Dekolonisatie en Koude Oorlog in Vietnam

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 5694 woorden
  • 3 juli 2006
  • 141 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
141 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Dekolonisatie en Koude Oorlog in Vietnam Hoofdstuk 1- De Koude Oorlog Oriëntatie Vanaf 1947 voerden de VS een politiek van containment (indamming). Ze probeerden overal ter wereld waar het communisme opkwam dit te onderdrukken, zonder een rechtstreekse confrontatie met de SU aan te gaan. De SU was bang om omringd te worden door kapitalistische landen. Dit kwam doordat er in het westen kapitalistische landen waren, waaronder Duitsland, dat de Sovjetunie al eens had aangevallen. In het oosten lag het kapitalistische Amerika, dat bovendien in landen rond de Sovjetunie zijn eigen legerbases had. Vanuit Russisch oogpunt leek het op een omsingeling. 1.1- Geen veilige vrede, maar Koude Oorlog Het ideaal van Lenin was dat er een communistische wereldrevolutie moest komen: overal ter wereld moesten de communisten de macht grijpen en een einde maken aan de uitbuiting van het kapitalisme. De wereldvrede zou dan vanzelf volgen. De wereldrevolutie kwam er niet: tot 1945 bleef de Sovjetunie het enige communistische land. Wilson’s ideaal was dat landen hun onderlinge conflicten niet door oorlog zouden uitvechten maar door overleg in een volkenorganisatie. Agressieve staten zouden door de vredelievende staten gezamenlijk moeten worden aangepakt. Er werd inderdaad een Volkenbond opgericht, maar die had onvoldoende macht om de vrede te bewaren. (De VS zelf werden niet eens lid.) Twee verschillen tussen de VN en de Volkenbond zijn dat de VS met de oprichting van de VN nu vast besloten waren een actieve rol in de samenleving te blijven spelen, en de grote mogendheden kregen in de VN de leiding. Na de WOII ontstond geen samenwerking tussen de grote mogendheden, maar juist een Koude Oorlog. De grote mogendheden hadden dan wel ‘de macht’ in de VN, maar zij werkten niet goed samen. Vooral de VS en de SU stonden vijandig tegenover elkaar. Vier belangrijke factoren die daarbij een rol speelden zijn: 1) Er bleven na 1945 niet 5 grote mogendheden over, maar slechts 2: de VS en de Sovjet-Unie. 2)De Tweede Wereldoorlog had grote delen van Azië en Europa losgewrikt uit bestaande machtsverhoudingen. De VS en de Sovjet-Unie werden verleidt daar hun invloedssfeer uit te breiden, voor de ander dat zou doen. 3) De twee supermachten waren in vrijwel alles elkaars tegenpolen. Amerika stond voor kapitalisme, vrij ondernemerschap en democratische besluitvorming, de Sovjet-Unie stond voor dictatuur van de communistische partij en economische almacht van de staat. Hierdoor wantrouwden ze elkaar diep.4) De aanwezigheid van wapens van een ongekende vernietigingskracht. Tot het einde van de Koude Oorlog zou de dreiging van een allesvernietigende atoomoorlog de wereld onder druk houden.
1.2- Koude Oorlog in Europa Stalin bracht Oost-Europa in zijn invloedssfeer, omdat hij zich niet opnieuw wilde laten verrassen door een aanval uit het westen. De Oost-Europese staten moesten een ‘veiligheidsgordel’ vormen aan de westgrens van de Sovjetunie. (Uiteraard moesten zij dan wel tot trouwe bondgenoten gemaakt worden, tot communistische staten dus.) De achtergrond van de Marshallhulp is dat het een onderdeel was van de wereldwijde containmentpolitiek van de VS. De Amerikanen waren bang dat in de West-Europese landen de communisten veel macht zouden krijgen. Na de oorlog was daar immers veel armoede, dus (dachten de Amerikanen) steun voor het communisme. Aanleiding voor de containmentpolitiek (en Marshallhulp) waren de spanningen in Turkije (waar Stalin een vlootbasis wilde) en Griekenland (waar communisten een guerrilla voerden). Het verslagen Duitsland vormde een spanningsbron tussen de SU en de VS. Rusland eiste namelijk enorme schadevergoedingen van Duitsland, terwijl de Amerikanen juist stelden dat dit het economische herstel van het geruïneerde Europa in de weg zou staan. Daardoor viel Duitsland al snel in twee delen uiteen. De kans op communistische wereldheerschappij was nihil, omdat de SU een sterk leger had, maar ook straatarm was. Bovendien was voor de relatief welvarende bevolking van de VS en Europa het communisme geen aantrekkelijke ideologie. 