Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Dekolonisatie en Koude Oorlog in Vietnam

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 3070 woorden
  • 11 mei 2005
  • 55 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
55 keer beoordeeld

Dekolonisatie en koude oorlog in Vietnam H1 Koude oorlog en dekolonisatie in Indochina Koude oorlog: Begint als een conflict tussen VS en SU om Europa. Het werd een wereldwijd politiek-ideologisch en economisch conflict om macht en invloedssferen. Invloedssferen: Gebied of land waar een staat invloed heeft. Dit kan zijn op politiek, economisch en/of cultureel gebied. Tijdens de koude oorlog hadden VS en SU ieder hun eigen invloedssferen. VS + bondgenoten tegenover het communistische systeem aangevoerd door SU. VS  kapitalistisch: vrij ondernemerschap en een democratisch politieke besluitvorming. SU  economische staatsalmacht en partijdictatuur. IJzeren gordijn: Scheidde de ‘sovjetvriendelijke’ satellietstaten va de westerse kapitalistische democratieën. Angst voor elkaar en angst voor de atoombom leidde tot een wapenwedloop, met als doel de ander af te schrikken. Maar niemand zette nucleaire wapens in, dus de situatie in Europa stabiliseerde. In de jaren 60 begon de SU zelfs met een politiek vreedzame coëxistentie richting VS. Vreedzame coëxistentie: Idee van Croesjtsjov (leider SU 1953-1964) dat de ideologische systemen van Oost en West zonder oorlogsdreiging naast elkaar zouden moeten kunnen staan. Het bewust scheppen van een vijandbeeld, ideologische propaganda en reële belangentegenstellingen leidden tot angst voor elkaar. Vijandbeeld: Tijdens de koude oorlog probeerde de beide supermachten, ter legitimatie van het eigen handelen, de tegenstander bij hun eigen bevolking te demoniseren. De VS waren bang voor een communistische wereldrevolutie en gingen daarom over op een containmentpolitiek, eerst in Europa en later, na de communistische machtsovername in China, ook in de rest van de wereld. De communistische landen veroordeelden deze politiek als westers imperialisme. Hoewel de SU en China geen communistisch blok vormden en het in de jaren 60 zelfs tot een breuk tussen beide landen kwam, veranderde dit het Amerikaanse vijandbeeld niet wezenlijk. Communistisch wereldrevolutie: De communistische ideologie streefde naar een revolutie op wereldschaal. Het kapitalisme zou onvermijdelijk ten onder gaan door een proletarische wereldrevolutie en vervangen worden door het communisme. (kapitalisme vervangen door communisme) Containmentpolitiek: Buitenlandse politiek van de VS, gericht op het indammen (contain) van het communisme overal ter wereld. Deze politiek vloeide voort uit de Truman-doctrine (1947). President Truman stelde dat de VS elk land zou helpen dat bedreigd werd door het communisme. Westers imperialisme: Koude Oorlog-term van communistische herkomst. Er wordt mee bedoel: imperialisme uit de koloniale tijd in een nieuw jasje. Nu de koloniën onafhankelijk geworden waren probeerde de westerse landen, en met name de VS, toch politieke en economische controle over deze landen te houden. De Japanse bezetting tijdens WOII gaf het in de vooroorlogse periode ontstane nationalisme in Zuidoost-Azie een geweldige stimulans. Het machtsvacuüm na de capitulatie en de verzwakking van de Europese kolonisatoren door de WOII gaven de gekoloniseerde volken de kans hun onafhankelijkheid te verwerven. De SU en de VS probeerden, om