Duitsland

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 5424 woorden
  • 19 juli 2015
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Uit de Romantiek komt de politieke stroom het Nationalisme voort. Daardoor werden landen één geheel. Duitsland bestond uit verschillende staten. Otto von Bismarck was rijkskanselier van Pruisen en bracht de staten bijeen door Frankrijk te overwinnen tijdens de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871). Op 18 januari 1871 riepen de Duitse vorsten het Duitse keizerrijk uit in Versailles. Wilhelm I werd de keizer.

Het keizerrijk werd verdeeld in kiesdistrichten, die elk een afgevaardigde naar de Rijksdag stuurden door middel van algemeen mannenkiesrecht.

 

Keizer

Rijkskanselier

Rijksdag

Regering van deelstaat

Bondsraad

Rijkskanselier benoemen en ontslaan

Ministers benoemen

Begroting, belasting en wetten goed- of afkeuren

Veel bevoegdheden zoals onderwijs

Begroting, wetten en verdragen goed- of afkeuren

Militair opperbevelhebber

Rijksdag ontbinden

 

Afgevaardigde naar de Bondsraad

Rijksdag ontbinden

 

 Politieke stromingen:

  • Conservatieven & nationaal-liberalen (DVP, DNVP, DDP)

Aanhang van de hoge lagen van de bevolking

  • Katholieken (Zentrum, grootste partij tot 1912)
  • Socialisten (SPD, KPD, NSDAP, tweedeling in 1917)

Aanhang onder de industrie-arbeiders

Lagen van de bevolking:

  1. Adel (Junkers), officieren en hoge ambtenaren
  2. Grote fabrikanten en bankiers
  3. Werknemers in de dienstensector, lagere ambtenaren, kleine ondernemers en chefs van afdelingen van grote ondernemingen
  4. Boeren, arbeiders in de landbouw en industie en lagere ambtenaren

 

Buitenlandse politiek

FR –    revanche op Duitsland

O-H –   uitbreiding op de Balkan

RUS – warm-waterpolitiek (ze hadden geen ijsvrije havens behalce op de Krim. Ze wilden

doorgang naar de open zee, via de Dardanellen en de Bosporus, Balkan)

ENG – Splendid Isolation (koloniën)

            Two Powerstandard (vloot)

            Balance Of Power (machtsevenwicht)

IT –      Tunis, net als Frankrijk

 

Tijdens het Duitse Rijk waren er 2 soorten politieken die gevoerd werden:

  • Alliantiepolitiek van Bismarck

Het bestaande machtsevenwicht handhaven door het sluiten van verdragen. Het doel was om de vrede te bewaren en de positie op het wereldtoneel te versterken.

  • 1878 – Congres van Berlijn

Bijeenkomst van de staten die betrokken waren bij de problemen op de Balkan.

  • 1884 – Conferentie van Berlijn

Over de verdeling van Afrika tussen de VS en 15 Europese staten.

  • Weltpolitiek van Wilhelm II

Wilhelm II ontsloeg Bismarck, die als wraak het geheime verdrag met Rusland bekend maakte. Deze politiek is gericht op overzees imperialisme, het verkrijgen van koloniën. Het was een agressieve politiek, want het Duitse Rijk hadden grondstoffen en afzetgebieden nodig. Door de vlootwet van 1898 werd er aan een oorlogsvloot gewerkt. De economie en het militarisme stegen.

De Eerste Wereldoorlog

Diepere oorzaken:

  • Militarisme

De legerleiders van Duitsland en Frankrijk werkten aan oorlogsplannen. Niemand wou oorlog, maar het werd gezien als de enige manier om macht en invloed veilig te stellen.

  • Imperialisme

Er kwam een wedloop op koloniën. Frankrijk en Duitsland wilden zich niet neerleggen bij de Engelse overmacht. Duitsland versterkte de marine. In 1904 verzoende Engeland en Frankrijk, maar er was geen verzoening aan de Duitse kant.

  • Nationalisme

Sommige bevolkingsgroepen maakten zich los van de staat waarin ze leefden en gingen samenwerken met aan hen verwante staten (Slavische groepen). En sommige staten maakten aanspraak op gebieden in andere staten, waarin aan hen verwante minderheden leefden (Elzas-Lotharingen).

  • Wapenwedloop

Een sterk leger was vereist dus werden er meer moderne wapens geproduceerd.  

  • Bondgenootschappen

Dit zorgde ervoor dat landen zich veiliger voelden. Ze konden rekenen op elkaars steun bij conflicten. Maar regeringen gingen zich daarentegen onvoorzichtiger gedragen.

