Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Alle hoofdstukken

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 10529 woorden
  • 15 september 2016
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

De tijd van Jagers en Boeren

1.1 De levenswijze van jager-verzamelaars

De jager-verzamelaars konden nog niet schrijven en bleven op een plek zolang er voedsel was. De vrouwen verzamelden planten en zorgden voor de kinderen, de mannen visten en joegen. Vanaf ongeveer 50.000 v.C. gingen mensen o.a. pijlen en bogen maken.

1.2 Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

Vanaf ongeveer 10.000 v.C. begonnen de mensen met de akkerbouw en veeteelt, dit kon doordat het klimaat veranderde. Ze leerden dieren temmen en gebruiken voor melk, wol en mest. De bevolking groeide en er ontstond een nieuwe samenleving, de landbouwsamenleving. Langzaam ontwikkelden er ook religies en werden o.a. de ploeg en aardewerk ontdekt.

1.3 Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

In ongeveer 3500 v.C. ontstond de eerste stedelijke beschaving aan de rivieren de Eufraat en de Tigris. Doordat de landbouw bij vruchtbare rivierdalen veel opleverde konden mensen zich ook in andere dingen specialiseren en er was een organisatie nodig voor het dicht op elkaar leven. Er werden afspraken gemaakt en het schrift ontstond, dit was nodig voor het bijhouden en regelen van allerlei zaken.

De tijd van Grieken en Romeinen

2.1 De ontwikkeling van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat

De Griekse cultuur ontwikkelde zich en er ontstonden filosofen die dachten op een rationele manier. Wetenschappen zoals wiskunde en natuurkunde ontstonden. Griekenland bestond uit allemaal aparte stadstaten die allemaal op een andere manier geregeerd werden zoals een monarchie, aristocratie, een oligarchie, een tirannie en zelfs de eerste democratie. Aristoteles, een filosoof, vond dat de mensen zonder verstand van politiek niet mochten stemmen.

2.2 Het Romeinse imperium en de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur

Het Romeinse rijk ontstond als een monarchie maar werd later een aristocratie. Het begon veel land eromheen te veroveren en de Romeinse cultuur, die gemengd was met de Griekse, begon zich te verspreiden maar er was ook respect voor de godsdienst en cultuur van de andere volken. Caesar kwam aan de macht en toen hij vermoord was kwam zijn achterneef Octavianus aan de macht. Hij werd later Augustus genoemd en hij maakte het een keizerrijk. Onder hem begonnen er twee eeuwen van rust en vrede binnen het Romeinse imperium: de pax Romana. Er waren natuurlijke grenzen die goed verdedigd werden maar vanaf ongeveer de 3e eeuw n.C. begon het rijk in verval te raken. Het werd opgesplitst in het Oost-Romeinse en het West-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse of Byzantijnse rijk bleef nog tot 1453 bestaan maar het West-Romeinse rijk werd in 476 al overgenomen door Germaanse stammen.

2.3 De vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

De Romeinen namen verschillende kunst- en bouwstijlen van de Grieken over zoals de beelden, de zuilen, de bouwkunst en het theater. De Grieken streefden bij hun beelden perfectie na, de Romeinen de realiteit. Bij de tempels waren er die bouwstijlen. De Dorische stijl, die vrij strak, robuust en sober was, de Ionische stijl, met smallere zuilen die een voetstuk en een bovenstuk met krulversiering hadden en de Korintische stijl, waarvan de zuilen nog uitbundiger versierd waren.

2.4 De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur

De Romeinen vonden de Germanen barbaren maar respecteerden ze toch voor hun macht en dreven soms handel. De Germanen hadden een landbouwsamenleving en kenden geen schrift. De krijgsmacht stond bij hen hoog in aanzien. Sommige Germanen gingen bij de Romeinen wonen en er werden ook Romeinse gewoonten overgenomen zoals het gebruik van geld. Uiteindelijk begonnen de Germanen het Romeinse rijk binnen te dringen voor de vruchtbare grond en werd alles overgenomen.