economische en politieke redenen maar ook uit angst voor elkaar, het dekolonisatieproces naar hun hand te zetten. Vooral de Amerikanen werden gealarmeerd toen in 1949 de communisten de macht overnamen in China. In 1950 viel bovendien het communistische Noord-Korea het westers georiënteerde Zuid-Korea aan en besloot de Veiligheidsraad onder leiding van de Amerikanen, in weerwil van een boycot door de SU vanwege de Taiwan-kwestie, met (vooral Amerikaanse) troepen tussenbeide te komen ten gunste van Zuid-Korea. Nationalisme: Liefde voor het eigen volk. Een natie (groep mensen die bij elkaar horen door gemeenschappelijke kenmerken en belangen) wenst een eigen staat. De VS ontwikkelden naar aanleiding van de gebeurtenissen in China, Korea en Indochina, die zij als communistische expansiedrang zagen, de dominotheorie. En om haar belangen veilig te stellen zette zij zowel economische, militaire als politieke middelen in, zoals het steunen van marionettenregeringen. Dominotheorie: Afgeleid van het dominospel. De gedachte dat zodra één (Aziatisch) land communistisch werd, het in zijn kielzog andere naburige landen zou meeslepen en zo een kettingreactie zou veroorzaken. Marionettenregeringen: De regeringen van Zuid-Vietnam waren alleen in naam onafhankelijke regeringen. In de praktijk waren het schijnregeringen omdat zij geheel afhankelijk waren van de VS. Ze werden voor de VS op de been gehouden of, indien dit beter uitkwam, vervangen. H2 Kolonisatie en dekolonisatie van Vietnam. Vietnam: • Tropisch derdewereldland zonder bodemschatten. • Belangrijkste middel van bestaan is de rijstbouw die vooral plaatsvindt in de vruchtbare rivierdelta’s. • Grenst onder andere aan het veel grotere en machtigere China met als gevolg een eeuwenlange Chinese politiek en culturele beïnvloeding en zelfs overheersing. De verhouding met China is altijd moeizaam geweest. In de Franse koloniale tijd ontstond in het boeddhistische Vietnam een kleine katholieke bovenlaag en werd vooral in de Mekongdelta een op de export gerichte plantage-economie ingevoerd. Het verzet tegen het koloniale bewind werd aangevoerd door de nationalist en communist Ho Chi Minh. Hij bundelde het verzet in de WOII tegen de Japanners in de Vietminh en riep tijdens het machtsvacuüm na de capitulatie de onafhankelijke democratische Republiek Vietnam uit. Omdat de Fransen (in het kader van de koude oorlog) met steun van de VS, de nauwelijks internationaal erkende republiek bevochten, zocht Ho Chi Minh steun bij de SU en later bij China. Toen de Fransen in 1954 bij Dien Bien Phoe werden verslagen, vooral uit Amerikaanse vrees voor het dreigende communisme, werd op de daarop volgende Conferentie van Genève besloten tot een voorlopige deling van het land. Er kwam een neutraal communistisch Noorden en een neutraal niet-communistisch Zuiden. In 1956 werden nationale verkiezingen gehouden. Ho Chi Minh: Leider van de Vietnamese communistische opstandelingen tegen het Franse gezag, president van Noord-Vietnam van 1945 tot 1969. Vietminh: Vietnamese communiste en nationalisten in een nationalistische beweging samengebracht (1941) in het verzet tegen het Franse en Japanse koloniale bewind. Proclameerde in 1945 de onafhankelijkheid van Vietnam. Geneefse akkoorden: De akkoorden uit 1954 die, met Amerikaanse zegen, de oorlog tussen Frankrijk en Indochina beëindigden waarbij Vietnam in tweeën werd gedeeld. Deze deling was tijdelijk bedoeld.