1882 – Triple Alliantie (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italië)

1907 – Triple Entente (Rusland, Engeland, Frankrijk)

 

Aanleiding:

Oostenrijk-Hongarije had Bosnië ingelijfd tot grote onvrede van de serviërs in  Bosnië. Servië ging alle nationalisten in Bosnië steunen. Op 28 juni 1914 bezochten Frans Ferdinand en Sofie Sarajewo waarbij zij werden doodgeschoten door Gavrillo Princip. Hij was één van die servische nationalisten. O-H, al snel gesteund door Duitsland, kwam met een ultimatum voor Servië die zij al snel verwierpen. Op 28 juli 1914 verklaarde O-H Servië de oorlog. De Centralen (DUI, IT, O-H) tegenover de Geallieerden (ENG, FR, RUS).

 

Iedereen ging de oorlog vol enthousiasme in. Het nationalisme zorgde voor geloof in het eigen vaderland en hun eigen superioriteit. Het Von Schlieffenplan, in werking gezet door generaal Von Moltke, had de bedoelig de sterke Franse verdediging aan de grens te omzeilen. Snelheid was geboden, want er was berekend dat het Russische leger in 6 weken gemobiliseerd zou zijn. Er waren meerdere factoren waardoor het plan mislukte:

  • Door de slechte wegen gingen de troepen zich ingraven.
  • Engeland greep in  toen de Duitsers opeens Antwerpen innam.
  • Sterke tegenstand van de Belgen

Als strafmaatregelen besloot het Duitse opperbevel tot brandstichting, deportatie en doodschieten van burgers.

  • Vechten aan het Oostfront

Door de weerstand van de Belgen, verliep het niet zo snel als gehoopt en moest een deel van het leger zich uiteindelijk mobiliseren aan het Oostfront vechten om het Russische leger te bestrijden.

  • Slag van Marne

Bij de Marne ging een Brits-Frans leger tot de tegenaanval over (bomaanslag), waarnaar de Duitste troepen zich terugtrokken.

 

Kenmerken van deze loopgravenoorlog:

  • Loopgraven tegenover elkaar met een ‘niemandsland’ ertussen
  • Loopgraven vol water, modder en ongedierte
  • Weinig of geen terreinwinst. Een stormloop was niet mogelijk, want achter de voorste loopgraven lagen nieuwe loopgraven.
  • Het aantal doden en gewonden was vooral onder de aanvallende partij groot.

 

Beide partijen gingen er vanuit dat de vijand eerder de strijd zou opgeven. De Duitse generaals probeerden in 1916 een beslissing te forceren door al hun aanvalskracht op één punt te concentreren: Verdun. Het doel was om de Fransen grote verliezen toe te brengen. De Fransen zouden gedwongen zijn versterking naar Verdun te halen. Zo zouden mankracht en materiaal van het Franse leger uitgeput moeten worden. Tevergeefs, na tien maanden gaven de Duitsers de uitputtingsslag op. De Engelsen waren de Fransen bij Verdun niet te hulp gekomen want zij waren bezig met een eigen offensief in de buurt van Ieper. Op 1 juli 1916 begonnen de Engelsen samen met de Fransen een grote aanval aan de Somme, om het front bij Verdun te ontlasten. Ook dit had weinig succes.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

 

De legers hadden als gevolg van de industrialisatie  meer vuurkracht gekregen. De burgers aan het thuisfront waren ook meer betrokken bij de oorlogen. Via affiches en films werd de bevolking opgeroepen de regering te steunen door geld te lenen, zuinig te zijn, zich aan te melden als soldaat of zich op te geven voor andere diensten.

In 1917 vond de onbeperkte duikbotenoorlog plaats. Engeland was in de meerderheid en won. Doordat Duitsland ook Amerikaanse schepen raakten, verklaarde de Verenigde Staten Duitsland ook de oorlog. De bevolking van Duitsland werd zwaar getroffen door de Geallieerde zeeblokkade. De schaarste werd aan het eind van de oorlog zo groot dat er voedselrellen ontstonden.

 

Eind 1917 verbeterde de situatie voor Duitsland aan het Oostfront. In Rusland kwam de Oktoberrevolutie, een communistische revolutie. De elite van het proletariaat kwam aan de macht. Rusland bleek na de Oktoberrevolutie bereid tot het sluiten van de voor Rusland zeer nadelige Vrede van Brest-Litovsk. Dit was een dictaatvrede waarbij Rusland Finland, Estland, Letland, Litouwen, Polen en Oekraïne moest inleveren aan de Duitsers. Duitsland kon zich aan het Westfront versterken, maar de geallieerden kregen ook versterking door de deelname van de VS. Hierdoor begrepen de Duitse opperbevelhebbers dat de oorlog niet meer te winnen was. Ze geboden de Keizer af te treden, want er zou alleen met Duitsland onderhandelt worden als ze een democratie waren. Het keizerrijk kwam zo in 4 stappen ten val:

  1. Wilhelm II benoemde een nieuwe regering om vredesonderhandelingen te beginnen.
  2. Overal in Duitsland braken opstanden uit toen dit bekend werd. Duitse soldaten en arbeiders wilden onmiddellijk vrede.
  3. De Duitse regering trad op 9 november af en droeg de macht over aan een socialistische regering met als Rijkskanselier Friedrich Ebert. Want alleen een socialistische regering zou de opstandige soldaten en arbeiders nog in toom kunnen houden.
  4. De Duitste regering waarin de socialisten een meerderheid hadden, riep de republiek uit en tekende twee dagen later de wapenstilstand (11 november 1918).

 

Tijdens de val van het keizerrijk ontstond een machtsstrijd tussen de socialisten en de communisten. De Spartacus-revolutie was een opstand van de communisten. Deze werd neergeslagen door het leger, want zij stonden (met tegenzin) aan de kant van de democraten. De SPD wou een parlementaire democratie waarin plaats was voor verschillende politieke partijen. De KPD wou het parlement en de politieke partijen afschaffen en vervangen door raden, bestaande uit vertegenwoordigers van arbeiders en soldaten. De socialisten wisten te winnen. In januari 1919 werd een nieuw parlement gekozen. De afgevaardigden kwamen niet in het onrustige Berlijn bijeen, maar in de provinciestad Weimar. Zo onstond de Republiek van Weimar.

 

De Dolkstootlegende werd vervolgens verteld aan de Duitse gezinnen. Dit hield het volgende in: het Duitse leger was niet versalgen, maar ze moesten orde op zaken stellen in het thuisland. Daarmee werd bedoelt dat ze de democraten moesten tegenhouden.

 

 

 

 

 

 

 

Vrede van Versailles (1919)

Dit was de wraak waar Frankrijk op had gewacht. De aanwezigen waren Wilson (VS), Clemenceau (FR), Loyd George (ENG) en Duitsland. Deze dictaatvrede werd Duitsland opgelegd nadat ze hadden verloren:

  • Duitsland moest Engeland en Frankrijk een herstelbetaling gaan betalen
  • Duitsland onderging veel gebiedsverlies:
  • Elzas-Lotharingen naar Frankrijk
  • Saarland naar Frankrijk, na 15 jaar zou er een volksstemming komen
  • Eupen/Malmédy naar België
  • Noord Sleeswijk naar Denemarken
  • West-Pruisen werd gevormd tot Polen
  • De koloniën werden verdeeld onder Geallieerden die naens de Volkenbond die gebieden zouden gaan beheren (in mandaat)
  • Duitsland moest ontwapenen: het mocht alleen kleine oorlogschepen en een klein beroepsleger hebben.

 

Republiek van Weimar

Om een goed werkende parlementaire democratie te hebben, moet het merendeel van de bevolking erin geloven. Bij de Republiek van Weimar was dit niet het geval:

  • Communisten

In afwachting op betere tijden voor het communisme gingen de communisten deelnemen aan de verkiezingen. Zij zagen het parlement als een goed middel om propaganda te maken voor hun ideaal.

  • Nationalisten en conservatieven

Zij vonden dat de oorlog was verloren, doordat de socialisten het keizerrijk ten val hadden gebracht en vrede hadden gesloten terwijl het leger nog in staat was om te vechten (dolkstootlegende). Ook was het de schuld van de socialisten dat de Vrede van Versailles zo nadelig was.

  • Soldaten

Zij hadden geen baan toen zij terugkeerden. Zij gaven de parlementaire democratie de schuld van alles wat naar hun mening verkeerd was en sloten zich aan bij partijen tegen de socialisten, of begonnen een nieuwe partij met als leer het fascisme.

 

Weimar Grondwet

Rijkspresident (7 jaar) werd gekozen door het volk

Rijksdag (4 jaar) werd ook gekozen door het volk – Tweede Kamer

De Coalitie van Weimar: SPD/DDP/Zentrum (SPD en Zentrum wantrouwden elkaar)

Rijksregering moest verantwoording afleggen aan de rijksdag met als hoofd een Rijkskanselier

Noodartikel 48: in tijden van crisis kan de Rijkspresident de Rijkskanselier opdracht geven om buiten het parlement om te regeren (gebruikt sinds 1930)

 

Indeling van de Weimar Republiek

1918 – 1924 Inflatie/ Hyperinflatie

De herstelbetalingen drukten zwaar op de Duitse economie. Wegens de achterstand op herstelbetalingen bezette Frankrijk het Ruhrgebied (1923, hyperinflatie). Duitsland vroeg de arbeiders om te staken, terwijl de regering hun lonen doorbetaalden. Dit deden ze door geld bij te drukken, wat leidde tot inflatie van de mark. Tijdens deze inflatie ontstond ook de vreemdelingenhaat. Buitenlanders konden alles in Duitsland betalen, maar de duitsers zelf niet.