1.3- Koude Oorlog in Azië In 1949 deden twee gebeurtenissen de VS sidderen. In dat jaar voerde de SU namelijk een geslaagde kernproef uit en bewees dat land dus dat het over kernwapens beschikte, en in China kwamen in datzelfde jaar de communisten aan de macht. De val van China leidde in de VS tot paniek en waanbeelden over communisten die in het geheim invloed uitoefenden op de Amerikaanse buitenlandse politiek. De angst en het wantrouwen dwongen president Truman om een harde lijn te volgen in de buitenlandse politiek. Stalin steunde de aanval van Noord-Korea op Zuid-Korea, omdat hij zich gesteund voelde door de communistische machtsovername in China en dacht (door uitlatingen van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken) dat de Amerikanen van Korea geen groot probleem zouden maken. Daardoor durfde hij de Noord-Koreaanse aanval te steunen. De Taiwankwestie was de ruzie tussen de VS en de SU over welke regering China in de VN-Veiligheidsraad moest vertegenwoordigen: de verjaagde regering (vond de VS) of de nieuwe communistische regering (vond de SU). Omdat de ‘oude’ regering van China in de VN bleef zitten, besloot de Sovjetunie de vergaderingen van de Veiligheidsraad niet bij te wonen. Juist door het ontbreken van de Russen en hun veto, konden de Amerikanen de VN overhalen om de Noord-Koreaanse aanval te veroordelen en er tegen op te treden. Zo konden de Amerikanen onder VN-vlag de communisten uit Zuid-Korea verdrijven. De Korea-Oorlog had als gevolg voor de buitenlandse politiek van de VS, dat de angst voor een communistische wereldrevolutie tot een ‘kookpunt’ werd gebracht en het leidde tot een actieve containmentpolitiek tot in alle hoeken van de wereld. Onderdeel van de politiek was het in hoog tempo opvoeren van de bewapening (en daarmee de wapenwedloop). 1.4- Koude Oorlog en dekolonisatie De Koude Oorlog was voor Europa na 1949 een vrij stabiele periode, doordat de wapenwedloop met atoomwapens een aanval steeds minder waarschijnlijk maakte; die zou immers tot wederzijdse vernietiging leiden. De Sovjetunie en de VS zagen in dat kapitalisme en communisme nog geruime tijd naast elkaar zouden bestaan. In het Amerikaanse vijandbeeld vormden de SU en China één blok. Dit was echter niet juist, want na Stalins dood werkten de SU en China elkaar meer tegen dan dat ze samenwerkten. China voerde een agressievere politiek tegenover het westen en eiste de leiding op over het communisme in de Derde Wereld. (China bleef geloven in de communistische wereldrevolutie; de SU voerde een politiek van vreedzame coëxistentie.) De dekolonisatie raakte na 1950 verweven met de Koude Oorlog. In kolonies die voor onafhankelijkheid streden of deze net hadden verworven, probeerden zowel de SU als de VS politieke en economische invloed te krijgen. Vaak werd economische en militaire steun beloofd in ruil voor een socialistische of juist kapitalistische politiek. De WOII maakte een eind aan soms eeuwenlange koloniale overheersing. Dat de westerse overheersers zo snel verslagen werden door het Aziatische Japan, wakkerde het nationalisme aan en verzwakte het aanzien van de Europeanen. De kolonisatoren bleken de klap van de oorlog – materieel en psychologisch – niet meer te boven te kunnen komen. Extra: Theoriën over de Koude Oorlog Tot de jaren ’70 waren er drie theorieën over de oorzaken van de Koude Oorlog: 1) De orthodoxe visie: Koude Oorlog is gevolg van agressieve politiek SU, de VS verdedigen de vrijheid. 2) Revisionisme: Koude Oorlog is gevolg agressieve economische politiek van de VS, onder het mom van vrijheid en democratie. De Sovjetunie speelde daar geen rol in. 3) Realisme: Staten handelen niet op grond van ideologie maar uit eigenbelang. De Koude Oorlog was een reactie op de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatie (opvullen van machtsvacua). In de jaren ’80 herleefde de orthodoxe visie op de Koude Oorlog. Dit kwam doordat de VS zich weer harder gingen opstellen tegenover de SU. Toen na de val van het communisme (omstreeks 1990) ook de Koude Oorlog voorbij was, leek het alsof de SU de enige oorzaak van die oorlog was geweest. Liberalisme en democratie hadden ‘gezegevierd’ en hadden de toekomst. Daar kwam nog bij dat nieuwe (tot dan toe geheime) bronnen lieten zien hoe misdadig en agressief het Sovjetregime was geweest. Hoofdstuk 2- De Vietnamese deling 2.1- Vietnam onder de Fransen De Fransen beloofden dat ze de economie van Indochina zouden ontwikkelen. Hier kwam echter maar weinig van terecht, er kwamen wel wat verbeteringen in onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur, maar industrialisatie kwam nauwelijks op gang en van de agrarische ontwikkeling in het zuiden profiteerden vooral de rijke landheren. De Fransen maakten zich gehaat onder de Vietnamese bevolking, omdat de inheemse burgers slecht door hen werden behandeld en er van gelijke rechten geen sprake was. Een klein deel van de Vietnamese bevolking profiteerde van de Franse aanwezigheid en bekeerde zich ook tot het katholicisme. De meeste Vietnamezen waren en bleven boeddhistisch. De haat tegen het Franse koloniale bewind leidde echter niet tot massaal verzet van de Vietnamezen. Er waren wel opstandjes, maar die waren altijd plaatselijk en konden eenvoudig worden neergeslagen. Nationalistische groepen slaagden er niet in goed samen te werken en de bevolking mee te krijgen. Ho Chi Minh verwachtte veel van het communisme, omdat de communisten dezelfde belangen en doelen hadden als onderdrukte, gekoloniseerde volken als dat van Vietnam: de westerse imperialisten verjagen. De geschiedenis van Rusland had aangetoond dat voor een communistische overwinning geen grote arbeidersklasse en machtige partij nodig waren: een goed georganiseerde minderheid kon ook in een agrarisch land een communistische omwenteling bewerkstelligen.