2.5 De ontwikkeling van jodendom en christendom

In het begin waren Joden polytheïstisch maar dat ontwikkelde zich tot een monotheïstisch geloof met een god die almachtig, goed en rechtvaardig was. Uit het jodendom is in de 1e eeuw n.C. het christendom ontstaan. Dit verspreidde zich langzaamaan ook in het Romeinse rijk. In het begin werden de christenen vervolgd maar toen werd keizer Constantijn zelf christen en later werd het zelfs de staatsgodsdienst. Christenen kregen allerlei voordelen en oude tempels werden verwoest of omgebouwd tot kerken.

 

De tijd van Monniken en Ridders

3.1 Ontstaan en verspreiding van de islam

De islam ontstond iets na het jaar 600 toen Mohammed erover begon te vertellen. Dit geloof kreeg snel meer aanhangers en werd veel verspreid. Het was een geloof van heersers. Vaak waren het rijke en machtige mensen die islamitisch waren. Het geloof verspreidde zich heel ver tot in delen van Afrika en Europa maar niet als een rijk. In sommige delen kregen christenen veel tolerantie maar in andere delen niet. De Grieks-Romeinse cultuur werd gebruikt voor onder andere de bouw van moskeeën en paleizen.

3.2 De ontwikkeling in West-Europa van landbouwstedelijke naar landbouwsamenleving

Na de val van het Romeinse rijk waren er vooral ruïnes over en mensen woonden in kleine gebieden bij elkaar. Er was weinig landbouwopbrengst, geld en contact met anderen. Honger en gebrek lagen altijd op de loer. Het hofstelsel ontstond.  De horigen kregen, in ruil voor betalingen in de vorm van herendiensten als weven en het maken van gereedschap, bescherming in het geval van gevaar.

3.3 Feodale verhoudingen in het bestuur

In het begin waren er veel oorlogen en moorden voor de macht over het Frankische rijk. In de 8e eeuw kreeg Karel de Grote het rijk in handen en hij breidde het verder uit met onder andere Nederland en Duitsland. Hij beheerste een groot deel van Europa en werd tot keizer gekroond. In ruil voor trouw verdeelde hij het rijk in graafschappen en hertogdommen aan vazallen of leenmannen. Ze moesten namens hem heersen. Steeds vaker begonnen vazallen zelf te heersen en gingen ze zelf hun gebieden ook weer verdelen. Het rijk viel dus uiteen in duizenden kleinen burchten. Karel bracht voor zijn oorlogen ruiterlegers te been door ridders, die zelf ook weer ridders op gingen leiden, met nieuwe en betere uit te rusten.

3.4 De verspreiding van het christendom in Europa

Het christendom was altijd heel geordend met een goede organisatie en er ontstonden twee machten: de geestelijke en de wereldlijke macht, dit heette de tweezwaardenleer. Door de bekeer van de Frankische koning Clovis werd het Frankenrijk ineens christelijk wat het daarvoor helemaal niet was. Er trokken missionarissen rond om het geloof zonder geweld en dwang te verspreiden maar het slaagde vaak pas als christelijke vorsten de heidense leiders op brute wijze hadden onderworpen. Zelfs na de dood van Karel de Grote verspreidde het christendom zich nog ver en het begon zich te mengen met heidense gewoonten zoals het woord god en rust op zondag.

 

De tijd van Steden en Staten

4.1 Opkomst van handel en ambacht en herleving van de landbouwstedelijke samenleving

Doordat er een eind kwam aan de invasies van Vikingen en andere agressieve volkeren kregen nederzettingen kans om te groeien. De Europese bevolking verdubbelde en er werd meer plek gemaakt voor landbouw. Het drieslagstelsel ontstond, de ijzeren ploegschaar verving de houten ploeg en paarden vervingen ossen. Er ontstonden markten en de landbouwopbrengst steeg. Mensen gingen zich specialiseren in ambachten zoals timmerlieden, mandenmakers en smeden. Ook ontstond er weer een geldeconomie.