 

1924 – 1929 Schijnwelvaart

Het Dawesplan leidde tot het vertrek van de bezettingstroepen in het Ruhrgebied en tot een tijdelijke economisch herstel. Dit alles was niet in strijd met het isolationisme van Amerika, omdat dat politiek gericht was en niet economisch gericht.

1925 – Pact van Locarno:

            Duitsland erkende haar westgrenzen (die bij de Vrede van Versailles waren vastgelegd).

            Hierdoor werd Duitsland lid van de Volkenbond, opgericht door Wilson.

 

1929 – 1934 Wereldcrisis  (depressie)

Overschottencrisis wat leidde tot prijsdalingen. Hierdoor ontstond ook hoge werkloosheid.

De wereldcrisis was ontstaan in de Verenigde Staten. Na de Eerste Wereldoorlog was er een crisis in de Europese landbouw, waardoor Amerikaanse boeren ook gingen produceren voor de Europese markt. Door de grote vraag, stegen de prijzen wat er toe leidde dat boeren gaan investeren in machines en consumptiegoederen gaan aanschaffen (koelkast, auto, radio). Maar in 1925 herstelde de Europese landbouw zich en was er opeens sprake van overproductie. De prijzen daalden en de lonen dus ook. Boeren stopten met het aanschaffen van consumptiegoederen, wat er weer voor zorgde dat er ook een overschot ontstond in de industrie. Ook was er een aandelenhype. De vraag was groter dan het aanbod waardoor er veel winst op werd gemaakt. Tot in oktober 1929 de waarde van de aandelen ineens daalden. Deze crisis sloeg over naar de Europese landen vanwege de nauwe economische banden met de Verenigde Staten.

 

De crisis in Duitsland

  • Vooral Duitsland werd hard getroffen door de crisis

Amerika ging de Dawes-leningen terugeisen. Bedrijven gingen failliet of moesten hun productie beperken en arbeiders ontslaan.

  • Naast een economische crisis, kwam er ook een politieke crisis

Doordat de regering geen oplossing voor de crisis kon vinden, viel in 1930 de democratische regering uiteen. Zentrum-leider Brüning besloot, na het falen om een meerderheid te behalen, te regeren met noodartikel 48.

  • NSDAP (vanaf 1920) profiteert van de crisis

De partij bood een duidelijk en voor een groeiend aantal Duitsers aanvaardbaar alternatief voor de parlementaire democratie.

 

 

In 1923 was de Putsch van Hitler (Bierkellerputsch): een overval op de leden van de Beierse regering. De staatsgreep mislukte door het optreden van de politie waarnaar Hitler een gevangenisstraf kreeg.

 

Het fascisme is een totalitaire ideologie, alles is totaal beheerst. Een fasces is een symbool voor macht: het is een takenbundel met een bijl. Kenmerken van het fascisme:

  • Negatief: er wordt veel aandacht besteed aan zaken waar men tegen is
  • Het eigen volk wordt vooropgesteld
  • Ultra-nationalistisch: hun staat is de beste in de wereld en heeft het recht andere volken te overheersen.
  • Corporatieve staat: de maatschappij wordt georganiseerd in beroepsgroepen, zodat concurrentie en onderlinge strijd kan worden voorkomen.
  • Mensen zijn niet gelijkwaardig, de ‘hogeren’ moeten de leiding geven.
  • Aan het hoofd staat één leider
  • Alle uitingen van cultuur worden beheerst (totalitair)
  • Het doel heiligt de middelen: het maakt niet uit, zolang je maar de macht hebt
  • Gezin is de hoeksteen van de samenleving, vooral de moeder is belangrijk.

 

Extra kenmerken van het Duitse fascisme:

  • Rassenleer

Nazi’s gingen uit van de ongelijkheid van de rassen in de wereld. Zij zagen er 3:

  • Übermenschen

Het Arische ras, die als enige in staat was de mensheid vooruit te helpen

  • Minderwaardigen

De slaven en de gekleurde bevolking

  • Untermenschen

Zigeuners en Joden

De haat tegen de Joden, antisemitisme, was geen uitvinding  van de nazi’s. de haat richtte zich al sinds de middeleeuwen tegen de Joodse bevolkingsgroep omdat zij zich onderscheidde van de rest van de bevolking. Ze geloven niet in Jesus en de kruisiging. Er kwamen geen opstanden of gevechten van de Joden, want zij geloven in het het lot.

