen in de Republiek maar bij een klein groepje lagen.
2. Stapelmarkt wordt overbodig.
• Doordat de stapelmarkt overbodig werd in Amsterdam raakten veel sectoren in de problemen en volgden er veel werkelozen.
3. Hoge kosten en starre arbeidsmarkt.
• Door de dalende economische productiviteit in de 18e eeuw nam de vraag naar arbeid af, maar de lonen bleven hoog. Hierdoor ontstond veel werkeloosheid.
4. Steden lopen leeg.
• Een massaal leger van werkelozen verruilde de stad voor het platteland. Er was een proces gaande van De-Urbanisatie. Men ging ook dankzij de slechte economische situatie steeds later of helemaal niet trouwen, en dus ook veel later of helemaal geen kinderen.
5. De Franse inval.

• In Frankrijk had Napoleon de macht gegrepen en veroverde alle omringende landen.
• Willem V vluchtte naar Engeland en de oude Republiek veranderde in de Bataafse Republiek.
• Het regenten bestuur werd de laan uitgeschopt en vervangen door een patriotse vertegenwoordiging van het volk.
• De Fransen hadden de opdracht gekregen de Republiek kaal te plukken, en de tijden werden alleen maar slechter.

REACTIES

O.

O.

is erg slecht, zitten wel kloppende feiten in maar slecht verwoord en met veel fouten.
Ook ERG VEEL spellingsfouten en verkeerde zinsopbouw waardoor het soms erg moeilijk te begrijpen is.

14 jaar geleden

R.

R.

Goed verslag alleen,de Kleine Burggerrij kwam onder de gegoede,daaronder kwam weer de middenklasse,daaronder de volksklasse en daaronder weer de paupers.

13 jaar geleden

J.

J.

Echt ongelofelijk slecht. Hou alsjeblieft op met verslagen schrijven. Zo enorm veel fouten, mensen gebruik dit verslag absolut niet om te leren. Tenzij je bereid bent om een 3 te halen op je toets.

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.