4.2 Opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden

De steden werden steeds zelfstandiger. Ze hadden stadsrechten in ruil voor belasting maar daardoor werden de edelen afhankelijker van de steden en dus werd de burgerij machtiger. De burgers konden als ze burger van de stad waren lid worden van allemaal organisaties zoals de gildes. Een gildelidmaatschap was verplicht als zelfstandig ambachtsman maar een gilde zorgden ook voor de bejaarde leden, de zieken, de werklozen of de invaliden. Steden gingen zich steeds meer beschermen tegen andere steden en sloten ’s nachts de poorten.

4.3 Het begin van staatsvorming en centralisatie

Doordat geld terug kwam, werden staatsvorming en centralisatie mogelijk. Uit een centraal punt konden belastingen worden geheven en kon er worden bestuurd. In meerdere delen van het huidige Europa kregen heersers grote gebieden waarin de adel nog steeds vrij veel te zeggen had. Toch werden er vaker wetten vervaardigd en groeide het nationaal gevoel.

4.4 Het conflict tussen de wereldlijke en geestelijke macht

De kerk had behoorlijk wat macht gekregen. Mensen luisterden vaak omdat ze in de hemel wilden komen en de kerk had veel geld. De mensen die niet geloofden werden op de brandstapel gegooid. De macht van koningen groeide ook en de meeste koningen vonden het maar niets dat de kerk zoveel macht had. Hierdoor kwam er jarenlang een machtstrijd tussen verschillende koningen en pausen.

4.5 De expansie van de christelijke wereld

Vanaf ongeveer het jaar 1095 begonnen de kruistochten. Deze waren allemaal bedoeld om de christelijke wereld uit te breiden en om de macht van de joden en de islam in bepaalde gebieden zoals Spanje en Jeruzalem te verdrijven. In plekken zoals Spanje en Portugal was dit succesvol, in het Midden-Oosten minder.

 

De tijd van Ontdekkers en Hervormers

5.1 Het mens- en wereldbeeld van de renaissance en de hernieuwde oriëntatie op de klassieke oudheid

De rijkdom van kooplieden in Italië was heel groot geworden en dat wilden ze ook laten zien. Ze gingen steeds meer genieten van het leven, waardoor een nieuw mens- en wereldbeeld ontstond. Het humanisme kwam op waarbij de klassieke oudheid bestudeerd en ook gewaardeerd werd. De ideale mens was de mens met een uitgebreide kennis, zowel op het gebied van wetenschap als op het gebied van kunst. De kunst ging niet meer alleen over het christendom. De nieuwe gedachte verspreidde zich door de rest van Europa, mede door de uitvinding van de boekdrukkunst.

5.2 Het begin van de Europese overzeese expansie

Doordat de landroutes richting Azië niet meer toegankelijk waren begonnen Spanje en Portugal met ontdekkingsreizen. Er werden vaarroutes richting Azië, Noord-Amerika en Zuid-Amerika gevonden en Afrika werd ook verder ontdekt. Met deze gebieden werd steeds meer gehandeld.

5.3 De splitsing van de kerk in West-Europa

Erasmus ontdekte dat de meest gebruikte versie van de bijbel vol fouten zat dus hij ging alles zelf vertalen. Zelf brak hij niet met de kerk maar hij was een wegbereider voor de hervorming. Luther brak met de kerk en vond dat de mens zelf in contact kon komen met God, daar waren priesters niet voor nodig. Calvijn was nog feller in zijn ideeën en dacht dat al vooraf door god was bepaald wie in de hemel komt. Deze breuk van de kerk heeft veel oorlogen en gedoe met zich mee gebracht. Uiteindelijk waren er Lutheranen, Calvinisten, Hugenoten (Franse calvinisten) en Anglicanen.