2.2- De tijger en de olifant Ho Chi Minh richtte de Vietminh op, omdat hij alle nationalistische verzetsgroepjes wilde bundelen. De communisten mochten daarbij niet teveel op de voorgrond treden, dat zou anderen maar afschrikken. De sociale revolutie zou wel na de onafhankelijkheid komen. Het was geen toeval dat de Vietminh tijdens de Japanse bezetting werd opgericht, omdat Ho verwachtte dat Japan de oorlog zou verliezen. Zodra Japan de strijd zou staken, zou de Vietminh in opstand komen en de macht overnemen, nog voor de Fransen in Vietnam konden terugkeren. De VS steunden de regering van Ho Chi Minh niet, omdat ze Frankrijk te vriend wilden houden als bondgenoot in de Koude Oorlog. Bovendien wisten ze dat Ho Chi Minh een communist was en de Vietminh onder communistische leiding stond. Ho wilde met zijn verhaal over de tijger en de olifant duidelijk maken dat de Vietminh, met haar guerrillatactiek en steun onder de bevolking, de Franse bezetter vroeg of laat zou verslaan. De communistische machtsovername in China had voor Vietnam grote gevolgen, namelijk dat het communistische China de Vietnamezen actief ging steunen in hun strijd tegen de Franse overheersing. Ook de SU gaf materiële steun. Tegelijk besloten (mede daardoor) de VS Frankrijk te gaan helpen in zijn strijd tegen het communistische verzet. Vietnam werd dus een strijdtoneel van de Koude Oorlog. 2.3- Het vertrek van de Fransen Bij Dien Bien Phu werd nog zo verwoed gevochten, omdat zowel de Fransen als de Vietminh voor de vredesbesprekingen in Genève nog terreinwinst wilden boeken. Dat mondde uit in een grootscheepse confrontatie bij Dien Bien Phu. De dominotheorie van Eisenhower hield in dat met een communistische overwinning in Vietnam het hek van de dam zou zijn: de landen in de regio zouden een voor een aan het communisme ten prooi vallen. Ho Chi Minh boekte in Genève een mager resultaat, doordat de VS in Genève de Vietminh dwongen zich terug te trekken achter de 17e breedtegraad en verdere troepenversterkingen verbood. Zij wilden absoluut niet dat Vietnam geheel communistisch zou worden en dreigden met ingrijpen als er een akkoord kwam dat hen niet beviel. ZOAVO was in strijd met ‘de geest van Genève’, omdat in Genève was afgesproken dat Vietnam niet mocht deelnemen aan militaire bondgenootschappen. Toch werd de ZOAVO opgericht, een soort Aziatische NAVO. Zuid-Vietnam werd geen lid, maar de ZOAVO was duidelijk bedoeld om het zuiden te beschermen. 2.4- Twee vijandige staten In Vietnam kwamen geen nationale verkiezingen, zoals in Genève was afgesproken. Zuid-Vietnam en de VS voelden daar niets voor, omdat ze dachten dat in Noord-Vietnam de verkiezingen niet eerlijk zouden verlopen. Zij stelden dat ze het Akkoord van Genève niet hadden ondertekend. De bongenoten van Noord-Vietnam weigerden zich sterk te maken voor die verkiezingen. De communisten in Noord-Vietnam namen enkele maatregelen om hun ‘interne revolutie’ door te voeren: alleen de communistische partij werd toegestaan, andersdenkenden werden vervolgd. In de economie werden de grote Franse bedrijven en plantages tot staatsbezit gemaakt; op het platteland werd veel land van grootgrondbezitters aan de arme boeren gegeven. Ook werd op het platteland een ‘zuiveringscampagne’(het uitschakelen van iedereen die het communisme niet steunde) gehouden. De politiek van de Zuid-Vietnamese president Ngo Dinh Diem kun je karakteriseren als een dictatuur. Diem trok alle macht naar zich toe, bouwde een politiestaat op en gaf belangrijke bestuursposten aan familieleden, partijleden en katholieken. Diem maakte korte metten met de resten van het Franse koloniale bewind, maar trad ook meedogenloos op tegen zijn eigen burgers. De VS traden niet tegen Diem op, omdat hij veel succes boekte in de strijd tegen het communisme; in een paar jaar tijd werden die vrijwel geheel uitgeschakeld of verjaagd. De VS vonden dat belangrijker dan het ontbreken van democratie en rechtvaardigheid. Hoofdstuk 3- Amerika gaat over tot oorlog Oriëntatie Een oorzaak voor de rechtstreekse interventie van de Amerikanen in Vietnam was de aanval van communistische guerrillastrijders op een Amerikaanse legerbasis in Pleiku in Zuid-Vietnam. Een aanleiding voor deze rechtstreekse interventie was dat Noord-Vietnam volgens de VS verantwoordelijk was voor het geweld van de Vietcong in het zuiden van Vietnam. Aan Amerikaanse kant waren er twijfels over militair ingrijpen: de vraag was of bombardementen op Noord-Vietnam iets aan de situatie in Zuid-Vietnam zouden veranderen. Het was onzeker of China en de SU zich niet (rechtstreeks) in het conflict zouden mengen. President Johnson rechtvaardigde de Amerikaanse interventie met het argument dat in de 1930's de westerse landen de agressie van nazi-Duitsland te lang genegeerd hadden, waardoor Hitler Europa onder de voet kon lopen. (De prijs om Europa te bevrijden was bijzonder hoog geweest, veel hoger dan wanneer Hitler tijdig een halt was toegeroepen.) 