H3 Noord- en Zuid-Vietnam na 1954 Een interne revolutie maakte van Noord-Vietnam in twee etappes een communistisch land. Vanaf 1959 kreeg deze een dimensie externe daar Noord-Vietnam vasthield aan hereniging met het Zuiden. Het leger infiltreerde in het Zuiden en bestreed de daar gehate, katholieke en met Amerikaanse steun regerende anticommunistische marionet Ngo Dinh Diem. Van hem werd verwacht dat hij het land een democratisch kapitalistische structuur gaf. De boeren verzetten zich echter tegen zijn versterkte dorpenbeleid en corrupt regime. In de steden ontstond ook verzet van intellectuelen, boeddhisten en communisten tegen Diem en zijn beschermheer die zij neokolonialisme verweten. De oppositie verenigde zich in het NLF, de gewapende tak hiervan werd ook wel Vietcong genoemd. Het NLF kreeg steun van en werd aangestuurd door Noord-Vietnam. Diem probeerde tevergeefs het NLF met repressie uit te schakelen en Zuid-Vietnam veranderde in een politiestaat. Toen Diem niet het gewenste marionettengedrag vertoonde en zijn regime internationaal in opspraak raakte, werd hij op instigatie van de VS vervangen. Zijn opvolgers faalden echter eveneens. De Amerikanen steunden het regime met oorlogsmaterieel en militaire adviseurs maar raakten, vooral wegens de incompetentie van het Zuid-Vietnamese leger, steeds meer bij gevechtshandelingen betrokken. Ook stond de Amerikaanse president Johnson, toen het internationale politieke klimaat verhardde na de afzetting van Chroesjtsjov, een hardere lijn voor. China en de SU steunden Noord-Vietnam financieel en materieel. De SU eerst aarzelend maar na de breuk met China voluit. Ngo Dinh Diem: Regeringsleider in Zuid-Vietnam, lange tijd gesteund door de Amerikanen. Diem was fel anticommunist, katholiek (terwijl de meerderheid van de bevolking boeddhist was) en corrupt. Hij genoot weinig steun onder de bevolking. Toen Diem niet voldoende naar de pijpen van de Amerikanen wilde dansen en internationaal op opspraak kwam werd zijn regime in 1963 ten val gebracht. Versterkte dorpen: (strategic hamlets) Om de Vietcong te isoleren van de bevolking dwongen de Amerikanen en de Zuid-Vietnamese regering de boerenbevolking te verhuizen naar nieuw gestichte dorpen die onder bescherming stonden van het leger. Deze strategie werd een mislukking. Vietcong: Letterlijk: Vietnamese communisten. Communistische guerrillabeweging in Zuid-Vietnam die, gesteund door Noord-Vietnam, de Amerikanen uit Vietnam probeerde te verdrijven. De naam is eigenlijk een scheldnaam voor het Nationale Bevrijdingsfront. Lyndon B. Johnson: Democratisch president van de VS 1963-1968. Hij volgde Kennedy op. Onder zijn bewind escaleerde de Vietnam-oorlog (Johnson’s war). H4 Een supermacht verliest een oorlog (1966-1973) Het terugtrekken van troepen of een nucleaire oorlog was geen optie voor de VS. Ze grepen militair actief in waarbij het de opzet was het aantal Amerikaanse slachtoffers te beperken, conventionele middelen te gebruiken en een ‘beperkte oorlog’ te voeren. Na het zogenaamde Tonkin-incident kreeg Johnson door de Tonkin-resolutie in 1964 een blanco volmacht van het congres. De Amerikanen voerden onder de codenaam Rolling Thunder bombardementsvluchten uit op een deel van Noord-Vietnam en probeerden de bevoorradingslijnen via de Ho-Chi-Minh-Route naar de Vietcong af te snijden, en een blokkade op te werpen bij de zeventiende breedtegraad. Het incompetente Zuid-Vietnamese leger dat eigenlijk de grondoorlog moest voeren, verrichtte voornamelijk ondersteunende taken voor de Amerikaanse troepen. Door de zelfopgelegde beperkingen en de guerrillaoorlog van de door Vo Nguyen Giap geleide Vietcong en de Noord-Vietnamese eenheden, bleef succes