5.4 Het ontstaan van de Nederlandse staat

Karel V was landsheer van meerdere aparte gewesten van Nederland met aparte regels. Hij wilde minder afhankelijk zijn van de adel. Er werd hard opgetreden tegen protestanten. Willem van Oranje wou godsdienstvrijheid en tijdens meerdere Calvinistische bijeenkomsten werden godsvererende beelden kapot geslagen, de Beeldenstorm. De zoon van Karel V, Filips II, stuurde Alva om orde op zaken te stellen. Veel mensen vluchtten en er werd een leger gevormd waarmee de opstand begon. Na veel vechten en de moord op Willem van Oranje werd besloten dat Nederland verder ging leven zonder landsheer en de Republiek ontstond in 1588 en in 1648 werd de Vrede van Münster gesloten. De tachtigjarige oorlog was afgelopen.

De tijd van Regenten en Vorsten

6.1 De ontwikkeling van handelskapitalisme en wereldeconomie

In 1594 werd er een reis naar Indië gepland en die startte in 1595. Om de onderlinge concurrentie te beperken werd de VOC opgericht met veel staatsbevoegdheden zoals het sluiten van verdragen met vorsten, het werven van soldaten, oorlog voeren en het besturen van veroverde gebieden. Er werd hard opgetreden tegen inheemse volken en de VOC werd heel succesvol. De WIC werd gestart maar is nooit heel succesvol geworden. De kaap op de zilvervloot was wel heel goed.

6.2 De bijzondere plaats en de bloei van de Nederlandse Republiek

De macht lag grotendeels in de handen van de burgerij. De stadhouder had de hoogste macht binnen de gewesten. De regenten waren de algemene machthebbers en er bleef een tegenstelling tussen de prinsgezinde en de staatsgezinde regenten. De Staten-Generaal besliste over de gehele buitenlandse zaken en over de vloot. Amsterdam was de belangrijkste stapelmarkt van Europa. De Republiek had de hoogste welvaart van Europa en er was volop werk. De burgerij, in plaats van de kerk of een koninklijk hof, kocht o.a. schilderijen. Ook was er veel tolerantie en de kunst en wetenschap bloeiden op.

6.3 Het streven van vorsten naar absolute macht

Lodewijk XIV wantrouwde de adel en de steden en werd daarom een absoluut heerser. Door zelf mensen aan te stellen voor bepaalde taken wist hij dat ze naar hem zouden luisteren, hij kon ze anders weer ontslaan. Ook de godsdienst was onder zijn beleid. Doordat Willem III in Engeland hielp met het wegjagen van de koning werd hij daar tot koning benoemd en samen voerden ze oorlog tegen Frankrijk waarmee machtsuitbreiding van Lodewijk XIV werd voorkomen. De oorlogen zorgden voor schulden die een eind maakten aan de Gouden Eeuw.

6.4 De wetenschappelijke revolutie

Het doen van onderzoek werd steeds populairder. Zo werd bijvoorbeeld bewezen dat de aarde om de zon draait en hoe de zwaartekracht werkt. Staten steunden de wetenschap want het bracht vele voordelen met zich mee waaronder de vooruitgang van de militaire technologie die zorgde voor het overwicht van de Europeanen in de rest van de wereld. De wetenschappelijke revolutie bracht optimisme met zich mee. De mens was dan niet het centrum van de wereld maar leek met zijn verstand onbegrensde mogelijkheden te hebben.

 

De tijd van Pruiken en Revoluties

7.1 Rationeel optimisme en toepassing van verlicht denken

Als gevolg van de wetenschappelijke revolutie werd er steeds meer rationeel gedacht, niet alleen over de natuur, maar ook over godsdienst, politiek, sociale verhoudingen en de economie. Verlicht denken zou een einde maken aan de duistere tijd van onwetendheid, intolerantie, geloofsfanatisme en onredelijke verschillen tussen mensen. Parijs was dé intellectuele wereldstad. De onzichtbare hand en de trias politica werden bedacht. Er werd nagedacht over vrijheid, mensenrechten en volkssoevereiniteit (opperste macht).