3.1- Volksopstand in Zuid-Vietnam Noord-Vietnam besloot in 1959 de strijd te hervatten, omdat de communistische partij had gezien dat in Zuid-Vietnam de communisten bijna geheel waren uitgeschakeld (dus geholpen moesten worden) en de bevolking bereid leek tot verzet tegen het regime van Diem. De Noord-Vietnamezen wilden de strijd niet te opzichtig voeren, omdat de Amerikanen moesten vertrekken om Vietnam onder communistische leiding te herenigen. Die zouden dat nooit doen als ze wisten dat Vietnam communistisch zou worden; het verzet tegen het regime-Diem moest daarom uit alle lagen van de bevolking komen. Noord-Vietnam stuurde via de geheime Ho Chi Minhroute wapens en guerrillastrijders naar Zuid-Vietnam en richtte in Zuid-Vietnam een 'nationaal bevrijdingsfront' op waarin onder leiding van de communisten alle oppositie tegen Diem verenigd werd. Er waren een aantal redenen voor de geringe populariteit van het Diem-regime: - Het regime boekte ondanks de Amerikaanse financiële steun geen economische successen, de bevolking bleef arm. - Het regime stond aan de kant van de grootgrondbezitters en deed niets aan de ongelijke verdeling van de landbouwgrond. - Boeddhistische boeren, die vanwege hun geloof gebonden zijn aan de grond waren hun voorouders leefden, werden gedwongen te verhuizen naar versterkte dorpen waar ze zich bovendien opgesloten en uitgebuit voelden. - De Boeddhistische meerderheid van de bevolking werd gediscrimineerd, achtergesteld en bij verzet daartegen keihard onderdrukt. De Vietcong kon het regime van Diem verder ondermijnen omdat de Vietcong de steun won van arme boeren door (anders dan het regime-Diem) in het gebied dat zij controleerden de grond onder hen te verdelen. Veel boeren dachten dat de communisten het beter met hen voor hadden dan het regime-Diem.
3.2- Alarm in het Witte Huis Twee oorzaken voor Kennedy’s bezorgdheid om Vietnam zijn: 1) In zijn eerste week als president kreeg Kennedy een alarmerend rapport over de situatie in Vietnam: dat leek ten prooi te vallen aan het communisme. 2) Chroesjtjov beloofde in januari 1961 steun aan nationale bevrijdingsbewegingen die zich tegen 'het imperialisme' keerden; Kennedy begreep niet dat Chroesjtjov met die verklaring vooral China wilde dwarsbomen. De vele onderzoeken in Vietnam die Kennedy in 1961 liet uitvoeren leidden tot tegenstrijdige adviezen. Sommige adviseurs wilden grondtroepen naar Vietnam sturen, anderen waren voor een diplomatieke oplossing die tot vertrek zou leiden. Kennedy breidde het aantal Amerikaanse adviseurs uit en stelde wapens beschikbaar (helikopters, napalm) om tegen de guerrillatactiek van de Vietcong te strijden. Kennedy vroeg het regime-Diem om sociale en democratische hervormingen door te voeren. Toen Diem dat weigerde, besloot hij dat Diem moest verdwijnen. 3.3- Johnsons dilemma Van de jaren ’50 naar de jaren ’60 veranderde het denken over de inzet van kernwapens. In de 1950's zagen sommigen kernwapens als een goed middel om regionale oorlogen te winnen; dat zou minder slachtoffers en een kortere oorlog opleveren. In de jaren 1960's begreep iedereen dat een kernoorlog allesvernietigend zou zijn; bovendien zou de inzet van kernwapens tegen Vietnam tot een conflict met China kunnen leiden. In 1964 nam de roep om Amerikaanse terugtrekking uit Vietnam toe. Zuid-Vietnam leek niet meer van het communisme te redden: de Vietcong beheerste de helft van het platteland, het Zuid-Vietnamese leger was zwak, de bevolking oorlogsmoe. Katholieken en boeddhisten leefden op voet van oorlog met elkaar, studenten protesteerden en na het einde van het regime-Diem was er geen stabiele regering meer om het verzet tegen de Vietcong met kracht te leiden. President Johnson hield vast aan de dominotheorie, omdat 1) Zonder verbetering op het slagveld en stabiele regering in Saigon de communisten Zuid-Vietnam al snel de macht zouden grijpen. 