uit. Integendeel, de Vietcong behield het initiatief ondanks de inzet van middelen als Agent Orange en napalmbommen. Beperkte oorlog: De oorlog in Vietnam werd door president Johnson een ‘limited war’ genoemd omdat deze geen bedreiging voor de wereldvrede zou vormen. Er werden namelijk geen atoomwapens ingezet, Noord-Vietnam werd beperkt gebombardeerd en zowel met de Russen als de Chinezen waren er stilzwijgende afspraken dat de oorlog niet mocht escaleren. Tonkin-incident: Vermeend incident in de Golf van Tonkin waarbij de Amerikaanse vloot in internationale wateren beschoten zou zijn door Noord-Vietnam. Dit was een casus belli. Tonkin-resolutie: Naar aanleiding van het Tonkin-incident kreeg de Amerikaanse president in 1964 blanco volmacht van het Congres waardoor hij op grote schaal Amerikaanse grondtroepen naar Vietnam kon sturen en Noord-Vietnam kon gaan bombarderen, zonder overigens de oorlog te verklaren. Operatie rolling Thunder: De poging van de Amerikanen in 1965 na de Tonkinresolutie, door middel van het sturen van Amerikaanse grondtroepen naar Zuid-Vietnam en het beperkt bombarderen van Noord-Vietnam, het Vietnamconflict snel in Amerikaans voordeel te beëindigen. Ho-Chi-Minh-Route: Bevoorradingsroute voor de Vietcong. Deze liep van Noord naar Zuid-Vietnam. De route is geen weg in de traditionele zin van het woord maar bestaat uit een groot aantal paden en paadjes door voornamelijk het oerwoud. Een deel van de route liep door Laos en Cambodja. Guerrillaoorlog: De tactiek van de Noord-Vietnamezen en de Vietcong was het vermijden van een grootschalige oorlog. Ze vormden een onzichtbare en dus ongrijpbare vijand die zich verborg in het oerwoud en in tunnels. Zo kon de veel machtigere vijand verrast worden door plotseling toe te slaan. Zo nodig verdwenen ze weer even plotseling als ze verschenen waren. Vo Nguyen Giap: Noord-Vietnamese generaal die het Noord-Vietnamese en de Vietcongtroepen leidde in de strijd tegen de Amerikanen en de Zuid-Vietnamese troepen. Hij voerde geen conventionele oorlog maar een guerrillaoorlog. Agent Orange: Ontbladeringsmiddel dat door de Amerikanen gebruikt werd om het probleem van de in het oerwoud onzichtbare vijand letterlijk op te lossen. De strategie werkte niet maar het Vietnamese ecologische systeem werd wel enorme schade toegebracht. Napalmbommen: Bommen waarvan de inhoud bestaat uit benzine in geleivorm. De Amerikaanse luchtmacht in Vietnam gebruikte deze bommen in haar strijd tegen de Vietcong. De bommen maakten veel burgerslachtoffers, Internationaal riepen deze brandbommen verontwaardiging op. Beide partijen waren niet sterk genoeg om de oorlog te winnen wat na het Tetoffensief in 1968 voor iedereen duidelijk werd. Daarom wilde Nixon een einde aan de oorlog met een eervolle vrede. Bij de politiek paste toenadering tot de bondgenoten van Noord-Vietnam, Vietnamisering van de oorlog en (ondanks massale protesten van de Amerikaanse bevolking) zware bombardementen om onderhandelingen af te dwingen. Hoewel in 1969 de vredesbesprekingen startten was Noord-Vietnam, onder zware druk van de bombardementen, pas door druk van haar bondgenoten tot een overeenstemming bereid. Daarbij speelde de wetenschap dat de VS voor alles het conflict wilden beëindigen een belangrijke rol. In 1973 werden de Parijse Akkoorden die veel op de Geneefse Akkoorden leken, getekend en twee jaar later veroverde Noord-Vietnam het Zuiden en ontstond de herenigde Socialistische Republiek Vietnam. Tetoffensief: Nieuwjaarsoffensief (Vietnamees nieuwjaar) in januari 1968 van de Vietcong op de Zuid-Vietnamese steden. Dit offensief kwam onverwacht en was aanvankelijk succesvol. Eervolle vrede: De Amerikaanse president Nixon