7.2 Ancien régime en verlicht absolutisme

Het ancien régime in Frankrijk veranderde door grote ellende van de burgers naar een verlicht absolutisme. ‘Alles voor het volk, niets door het volk’. Het volk werd te dom geacht voor beslissingen maar moest wel gelukkig zijn. Er kwam een redelijke mate van verdraagzaamheid en persvrijheid in Frankrijk. In Nederland werd na een stadhouderloos tijdperk Willem IV als stadhouder aangewezen in alle gewesten en hij bleef over met veel schulden waar het volk voor opdraaide net zoals in Frankrijk. Nederland begon op een monarchie te lijken.

7.3 De democratische revoluties

De Amerikanen wilden geen belastingen meer betalen zolang ze niet vertegenwoordigd werden in het Britse parlement en na de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog werd Amerika onafhankelijk verklaard en kreeg een grondwet met gescheiden machten. Deze ideeën waaiden over naar Nederland en Frankrijk waar vervolgens veel opstanden zijn geweest die bij Nederland eindigden met een eenheidsstaat en bij Frankrijk met de macht van Napoleon.

7.4 Uitbreiding van de Europese overheersing met plantageslavernij en het abolitionisme

Doordat het gebruik van indianen als slaven verboden werd ontstond de driehoekshandel. Slaven werden verhandeld als beesten en moesten hard werken. In protest hierop ontstond het abolitionisme dat was geïnspireerd door het christendom en de verlichting. Dit heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat slavernij werd afgeschaft. In de VS was hiervoor een burgeroorlog nodig maar uiteindelijk werd het afgeschaft.

De tijd van Burgers en Stoommachines

8.1 De industriële revolutie

Vanaf ongeveer 1800 begon de industriële revolutie die gepaard ging met de landbouw- en transportrevolutie. Hierdoor konden er veel grotere fabrieken ontstaan en kon de bevolking groeien. In ongeveer 1900 kwam er een soort van tweede industriële revolutie waarbij staal, chemie en elektrotechniek opkwamen. Er werd steeds meer geïnvesteerd in wetenschap. De landbouwstedelijke samenleving veranderde in een industriële samenleving.

8.2 De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme en socialisme

Op het Congres van Wenen werd na de val van Napoleon de oude orde hersteld maar dat hield niet lang stand door het groeiende verzet. Het nationalisme was ontstaan, daarbij werd vaak het liberalisme betrokken. Ook het socialisme was ontstaan dat later uiteenviel in de gematigde sociaaldemocratie en in het revolutionaire communisme. Er was ook sprake van het conservatisme wat juist de oude orde wilde behouden maar ook dit kwam later steeds meer in opstand door groeiende nationale gevoelens.

8.3 Voortschrijdende democratisering

Langzaamaan werden steeds meer Europese landen democratisch. In Nederland en Groot-Brittannië ging de democratisering goed. Nederland werd een parlementaire democratie met algemeen kiesrecht en Groot-Brittannië kreeg ook algemeen kiesrecht. In Duitsland ging de democratisering slecht en bleef de keizer veel macht houden. Duitsland werd pas een democratie toen het Duitse rijk aan het eind van de Eerste Wereldoorlog ten onder ging.

8.4 De opkomst van emancipatiebewegingen: feminisme en confessionalisme

Het feminisme en het confessionalisme ontstonden die net als het socialisme emancipatiebewegingen waren. Feministen wilden gelijke rechten voor vrouwen en confessionalisten wilden een volwaardige positie van de streng gelovige christenen in de samenleving. Uiteindelijk heeft dit ook voor meer gelijke rechten gezorgd.

8.5 Discussies over de sociale kwestie

De situatie van de arbeiders was heel slecht. Er was veel honger en er waren veel ziektes in omloop. Hier kwamen discussies over, waardoor de omstandigheden langzaamaan door middel van wetten en door onderhandelingen van vakbonden beter werden.