2) Een Amerikaanse aftocht in Vietnam overal in de wereld het vertrouwen in en ontzag voor de Verenigde Staten zou ondermijnen. Johnson probeerde militair ingrijpen zo lang mogelijk uit te stellen. Onder de naam Great Society wilde Johnson in de VS zelf een verzorgingsstaat opbouwen die armen en zwarten en volwaardige plaats in de samenleving zou geven. Met daarnaast een dure oorlog aan de andere kant van de wereld zou dat ideaal te kostbaar worden. Toen een oorlog onvermijdelijk was, koos Johnson voor een beperkte oorlog, met inzet van min mogelijk manschappen in een zo klein mogelijk gebied en met gebruik van alleen conventionele wapens. 3.4- Johnsons oorlog Het Tonkin-incident kwam de Amerikaanse regering niet slecht uit. Johnson wilde van de Amerikaanse volksvertegenwoordiging (het Congres) onbeperkte oorlogsbevoegdheden. Die zou hij alleen krijgen als Amerikaanse eenheden rechtstreeks door Vietnam aangevallen zouden worden. In het Tonkin-incident gebeurde dat, of kon in elk geval die indruk gewekt worden. Het Congres gaf dan ook diezelfde week nog de president de vrije hand om ten strijde te trekken. De Tonkinresolutie
gaf de Amerikaanse president (als opperbevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten) toestemming om alles te doen wat nodig was om nieuwe aanvallen tegen de Amerikaanse troepen te voorkomen. Eigenlijk was dat dus een vrijbrief om een complete oorlog te gaan voeren - wat ook zo gebeurde. Met operatie Rolling Thunder verbrak president Johnson zijn belofte aan de kiezers. Johnson had de kiezers beloofd dat hij geen Amerikaanse jongens in Vietnam zou laten vechten. met Operatie Rolling Thunder stuurde hij 75.000 grondtroepen naar Vietnam, die daar natuurlijk in gevecht raakten met Vietcongstrijders. Normaal gesproken zouden Noord-Vietnam en de Vietcong geen partij zijn voor de VS. Maar ze konden de strijd wél aan. Noord-Vietnam en de Vietcong hadden machtige bondgenoten: China, dat wapens leverde en honderdduizenden technici en arbeiders stuurde om het werk te doen van de mannen die in het Noord-Vietnamese leger zaten; en de Sovjetunie, dat vooral hoogwaardige wapens als straaljagers en luchtdoelraketten leverde. Omdat de VS bang waren voor een groot internationaal conflict, gingen zij grootscheepse aanvallen op Noord-Vietnam uit de weg (ze vochten 'met de handen op de rug'). Hoofdstuk 4- Vrede met eer? Oriëntatie De Amerikaanse ambassadeur in Zuid-Vietnam reageerde met ongeloof en dus passief op de aanval op Saigon door communistische troepen: hij kon niet accepteren dat alles voor niets was geweest en had de evacuatie van Amerikanen en hun Vietnamese helpers niet goed voorbereid. Duizenden Zuid-Vietnamezen probeerden de Amerikaanse ambassade binnen te komen. Sommigen waren bang voor represailles (wraak) van de communisten voor hun hulp aan de Amerikanen; anderen hadden geen vertrouwen in een toekomst onder communistische heerschappij. 4.1- Het Tet-offensief Door een aantal beperkingen konden de Amerikanen Noord-Vietnam niet over de pijndrempel heen duwen. De Ho Chi Minhroute liep grotendeels door de buurlanden Laos en Cambodja. Uit angst voor escalatie mocht het Amerikaanse leger daar niet komen. Het aantal doelen van luchtinvallen in Noord-Vietnam werd beperkt uit angst China of de Sovjetunie bij de oorlog te betrekken (in het grensgebied, Hanoi en Haiphong bestond het gevaar dat Chinese of Russische diplomaten of schepen werden getroffen). De Amerikanen gebruikten in Zuid-Vietnam een tactiek van Search and Destroy. De communisten, die een guerrillatactiek gebruikten (onverwachts toeslaan en direct terugtrekken), moesten worden opgespoord en vernietigd. Succes werd niet afgemeten aan gebiedswinst maar uit aantallen gedode vijanden (bodycount). Het Tet-offensief zette de optimisten in de Amerikaanse regering te kijk. Zij hadden steeds beweerd dat de communisten op instorten stonden en de overwinning dus nabij was. Het Tet-offensief maakte duidelijk dat de Amerikanen de situatie helemaal niet onder controle hadden. Zelfs in de steden hadden de communisten verzetskernen opgebouwd en kon de veiligheid niet langer gegarandeerd worden. Het Tet-offensief was voor de communisten geen militaire nederlaag, maar een psychologische overwinning. Het offensief werd vrij snel afgeslagen en kostte de communisten grote verliezen. De Amerikanen waren echter zo ontmoedigd dat ze besloten de oorlog stil te leggen en door onderhandelingen vrede probeerden te bereiken. In feite erkenden ze daarmee dat Noord-Vietnam niet te verslaan was.