  • Heim ins Reich

Alle Duitsers in één staat verenigen.

  • Levensraum

Het veroveren van meer gebied voor het Germaanse ras om in te leven. Het grondgebied waarover het Duitse volk beschikte, was onvoldoende om alle Duitsers en hun nakomelingen een goed bestaan te leiden.

 

Rijkspresident Von Hindenburg verving uiteindelijk Brüning door Von Papen (DVP). Hij liet kort daarna (juli 1932) nieuwe verkiezingen houden, waarbij de NSDAP 37% van de stemmen behaalde. Hitler wou het Rijkskanselierschap, maar zowel Von Papen als Von Hindenburg vonden dit te ver gaan. Er kon weer geen kabinet met een meerderheid worden gevormd, wat leidde tot nieuwe verkiezingen (november 1932). Dit bracht geen verandering, waardoor Von Papen met voorstel kwam: Hitler zou Rijkskanselier worden, Von Papen zelf vice-kanselier en het kabinet had een meerderheid van conservatieven. Er waren naast Hitler 2 andere nationaal-socialisten, onder wie Hermann Göring.  

 

Het eerste wat Hitler deed als Rijkskanselier was het uitschrijven van nieuwe verkiezingen. Als hij hierin een meerderheid kon behalen, kon hij alleen regeren. Dit wou hij vooral bereiken door terreur:                                              Rijksdagbrand

Als het gebouw van de Rijksdag in brand staat, geven de nazi’s de communisten de schuld. Göring, wie de leiding heeft van het politieonderzoek, stelde vast dat alles er op wees dat het er een communistische revolutie beraamd was. Er werden duizenden communistische leiders gearresteerd. De acties tegen de communisten werden in een wet goedgekeurd: ‘Noodverordening ter bescherming van volk en staat’ maakte een einde aan alle burgerrechten en gaf de politie alle bevoegdheden. De KPD mocht nog wel deelnemen aan de verkiezingen, zodat hun kiezers niet voor socialistische partijen zouden stemmen, maar ze mochten geen zetels meer innemen.

 

Machtigingswet

Dit betekende het eind van de democratie. Bij een nieuwe verkiezing behaalde de NSDAP 44% en samen met de DNVP (8%) zouden ze een meerderheid kunnen vormen. Maar Hitler wou niet afhankelijk zijn van iemand anders. Hij stelde de machtigingswet op, die zowel de Rijksdag als de grondwet buiten spel zette. De twee belangrijkste artikelen waren:

  1. Wetten kunnen behalve op de in de grondwet beschreven wijze ook door de regering worden uitgevaardigd.
  2. Door de regering uitgevaardigde wetten kunnen van de grondwet afwijken

Voor het aannemen van de wet, was twee derde meerderheid nodig. De doorslaggevende rol was van de Centrumpartij, Ludwig Kaas. Zij vroegen om garanties voor de vrijheid van de Kerk en van de rechtspraak. De NSDAP beloofde deze garanties, maar na de toezegging van Kaas, ontkende Hitler en er was niets zwart op wit.

 

April 1933 tot Augustus 1934 – Gleichschaltung

  • Vakbonden

Alle vakbonden werden opgeheven en vervangen door één nationaal-socialistische organisatie, het Deutsche Arbeitsfront (DAF).

  • Andere politieke partijen

Eén politieke partij: de NSDAP. Hitler kondigde uiteindelijk een wet af waarin het verboden was partijen op te richten. KPD en SPD werden verboden.

  • SA

Hitler was bang dat de SA en haar leider Ernst Röhm een nieuwe (socialistische) revolutie zouden beginnen. De SS, onderafdeling van de SA, wilde haar macht vergroten. In de Nacht van de lange messen (juli 1934) werd een groot deel van de SA vermoord.

  • President Von Hindenburg

Na het overlijden van president Von Hindenburg, nam Hitler zijn bevoegdheden over en benoemde zichzelf tot Führer van het Duitse Rijk.

  • Leger

Het leger moest een eed van trouw bij Hitler afleggen

 

De periode 1933 tot 1945 wordt het Derde Rijk genoemd.