8.6 Het moderne imperialisme en de industrialisatie

Door de groeiende nationale en superioriteitsgevoelens vonden de Europese volkeren dat ze een groot rijk moesten hebben. Daarom gingen ze Afrika en delen van Azië veroveren. De koloniale expansie werd versterkt door de transportrevolutie en de industrialisatie leverde een militair overgewicht op. De ontdekking van bepaalde medicijnen hielp de blanken tegen tropische ziektes. Het gebrek aan nationalisme heeft er in de kolonies voor gezorgd dat de Europeanen de macht konden krijgen. De kolonies waren vaak goed voor grondstoffen en als afzetmarkt.

De tijd van de Wereldoorlogen

9.1 Het voeren van twee wereldoorlogen en verwoestingen door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van burgers bij de oorlog

Door oplopende nationale gevoelens en een wapenwedloop brak in 1914 de Eerste Wereldoorlog uit. Veel Europese landen gingen andere landen steunen waardoor er uiteindelijk twee partijen ontstonden: de geallieerden en de centralen. Na een gruwelijke loopgravenoorlog waarbij de economie werd ingesteld op de oorlog en veel burgers meevochten kwam de Vrede van Versailles waarbij Duitsland volledig vernederd werd.

9.2 De crisis van het wereldkapitalisme

Er heerste in de jaren ’20 een geweldig positief levensgevoel, vooral in de VS, maar opeens stopte dit gevoel en kwam de beurskrach. Dit leidde tot een wereldcrisis waarbij mensen vaak niet eens genoeg geld hadden voor brood. Dit veranderde pas toen de Amerikaanse president Roosevelt ingreep in de economie met de New Deal waarbij de staat onder andere huizenbezitters en werklozen financiële steun gaf.

9.3 De totalitaire ideologieën communisme, fascisme en nationaalsocialisme

Na de oorlog ontstonden drie totalitaire ideologieën. Het communisme, dat om gelijkheid ging, het fascisme dat om de staat ging en het nationaalsocialisme dat ook om de staat ging maar ook uitging van een sterke rassenleer. Een totalitaire ideologie is sterker dan een dictatuur, hierbij heeft het individu geen enkele vrijheid.  De staat wilde het hele leven, denken en voelen van de bevolking beheersen.

9.4 Propaganda- en communicatiemiddelen en massaorganisatie

Doordat de samenleving grootschaliger werd ontstonden er massaorganisaties van bijvoorbeeld politieke partijen die allerlei evenementen organiseerden en een bepaald soort denken stimuleerden. De communicatiemiddelen werden ook steeds beter met bijvoorbeeld de radio waardoor iedereen in het land naar dezelfde omroepen kon luisteren. Dit was heel goed voor de totalitaire propaganda van de totalitaire staten. Daarbij werd het wij-zij denken heel erg gestimuleerd en werd de leider als perfecte leider voorgesteld. 

9.5 Verzet tegen het West-Europese imperialisme

In de Aziatische kolonies kwamen de europees opgeleide mensen in opstand. Ze leerden over de Europese fenomenen vrijheid, gelijkheid en nationalisme. Hiervoor gingen ze zelf strijden en ze dachten dat ze dit pas zouden krijgen als ze onafhankelijkheid kregen. Er kwamen grote opstanden. Dit gebeurde niet in Afrika, hier was het land dunner bevolkt en was er weinig europees onderwijs gegeven. 

9.6 Het voeren van twee wereldoorlogen en verwoestingen door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van burgers bij de oorlog

Duitsland was vernederd door de Vrede van Versailles en daar kon Hitler gebruik van maken. Hij bewapende Duitsland en viel Polen aan. Binnen de kortste keren had hij bondgenootschappen met onder andere de Sovjet-Unie en Italië. In het begin vocht de VS niet tegen de nazi's maar later wel en na een tijdje keerde de Sovjet-Unie zich ook tegen Duitsland. In het begin kregen de Duitsers veel macht maar dit werd later teruggedrongen. Deze oorlog heeft miljoenen slachtoffers met zich mee gebracht waarvan een groot deel burgers.