4.2- Groeiend verzet in Amerika De meeste Amerikanen steunden tot 1965 het Vietnambeleid van hun president, tegen het ingrijpen in Vietnam bestond nauwelijks weerstand. De media waren aanvankelijk niet erg kritisch (kritische reportages waren uitzonderingen). Dat veranderde (na 1965) toen vooral de jongere verslaggevers in Vietnam zelf zagen dat het leger weinig successen boekte en, anders dan het steeds beweerde, zelf ook veel burgerslachtoffers maakte. De media werden toen veel kritischer over het leger en de politiek. De protestgeneratie vond de angst voor het communisme belachelijk (overdreven), dat de VS niets te zoeken hadden in Vietnam en daar alleen de arme bevolking onderdrukten en terroriseerden. In het Amerikaanse parlement was weinig verzet tegen de Vietnamoorlog. In eerste instantie werden de parlementsleden nauwelijks en bovendien verkeerd geïnformeerd; Johnson loog bijvoorbeeld over de prijs van de oorlog. Toen langzaam doordrong wat er in Vietnam aan de hand was, durfden maar weinigen het beleid van de regering te bekritiseren; de meeste volksvertegenwoordigers waren bang voor het verwijt dat ze met hun kritiek hun eigen jongens (de Amerikaanse soldaten in Vietnam) in de rug aanvielen en dat ze soft on communism waren (wat een ‘goede Amerikaan’ zich niet kon laten zeggen). 4.3- 1968 De parlementaire hoorzittingen die Fullbright hield, hadden enkele gevolgen. Doordat de hoorzittingen rechtstreeks op tv te volgen waren (en dagelijks in het nieuws werden samengevat), nam onder de bevolking het vertrouwen in Johnsons Vietnampolitiek enorm af. Geconfronteerd met de bittere realiteit van de oorlog, bereikte de onrust daarover in de Amerikaanse huiskamers een hoogtepunt. In de regering – bij president Johnson zelf – maakte Tet een einde aan het laatste stukje optimisme; het werd duidelijk dat de VS het Vietnamavontuur maar beter kon proberen af te sluiten. Na het Tet-offensief veranderde president Nixon zijn imago van havik die voor harder militair ingrepen pleitte, in dat van de man die de oorlog snel zou beëindigen (duif). Nixon nam een aantal stappen om een eervolle vrede af te dwingen: 1) Het terugtrekken van de Amerikaanse grondtroepen en, tegelijk, het versterken van het Zuid-Vietnamese leger. 2) Het opvoeren van de militaire druk door nog heviger te gaan bombarderen – zo hevig dat de Noord-Vietnamezen dachten dat hij tot alles in staat was. 3) Het opvoeren van de politieke druk op Noord-Vietnam door toenadering te zoeken tot zijn bondgenoten China en de SU. 4) Onderhandelen over een vredesregeling: officieel in Parijs, in het geheim ook rechtstreeks met de Noord-Vietnamese leiders (dat deed Kissinger). 4.4- Nixons oorlog De ‘operatie Cambodja’ liep uit op een mislukking. Die operatie moest geheim blijven, maar lekte uit. Toen hij Cambodja daarna binnenviel, ontstond een storm van protest waarbij onder de demonstranten doden vielen en honderden universiteiten tijdelijk gesloten werden. Bovendien besloot de Amerikaanse volksvertegenwoordiging Nixon nu aan banden te leggen; ze dwong hem zijn invasie van Cambodja te staken. (Later werd ook het oorlogsbudget fors beperkt.) In Vietnam was in deze tijd sprake van een patstelling. Militair veranderde er weinig in de krachtsverhoudingen: de Amerikanen trokken zich geleidelijk terug, het Zuid-Vietnamese leger werd sterker maar boekte weinig succes, en de Vietcong hield zich (mede door de bombardementen op hun aanvoerlijnen) vrij rustig. Politiek veranderde er weinig: de onderhandelingen zaten vast omdat Noord-Vietnam eiste dat eerste de Amerikanen en de Zuid-Vietnamese president zouden vertrekken, en de Amerikanen eisten dat de Noord-Vietnamezen zich uit het zuiden zouden terugtrekken – voorwaarden die voor de andere partij onbespreekbaar waren. De driehoeksdiplomatie van Nixon en Kissinger bestond uit het afzonderlijk benaderen en daarmee tegen elkaar uitspelen van de drie bondgenoten Noord-Vietnam, China en de SU. De VS zochten toenadering tot de SU; in ruil voor afspraken over de wapenwedloop en economische hulp moesten de Russen Noord-Vietnam onder druk zetten om vrede te sluiten (en uiteraard hun eigen militaire hulp stopzetten). Om de SU onder druk te zetten haalden de VS ook hun betrekkingen met China aan; Nixon bracht zelfs een bezoek aan China, wat gezien de internationale verhoudingen buitengewoon spectaculair was. Toch kwam het in oktober 1972 nog tot een vredesakkoord. Noord-Vietnam werd door zware bombardementen gedwongen een van zijn eisen te laten vallen (het vertrek van de Zuid-Vietnamese president). Nixon en Kissinger waren ook bereid veel water bij de wijn te doen, omdat er verkiezingen voor de deur stonden (november 1972) en Nixon zijn belofte om een eervolle vrede te bewerkstelligen wilde nakomen. Bovendien dreigde het Congres de geldkraan dicht te draaien en waren er in Vietnam nog maar enkele tienduizenden Amerikaanse soldaten. De Kerstbombardementen moesten de Noord-Vietnamezen zo bang maken dat ze naar de onderhandelingstafel terugkwamen; tegelijk moesten ze de Zuid-Vietnamese regering ‘bewijzen’ dat de VS nog altijd bereid waren om Zuid-Vietnam militair bij te staan. Het eerste doel werd bereikt: de Noord-Vietnamezen kwamen terug naar de onderhandelingstafel, al veranderde er aan het al bereikte akkoord