wilde een eind aan de Vietnam-oorlog maken maar alleen als de Amerikanen met opgeheven hoofd uit Vietnam konden vertrekken. De VS mochten dus niet als de verliezende partij gezien kunnen worden. Dit was alleen mogelijk met hulp van Noord-Vietnam en de Vietcong. Zij moesten dus afzien van een totaaloverwinning. Vietnamisering: Begrip door Nixon geïntroduceerd om een einde te maken aan de betrokkenheid van Amerikaanse soldaten aan de daadwerkelijke oorlogsvoering. Nixon trok de Amerikaanse troepen terug en liet de Zuid-Vietnamese troepen het voortaan alleen klaren tegen de Vietcong en Noord-Vietnam. Zij kregen daarbij wel hulp en wapens. De Amerikanen bleven wel met hun luchtmacht bombardementsvluchten uitvoeren. H5 Gevolgen van de Vietnamoorlog in Vietnam De bombardementen op de Vietcong-gebieden en Noord-Vietnam maakten het noodzakelijk dat het leven zich deels ondergronds ging afspelen. Vrouwen werden ingezet zodat mannen in het leger konden dienen. De permanente oorlogstoestand zorgde voor een grote inventiviteit en versterkte slechts het verzet. Ondanks alles bleef de voedselvoorziening intact en stortte de samenleving niet in. In Zuid-Vietnam slokte het leger de helft van de mannen op, leefde een deel van de boeren gedwongen in de, regelmatig onder vuur liggende, gehate versterkte dorpen. Het platteland ontvolkte en grote stromen vluchtelingen overspoelden de overvolle steden met alle negatieve gevolgen van dien. De jonge Amerikaanse dienstplichtige soldaten waren niet op hun taak voorbereid, twijfelden aan het nut van hun aanwezigheid en, hadden geen antwoord op de guerrillatactieken van de Vietcong. Ze wisten geen raad met alle oorlogsellende en de vijandige houding van de bevolking. Angst, verdriet en frustratie leidden tot drugsgebruik, discriminatie en oorlogsmisdaden zoals in My Lai. H6 De oorlog aan het ‘thuisfront’ In de afweging van het nationale belang van steun aan de oorlog tegen het democratisch belang van kritische en onderzoekende journalistiek kozen de media in de loop van de oorlog steeds vaker voor het laatste. Hierdoor polariseerde de Amerikaanse samenleving. De babyboomers, ook wel de protestgeneratie genoemd, waren tegen de oorlog. Hun cultuur week sterk af van die van de gevestigde orde die het communisme als een reëel gevaar zag. Dit protest uitte zich onder andere in petities, teach-ins op universiteiten, anti-oorlogdemonstraties, protestsongs en het verbranden van oproepkaarten door dienstplichtigen. Ook in de rest van de westerse wereld klonk protest. De tonkinresolutie zette de politiek deels buiten spel. Het Vietnambeleid werd bepaald door het witte huis, het Pentagon, en het ministerie van buitenlandse zaken. Johnson wilde, uit angst voor het feit dat de oorlog ten koste zou gaan van zijn ‘great society’-plan zo weinig mogelijk debat. Loyaliteit aan de president en /of de troepen van Vietnam, anticommunistische gevoelens en de angst voor het stempel ‘soft on communism’ zorgde ervoor dar het Congres jaarlijks de defensiebegroting goedkeurde. Het uitblijven van de overwinning en de nationale en internationale protesten leidden echter op den duur tot 2 kampen: • De haviken, die voor verdergaand militair ingrijpen waren. • De duiven zoals Fullbright, die voorstander waren van een politieke oplossing en vraagtekens zetten bij het nut van de oorlog en de effectiviteit van de Amerikaanse strategie. De oorlog spleet de Amerikaanse samenleving, verslond zoveel geld dat de ‘great society’-plannen dreigden te mislukken, zette de economie onder druk, verzwakte de positie van Amerika in de wereld, leidde in 1968 tot een grote anti-oorlogsdemonstraties en ongeregeldheden en zette, vanwege het Tetoffensief, de