9.7 Racisme, discriminatie en genocide, in het bijzonder op de joden

Joden werden door de hele geschiedenis al slecht afgebeeld en Hitler combineerde al deze beelden en maakte de joden een zondebok. Hij vond dat alle joden opgeruimd moesten worden en bedacht daarom de Endlösung tegen het joodse probleem. Er kwam een grootschalige organisatie voor de vernietiging van joden. Ze moesten een gele ster dragen en werden later naar concentratiekampen gestuurd. 

9.8 De Duitse bezetting van Nederland

De bezetting was in Nederland in het begin niet heel fel. De meeste Nederlanders probeerden zich aan te passen en gewoon verder te leven maar de anti-Duitse gevoelens werden steeds sterker. De joden werden ook steeds meer vervolgd. De Hongerwinter, waarbij het zuiden al was bevrijd, was het dieptepunt waarbij duizenden mensen stierven door honger en ellende.

De tijd van Televisie en Computer

10.1 De dekolonisatie

Er kwamen steeds meer opstanden in de kolonies en op aandringen van de VS en soms ook de VN begonnen verschillende landen hun kolonies op te geven. Toch werden de kolonies vaak pas na behoorlijk wat actie opgegeven. Dit begon in Azië en is later ook in Afrika gebeurd. Tussen 1957 en 1964 werden ongeveer 30 Afrikaanse landen onafhankelijk verklaard.

10.2 De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken en de wapenwedloop

Na de tweede wereldoorlog waren de VS en de Sovjet-Unie de enige overgebleven supermachten. Dit zorgde, in combinatie met de tegenstelling tussen democratie en communisme, voor grote spanningen. De twee machten begonnen een wapenwedloop en Europa werd verdeeld in het westen en in het Oostblok. Het ijzeren gordijn ontstond en de wapens die uitgevonden werden, werden steeds gruwelijker. Een atoomoorlog stond jarenlang op de loer maar uiteindelijk werd de Koude Oorlog eind jaren ‘80 beëindigd. Gorbatsjov besloot een overeenkomst te sluiten met president Bush. De Sovjet-Unie stortte in maar de VS leek nog onverslaanbaar maar het tegendeel bleek op 9/11.

10.3 Welvaart en sociaal-culturele veranderingen vanaf de jaren 1960

Na de Tweede Wereldoorlog maakte Europa een gigantische groei mee en er ontstond een consumptiemaatschappij. Nederland werd een verzorgingsstaat waarbij de overheid streefde naar volledige werkgelegenheid, een rechtvaardige inkomensverdeling en sociale zekerheid, onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen. Er was in steeds grotere maten sprake van individualisering en er ontstond een jongerencultuur. Er kwam een tweede feministische golf en homoseksualiteit werd steeds beter bespreekbaar.

10.4 De eenwording van Europa

Om verdere conflicten tussen Duitsland en Frankrijk te vermijden werd een verbond opgericht waar ook een aantal andere landen aan mee deden. Het was de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. In de loop van de jaren werd het gebied van het verbond steeds verder uitgebreid totdat de EU ontstond en er traden ook steeds meer landen toe.

10.5 De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen

In de afgelopen paar jaren heeft Nederland zich ontwikkeld tot een pluriforme en multiculturele samenleving. Er is in hoge mate sprake van individualisering en door de welvaart in Europa kwamen vaak gastarbeiders en immigranten naar onder andere Nederland. Hierdoor kwamen er meer culturen in een land maar dat bracht ook vaak conflicten met zich mee. Na 9/11 werd de islam gezien als een zeer radicaal, antiwesters geloof en zo wordt nog steeds vaak gedacht.