vrijwel niets meer. Na 1973 voerde Noord-Vietnam de strijd op, met materiële steun van de SU; de Amerikanen bouwden hun steun aan Vietnam juist af, vooral doordat het Congres de geldkraan dichtdraaide. In 1975 werd Zuid-Vietnam veroverd door Noord-Vietnam en werd het land onder communistische leiding herenigd. Hoofdstuk 5- De gevolgen van de oorlog Oriëntatie De foto van Kim Phuc drukte de verschrikkingen van Vietnam en vooral van het gebruik van napalm uit. Ook onschuldige burgers, kinderen zelfs, werden daar slachtoffer van. Deze foto had zo’n groot effect op de publieke opinie, omdat de foto overal ter wereld op de voorpagina’s van de kranten kwam. Meer dan andere foto’s verbeeldde deze foto de gruwelijkheid en zinloosheid van de oorlog: dit was wat de oorlog betekende voor gewone Vietnamezen. De oorlog kostte 1,6 miljoen mensen het leven. Ruim eenderde daarvan was burger, overwegend uit Zuid-Vietnam. Dat was wrang, want de oorlog werd gevoerd uit naam van hun vrijheid. 5.1- Ontwricht Vietnam Het Noord-Vietnamese leger kon elk jaar zo’n 200 duizend nieuwe soldaten oproepen. Die dienstplicht was mogelijk doordat vrouwen en Chinezen het werk overnamen en zo de economie draaiende hielden. De boeren moesten hun hele productie aan de staat verkopen. Die verdeelde het voedsel met een bonnensysteem onder de bevolking. Er was ook hulp uit China. Het dagelijks ‘menu’ was echter bijzonder karig. De bevolking op het platteland zat klem tussen de strijdende partijen: wie de Vietcong hulp weigerde, riskeerde zijn leven, maar wie de Vietcong wèl hielp, kon worden opgepakt door het Zuid-Vietnamese leger. Daarom probeerden de meeste mensen maar een beetje te schipperen. De welvaart in Zuid-Vietnam was voor een deel kunstmatig. De Zuid-Vietnamezen gaven meer uit dan ze verdienden, maar de Amerikanen vulden de tekorten aan. In de grote steden leefde de helft van de mensen van baantjes die alleen bestonden dankzijde Amerikaanse aanwezigheid. Ondertussen werd het land volledig kapot gebombardeerd. Als de Amerikanen zouden vertrekken, zouden ze de welvaart meenemen en een verwoest land achterlaten. De Vietnamoorlog richtte veel schade aan in Zuid-Vietnam. De infrastructuur (bruggen, wegen, spoorlijnen) werd verwoest; landbouwgronden werden vergiftigd, bossen vernietigd. Miljoenen mensen trokken van het platteland naar de steden, waar vluchtelingenkampen ontstonden. Honderduizenden Zuid-Vietnamezen raakten gewond of verminkt, maar bleven verstoken van goede medische zorg. De Vietnamoorlog dreef Noord- en Zuid-Vietnam verder uiteen. Zuid-Vietnam was in de Franse tijd al rijker geweest dan Noord-Vietnam, maar door de oorlog werd het verschil wel heel groot. Noord-Vietnam kon zich door de oorlog nauwelijks ontwikkelen en bleef een straatarme agrarische samenleving, strak geleid door communisten. Zuid-Vietnam ontwikkelde zich door de oorlog in versneld tempo tot verstedelijkte samenleving (mensen ontvluchtten het platteland en de Amerikaanse aanwezigheid in de steden trok kanszoekers aan), maar de welvaart was uitsluitend te danken aan de dollars van de Amerikaanse regering en die van de soldaten. Noord en Zuid waren hermetisch van elkaar afgesloten, contact was utgesloten.
5.2- Soldaten en veteranen Het Amerikaanse leger rekruteerde meer soldaten uit de arbeidersklasse dan uit de middenklasse. Jongens uit de arbeidersklasse waren er vaak trots op naar Vietnam te gaan, het was een bewijs van mannelijkheid en patriottisme. Er was voor hen ook geen ontkomen aan. Jongens uit de middenklasse konden dankzij hun studie vaak uitstel krijgen. Als dat niet lukte, besloot een flink aantal (in totaal een half miljoen) om dienst te weigeren of zichzelf onvindbaar te maken. Amerikaanse soldaten in Vietnam hadden vaak een laag moreel. De meeste militairen waren niet voorbereid op het vechten tegen de guerrilla van de Vietcong, dat helemaal niet paste bij hun ideeën over heldendom en kameraadschap. De guerrilla zorgde voor ondraaglijke spanning en angst, terwijl de oorlog zo uitzichtloos was dat velen er de zin niet van inzagen en gefrustreerd waren dat ze dáárvoor elke dag hun leven moesten wagen. Het Vietnamsyndroom was een combinatie van lichamelijke en geestelijke klachten. Het uitte zich vaak in nachtmerries, waanvoorstellingen, extreme nervositeit, contactstoornissen en agressie. Volgens artsen was het syndroom toe te schrijven aan het shockerende karakter ervan voor de gewone soldaten: ze hadden ‘voor niets’ gevochten, ze hadden op grote schaal kinderen, vrouwen en bejaarden gedood (zien worden) en waren bij thuiskomst niet onthaald als helden. Vanaf 1980 is voor de verguizing waardering in de plaats gekomen: Amerikanen hebben tegenwoordig groot respect voor Vietnamveteranen. De veteranen hebben zichzelf goed georganiseerd en hebben hun belangen goed weten te behartigen. Bijna alle veteranen durfden – geholpen doordat hun verhaal in grote publieksfilms bekender werd – weer trots te zijn om het vaderland gediend te hebben. 