 

Nazificatie: het organiseren van de samenleving volgens de leer van de nazi’s

  • Scholen kregen nieuwe schoolboeken waarmee kinderen werden opgevoed in de geest van het nationaal-socialisme (strijdbaar, nationalistisch en rassenbewust). Het personeel op scholen werd ‘gezuiverd’. Er werden jeugdverenigingen opgericht:
  • Hilterjugend voor jongens van 10 t/m 18 jaar
  • Bund deutscher Mädel voor meisjes van 10 t/m 18 jaar
  • Rijksarbeidsdienst voor alle 18-jarige jongens, om een half jaar de arbeidsdienstplicht te vervullen.
  • Het ministerie van volksvoorlichting en propaganda (1933) met als minister Joseph Goebbels. Film en radio werden gebruikt om de massa te beïnvloeden. De populariteit van de radio werd versterkt doordat Goebbels goedkope exemplaren op de markt zette. Al snel had driekwart van alle Duitse gezinnen een radio.
  • Rijkscultuurkamer, waarvan iedereen die actief was op het gebied van publiciteit of kunst, lid van moest worden. Het was verdeeld in aparte ‘kamers’ voor elk gebied van publiciteit/kunst.
  • De staat werd de voornaamste opdrachtgever van de industrie, vooral de oorlogsindustrie. Ook de landbouw werd in dienst gesteld van de voorbereiding op een oorlog.
  • Boeren stonden hoog aangeschreven bij de nazi’s. Op het platteland was volgens hen het Arische ras het zuiverst bewaard gebleven. In de propaganda werden de boeren ook buitensporig verheerlijkt.
  • De vrouw werd verheerlijkt als moeder. Maar alleen als moeder, in het werk werden zij gediscrimineerd. Zo deden vrouwen niet mee aan de werkloosheidcijfers en meisjes mochten slechts 10% van de studenten zijn. Echter, in de oorlogsjaren hadden de nazi’s de vrouwen nodig om de mannen te vervangen.

 

Terreur werd gebruikt om verzet uit te schakelen en weifelaars schrik aan te jagen. De SS (Schutz-Staffel) was de machtigste terreur-organisatie. Hun leider was Heinrich Himmler. Zij hadden 4 belangrijke taken:

  • Bescherming van de leiders van de NSDAP (vooral Hitler)
  • Bescherming van de nationaal-socialistische staat door tegenstanders uit te schakelen.
  • Waffen-SS werden aan het front ingezet. Zij werden gezien als elite en hadden de modernste wapens.
  • Vermoorden van miljoenen mensen in vernietigingskampen in de oorlog

 

De oprichting van concentratiekampen was door de nazi-leiding niet van tevoren gepland. Ze werden allereerst opgericht om de tienduizenden communisten die zogenaamd de Rijksdagbrand hadden veroorzaakt in op te vangen, want de gevangenissen waren te klein. Dachau was het eerste concentratiekamp. Dit was geen vernietigingskamp, maar er was wel sprake van dwangarbeid, martelen, moord en medische experimenten.

 

In april 1933 werden de ideeën om de Joden te isoleren en terroriseren in praktijk gebracht. Het begon met de boycot van Joodse winkels en werknemers. In 1935 werd het Joden verboden om met mensen van het Arisch ras te trouwen en hun Duits staatsburgerschap werd hen ontnomen. In 1938 werden allerlei openbare voorzieningen ‘voor Joden verboden’ verklaard. Na de Reichskristallnacht in 1938, waar een Duitse diplomaat werd vermoord door een Joodse jongen, ontketenden de nazi’s een grote klopjacht tegen alle Joden in Duitsland.

 

Na het uitbreken van de oorlog richtte de rassenpolitiek zich ook tegen de Joden in bezette gebieden. Gedwongen emigratie was toen voor de nazi’s geen oplossing meer om van de Joden af te komen. De uiteindelijke oplossing, Endlösung, was genocide:

  • Groepen van de SS schoten, in de veroverde Russische gebieden, zigeuners en Joden dood.
  • Vernietigingskampen (gaskamers, werkkampen, etc.)

Niet alleen Joden en zigeuners werden vervolgd. Ook gehandicapten, homoseksuelen en Jehova’s getuigen werden vervolgd.

Er was een diepe verdeeldheid onder de Duitse bevolking ontstaan tussen de voor- en tegenstanders van het nazi-bewind. Van de tegenstanders zaten er vóór de oorlog als enige tienduizenden in concentratiekampen en in de oorlog zou dit alleen nog maar toenemen. Maar verzet tegen het Hitler-regime was in Duitsland zelf veel moeilijker dan in de bezette gebieden:

  • Leden van de NSDAP en leden van de SA en SS hielden de bevolking in de gaten
  • De bevolking die achter Hitler stond, verraadde tegenstanders
  • Verzet tegen Hitler werd door henzelf soms gezien als landverraad.