juistheid van de Amerikaanse strategie op losse schroeven. Johnson stopte de bombardementen en stelde zich niet meer herkiesbaar. De republikein Nixon won de verkiezingen op basis van de belofte tot vietnamisering en een eervolle vrede. Protestgeneratie: De babyboomgeneratie van na WOII; jongeren opgegroeid in de jaren 60 en 70 in het Westen die bewust de Vietnam-oorlog hebben meegemaakt en zich ertegen verzetten. Zij zetten zich tegen de oudere generaties af die de Vietnam-oorlog steunden. Pentagon: Amerikaanse ministerie van defensie in Washington DC. De naam in afgeleid van het gebouw met 5 hoeken waarin het ministerie is gehuisvest. J. William Fullbrigt: Conservatief Democratisch senator. Hij was een uitgesproken tegenstander van de Vietnam-oorlog omdat deze naar zijn mening de positie van de VS in de wereld verzwakte. Hij leidde in 1966 parlementaire hoorzittingen over het Vietnambeleid door zijn tegenstanders vanwege zijn Vietnamstandpunt senator ‘Halfbright’ genoemd. Richard M. Nixon: Republiekeins president van de VS 1968-1974. hij maakte uiteindelijk een einde aan de Vietnam-oorlog. Nixon werd in 1974 tot aftreden gedwongen vanwege het Watergate-schandaal. H7 (Inter)nationale gevolgen van de Vietnamoorlog Foute beslissingen van politici, onthullingen in de pers en het zoveel mogelijk negeren van protesten schokten het vertrouwen van het volk in de politiek. De Pentagon Papers (1971) toonden aan dat de regering vaak had gelogen en de publieke opinie en manipuleerde. De War Powers Act (1973) volgde. De oorlog was een ‘working class-war’. Hij ging ten koste van een oplossing voor de sociale problematiek in de VS en de jongeren uit de sociaal lagere milieus (en dus relatief veel zwarten) waren oververtegenwoordigd in Vietnam. Beter gesitueerden (vooral blanken) speelden het vaak klaar om uitzending naar Vietnam te voorkomen. In politiek linkse kringen weigerde men zelfs militaire dienst met gevangenisstraf als gevolg. De oorlog zorgde ook voor verbroedering tussen blanke en zwarte militairen en omdat de regering beurzen beschikbaar stelde voor ex-militairen konden veel mensen uit achtergestelde milieus gaan studeren. De Vietnam-oorlog zorgde ook voor een nationaal trauma. Het rijkste en machtigste land van de wereld kon een oorlog niet winnen, het imago van de VS als ‘bevrijder’ en ‘vechter voor een rechtvaardige zaak’ leed nationaal en internationaal grote schade en toen in 1975 Noord-Vietnam probleemloos het Zuiden veroverde bleek de oorlog ook zinloos te zijn geweest. Ingrijpend voor veel ex-militairen was dat ze hun draai niet meer konden vinden in de Amerikaanse samenleving en leden aan het ‘Vietnamsyndroom’. Pentagon Papers: De Pentagon Papers verschenen in 1971. het is een serie artikelen in de New York Times over de geheime stukken van de Amerikaanse regering over de oorlog in Vietnam. Deze stukken haalden de rechtvaardiging van de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam onderuit. Vietnamsyndroom: Veel veteranen konden hun draai niet meer vinden in de Amerikaanse samenleving. Hun psychosociale en fysieke klachten waren lange tijd onbespreekbaar. Pas in de jaren tachtig kwam hier aandacht voor zoals blijkt uit vele speelfilms en het Vietnam-memorial. Bovendien was er de angst van de Amerikanen om nogmaals zoals in Vietnam in een uitzichtloze, onwinbare oorlog die veel Amerikanen het leven zou kosten verzeild te raken. Dit heeft er mede toe geleid dat de Amerikanen lange tijd zeer voorzichtig waren met het sturen van Amerikaanse troepen naar de diverse conflicthaarden op de wereld.

REACTIES

F.

F.

Doe er plaatjes bij dit slaat nergens op

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.