5.3- Een nationaal trauma De VS stonden rond 1960 hoog in aanzien. Amerika gold als hèt voorbeeld van welvaart en democratie; Amerika had Europa van het fascisme bevrijd en beschermde het nu tegen het communisme. Twee economische gevolgen van de Vietnamoorlog zijn: 1) Door de hoge oorlogsuitgaven ontstonden grote tekorten op de Amerikaanse begroting en betalingsbalans. De dollar zakte in waarde, waardoor de koppeling tussen de dollar en de belangrijkste Europese munten moest worden losgelaten – waardoor Europa en de VS scherper gingen concurreren. 2) De oorlogsuitgaven maakten een eind aan de bescheiden opbouw van de verzorgingsstaat (Great Society). De welvaartsgroei stokte, de Amerikaanse economie belandde voor het eerst sinds tientallen jaren weer in een recessie (periode van aanhoudende economische krimp). Nixon zei dat tegenstanders van de Vietnamoorlog een kleine maar luidruchtige minderheid vormden, die met hun acties de vijand in de kaart speelden – eigenlijk maakte hij hen dus uit voor landverraders. Het Amerikaanse verzet tegen de oorlog sterkte de Noord-Vietnamezen in hun vastberadenheid om vol te houden; zij dachten dat vroeg of laat het verzet zo zou toenemen dat de VS zich uit Vietnam zouden terugtrekken. In de Pentagon Papers (geheime studie van het ministerie van Defensie) was te lezen hoe de Amerikaanse regering(en) de oorlog hadden gemanipuleerd (bijvoorbeeld door het Tonkin-incident min of meer uit te lokken) en de bevolking voortdurend had misleid en voorgelogen. Amerikanen dachten dat ze de ‘politiek’ niet meer konden vertrouwen, iedereen loog en bedroog. (Dat laatste werd nog eens versterkt door het Watergateschandaal.) Vietnam werd een nationaal trauma. De Vietnamoorlog bleek wreed en zinloos en leverde de eerste militaire nederlaag op uit de geschiedenis van de VS. Het gevoel van rechtvaardigheid en onoverwinnelijkheid was aangetast. De Amerikanen konden zich na Vietnam nog moeilijk zien als bevrijders en beschermers van vrijheid en democratie. 5.4- De wereld na Vietnam De Vietnamoorlog had als gevolg dat de verhoudingen tussen de VS en Europa bekoelden. In Europa was er irritatie over de agressieve en stoïcijnse aanpak van de Amerikanen, onder de protestgeneratie zelfs diepe weerzin; in Amerika was er irritatie over de Europeanen die steeds maar opriepen tot een vreedzame oplossing en zo de Amerikanen het gevoel gaven er alleen voor te staan. De oorlog had ook tot gevolg dat de relatie van de VS met China en de SU verbeterde. De VS zochten toenadering tot China en de Sovjetunie omdat zij Noord-Vietnam steunden en hun houding dus cruciaal was voor een oplossing voor Vietnam. Bovendien wilden de Amerikanen de wapenwedloop beperken, wat vanaf 1972 ook lukte. Door de steun van de VS kreeg China de zetel in de veiligheidsraad die ook na 1949 door de nationalistische regering op Taiwan was ingenomen. De VS gingen zich internationaal voorzichtiger opstellen, ze wilden niet nog eens in een ‘moeras’ als dat van Vietnam belanden. Bij de eerste oorlog ver van huis sinds Vietnam leek het erop dat de Amerikanen de lessen van Vietnam ter harte namen: samenwerken met bondgenoten, pas grondtroepen sturen als de zaak volledig is platgebombardeerd, en de pers ver van het slagveld houden om geen vervelende beelden in de huiskamers te krijgen. Na 1975 ontvluchtten miljoenen Vietnamezen hun eigen land. Noord-Vietnam legde het in 1975 verslagen Zuid-Vietnam een star communistisch systeem op: alle privé-handel werd verboden, de bezittingen van tienduizenden kleine ondernemers werd in beslag genomen. Veel van deze berooide mensen zagen geen toekomst onder een communistisch regime en vertrokken. Ook Zuid-Vietnamezen die bang waren te worden opgepakt voor hun samenwerking met de vijand (de Amerikanen), namen massaal de benen. De relatie tussen de VS en Vietnam is tegenwoordig vrijwel normaal. Sinds 1995 onderhouden de VS en Vietnam weer gewone diplomatieke betrekkingen; in 2000 bezocht president Clinton het land. Vietnam is een aantrekkelijke vestigingsplaats voor Amerikaanse bedrijven, en voor de jonge generatie Vietnamezen is Amerika het land van belofte.

REACTIES

I.

I.

Wauw! Dit is echt een fijne, en handige samenvatting als je alles al een keer geleerd hebt! Handig voor mijn examen.

12 jaar geleden

N.

N.

Ik begin dit onderwerp eindelijk te begrijpen! Je hebt het echt heel fijn uitgelegd! Bedankt!

12 jaar geleden

D.

D.

Heel handig! Dank!

11 jaar geleden

J.

J.

handig!

11 jaar geleden

E.

E.

In mijn katern heten de paragrafen anders, is dit wel dezelfde stof?

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.