 

Ondanks die moeilijkheden ontstonden er vooral onder socialisten, communisten, liberalen, conservatieven, studenten en in het leger kleine verzetsgroepen. Men zorgde ervoor dat door de politie gezochte personen konden onderduiken, verspreidde anti-Hitlerpamfletten of gaf inlichtingen door aan de tegenstanders van Duitsland. De kerk stond niet volledig afwijzend tegenover het nationaal-socialisme, omdat sommige programmapunten van de nazi’s bij hen in goede aarde vielen, zoals het anti-communisme en de centrale plaats die het gezin in de samenleving innam en de belangrijke rol van de vrouw als moeder. Hitler wou het liefst de Kerk ook opheffen, maar durfde dit niet. Hij probeerde hen daarom tot bondgenoot te maken.

Er waren twee godsdiensten in Duitsland: de evangelisch-lutherse en de rooms-katholieke. Het evangelisch-lutherse was weer onderverdeeld in Duitse christenen die overtuigde nationaal-socialisten waren, en de Belijdende Kerk die weigerde het nationaal-socialisme te dienen. Nadat Hitler in het Concordaat (verdrag met de paus) de vrije uitoefening van de katholieke godsdienst had beloofd, erkende de katholieke Kerk de  de nazi-regering (1933). Toen deze zich niet aan het Concordaat bleek te houden, veranderde de Kerk van houding. Zowel de leiders van de Belijdende Kerk als de katholieke leiders beperkten zich over het algemeen tot protesten tegen het opheffen van kerkelijke instellingen en verenigingen. Honderden dominees en lagere katholieke geestelijken gingen soms verder in hun verzet dan hun leiders. Als gevolg daarvan kregen zij spreekverboden opgelegd, belandden in gevangenissen en concentratiekampen.

Er waren twee godsdiensten in Duitsland: de evangelisch-lutherse en de rooms-katholieke. Het evangelisch-lutherse was weer onderverdeeld in Duitse christenen die overtuigde nationaal-socialisten waren, en de Belijdende Kerk die weigerde het nationaal-socialisme te dienen. Nadat Hitler in het Concordaat (verdrag met de paus) de vrije uitoefening van de katholieke godsdienst had beloofd, erkende de katholieke Kerk de  de nazi-regering (1933). Toen deze zich niet aan het Concordaat bleek te houden, veranderde de Kerk van houding. Zowel de leiders van de Belijdende Kerk als de katholieke leiders beperkten zich over het algemeen tot protesten tegen het opheffen van kerkelijke instellingen en verenigingen. Honderden dominees en lagere katholieke geestelijken gingen soms verder in hun verzet dan hun leiders. Als gevolg daarvan kregen zij spreekverboden opgelegd, belandden in gevangenissen en concentratiekampen.

 

De enige groep die het Hitler-regime daadwerkelijk bedreigde, was het leger. De meeste hoge officieren waren conservatieven, geen nazi’s. wel voelden ze zich door de eed van trouw die ze hadden moeten afleggen, sterk aan Hitler gebonden. De reden om Hitler ten val te brengen, was de angst dat Hitler het Duitse rijk naar de ondergang zou voeren.

Op 20 juli 1944 plaatse een jonge officier een tijdbom in Hitlers hoofdkwartier. De bom doodde vier aanwezigen, maar Hitler had slechts lichte verwondingen. De pogingen om desondanks de staatsgreep door te zetten mislukten. Hitler nam bloedig wraak door de verraders te arresteren en executeren.

Een andere vorm van verzet in het leger was het verlaten van het leger door Duitse soldaten. Op desertie stond de doodstraf of verloren ze het recht op oorlogspensioen.

 

DE BUITENLANDSE POLITIEK VAN DUITSLAND 1933  - 1939

 

1933               Vredesrede van Hitler bij de Volkenbondsvergadering te Genève:

“Engeland en Frankrijk willen geen vrede”, want zij hielden zich niet aan de Verdrag van Versailles. Zij deden niet mee aan de ontwapening. Duitsland stapt uit de Volkenbond en Rusland meldt zich aan.

 

1934               Duitsland en Polen sluiten een vriendschaps- en niet-aanvalsverdrag

 

1935               - De volksstemming in het Saargebied werd gehouden. De uitslag: het Saarland sloot zich aan bij Duitsland.

                        - In strijd met het Verdrag van Versailles voert Duitsland opnieuw de algemene dienstplicht in, breidt leger en vloot uit en begint een herbewapening.

 

1936               - Hitler trad het Rijnland binnen, ook in strijd met het Verdrag van Versailles.

                        - Duitsland erkent de verovering van Ethiopië door Italië (waardoor Hitler Mussolini aan zijn kant kreeg).

                        - Duitsland en Italië steunen met troepen een conservatieve opstand tegen de Spaanse regering (Spaanse Burgeroorlog). De reden van Hitler om mee te helpen had te maken met het uitoefenen van zijn luchtmacht.

                        - De bondgenootschap As Rome – Berlijn – Tokyo (fascistische staten)

 

1938               - Anschluss van Oostenrijk (Heim Ins Reich)

                                   - Conferentie van München

                          Daladier (FR), Chamberlain (ENG), Hitler (DUI) en Mussolini (IT) bespraken de

  Sudetencrisis. Het Sudetengebied, aan de grens van Tsjecho-Slowakije, wou

  Hitler bij zijn rijk hebben. Op de Conferentie stemden de aanwezig in, terwijl

  Tsjecho-Slowakije niet aanwezig was.

 

1939               - Tsjechië werd een protectoraat van Duitsland (vanwege Lebensraum)

                        - Slowakije werd een vazalstaat (ze werden onafhankelijk maar kregen een nazi-

                          President)

                        - Engeland en Frankrijk sloten garantieverdrag met Polen

                        - Nadat Duitsland Danzig niet van Polen krijgt, zeggen ze het niet-aanvalsverdrag

                          met Polen op.

                        - Duitsland en Italië sluiten een militair verbond

                        - Stalin-Hitlerpact/Molotov van Ribbentroppact:

                          Monsterverdrag: verdrag tussen twee aartsvijanden. Voordelen hieraan waren

                          dat Hitler geen twee frontenoorlog zou hoeven voeren, Stalin beschikte niet over

                          een leger en Stalin ging de landen die hem ontnomen waren bij Brest-Litovsk

                          terug veroveren.

                        - Op 1 september valt Duitsland Polen binnen. Engeland en Frankrijk

                        - Op 3 september verklaren Engeland en Frankrijk de oorlog aan Duitsland.

 

De eerste periode van de Tweede Wereldoorlog wordt de Phoney War genoemd, omdat er nauwelijks een tegenstander was.

 

Waarom hadden Frankrijk en Engeland niet eerder ingegrepen?

De appeasmentpolitiek: Vrede in Europa, maar de reden voor deze politiek was niet vanwege Duitsland maar vanwege Rusland. Ze waren bang voor het communisme. Hitler stond als het ware als een soort muur tussen het communisme en de rest van Europa. Daarom lieten Frankrijk en Engeland Hitler zijn gang gaan.

 

Hitler had niet gerekend op de verklaarde oorlog door Engeland en Frankrijk. Hij besloot toen tot een Blitzkrieg (snelle veroveringsoorlog) in West-Europa om Frankrijk en Engeland tot vrede te dwingen en daarna de Sovjet-Unie te kunnen veroveren.

Veroveringen van Duitsland op volgorde:

  • Polen
  • Denemarken
  • Noorwegen
  • Nederland
  • België
  • Luxemburg
  • Frankrijk (deel)

Waarop Frankrijk een wapenstilstand sloot en het bondgenootschap met Engeland verbrak. Het onbezette deel: Vichy-Frankrijk.

  • Engeland, mislukt.
  • Sovjet-Unie (voorjaar 1941)

Dit moest worden uitgesteld omdat Italië opeens Joegoslavië en Griekenland aanviel. Maar deze landen kregen steun van de Engelsen die in hun koloniën in Afrika zaten. Als Duitsland zijn plan had doorgezet, had Engeland hun in de rug kunnen aanvallen. Duitsland schoot Italië te hulp.

  • Joegoslavië en Griekenland
  • Sovjet-Unie (juni 1941)

Hitler splitste het leger op in 3. Eén deel naar Leningrad, één deel naar Moskou en het laatste deel naar Stalingrad. De Sovjet-Unie voer ook oorlog met Japan en kon dus slecht mobiliseren. Duitsland kon alleen Stalingrad innemen.

 

De Duitse bezettingspolitiek in Oost-Europa verschilde van die in West-Europa. In West-Europa hoopte Duitsland de bevolking door nazificatie voor het nazisme te kunnen te winnen. Oost-

Europa werd gezien als de leefruimte voor Duitsland en deed er dus alles aan om dit in handen te krijgen.

 

De Verenigde Staten gingen deelnemen aan de oorlog na de aanval van Japan op Pearl Harbor. De Geallieerden kwamen dus sterker te staan en beschikten over meer oorlogsmateriaal.

In september 1943 gaf Italië zich over, na een invasie van de Geallieerden, nadat Mussolini door het leger was afgezet.

Op 6 juni 1944 (D-Day) ondernamen de Engelsen en Amerikanen hun grote invasie in Normandië en bevrijdden in enkele maanden Frankrijk, België en Zuid-Nederland. In het voorjaar van 1945 begonnen zij het offensief tegen Duitsland zelf.Omstreeks 20 april 1945 bereikte het Russische leger Berlijn. Tijdens deze slag om Berlijn pleegden Hitler en Goebbels zelfmoord. Enkele dagen capituleerde het Duitse leger. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.