 

 

De Republiek (1515-1648)

1.1Het begin van de opstand (1515 – 1572)

Waardoor brak er een opstand uit in de Nederlanden?

Doordat Karel V en later Filips II heel fel waren tegen protestanten. Het bloedplakkaat werd ingesteld en alle ketters moesten worden gedood. Het calvinisme verspreidde zich steeds verder in de Nederlanden waarbij gedacht werd dat de christenen tegen de overheid in opstand mochten komen als die goddeloos was. Later verzamelde Willem van Oranje een huurlingenleger en hij kreeg steun van de watergeuzen. Die namen Den Briel in en langzaamaan liepen steeds meer steden over naar de opstand. In juli 1572 hielden die opstandige steden een Statenvergadering waarbij Oranje tot stadhouder benoemd werd.

  • Luther verschijnt voor de Rijksdag in Worms. Karel V vroeg op deze dag of Luther vasthield aan zijn opvattingen waarbij hij zei dat de Bijbel in de volkstaal vertaald moest worden zodat iedereen hem kon lezen. Op de vraag van Karel V antwoordde Luther dat zijn opvattingen waren gebaseerd op de Bijbel en dat hij dus niet anders kon dan ze handhaven. Dit leidde tot de definitieve scheuring van de kerk en Luther werd als ketter veroordeeld maar een vorst van Saksen beschermde hem. Daar vertaalde Luther de Bijbel in het Duits.
  • Instelling drie Collaterale Raden. Karel V ging door met de centralisatie en vormde drie centrale adviesraden: de Raad van State, de Geheime Raad en de Raad van Financiën. De Raad van State had het meeste aanzien en was bedoeld om advies te geven over allerlei zaken in de Nederlanden. De belangrijkste Nederlandse edelen zaten erin. De Gehieme Raad bestond uit rechtsgeleerden die wetten opstelden en toezicht hielden op de gewestelijke en plaatselijke besturen. De Raad van Financiën overlegde met de gewesten over belastingen en zag erop toe dat ze betaald werden.
  • Instelling bloedplakkaten. Omdat deze wet zo streng was werd die het bloedplakkaat genoemd. Deze wet zei dat alle ketters moesten worden gedood. Ook op het bezit van ketterse boeken en het onderdak bieden aan ketters kwam de doodstraf te staan. Mannen die hun fouten toegaven, moesten worden onthoofd, vrouwen levend begraven. Wie vasthield aan zijn ketterse opvattingen, moest levend worden verbrand. Alle bezittingen van de veroordeelden werden afgenomen, zodat ook hun nabestaanden werden getroffen. Bestuurders vonden dit te hard en twijfelden aan de zin ervan. Ze zagen het ook als aantasting van de privileges. Burgers konden namelijk alleen door hun stedelijke rechtbank worden berecht.

1.2Het ontstaan van de Republiek (1572 – 1588)

Waardoor resulteerde de Opstand in het ontstaan van de Republiek?

Doordat Oranje niet koos voor godsdienstige maar voor ‘nationale’ propaganda. Op deze manier wist hij de opstandelingen te verenigen. Filips II bleef maar proberen om de opstand de kop in te slaan met een leger maar er ontstond een burgeroorlog. Er was een grote ongelijkheid tussen katholieken en protestanten. De Spaanse Furie ontstond waarbij soldaten die geen geld kregen allerlei dingen in het zuiden vernielden. De Pacificatie van Gent kwam op waarbij besloten werd om met zijn allen de troepen van Filips te verdrijven en er zou gewetensvrijheid zijn, dit laatste lukte niet echt. Later besloten verschillende gewesten met de Unie van Utrecht dat ze militair samen zouden werken. Met het Plakkaat van Verlatinghe zwoeren de opstandige gewesten officieel Filips II af. Na een tijdje beloofde de Engelse koningin Elisabeth troepen en geld te leveren, hierdoor konden de gewesten stand houden. Uiteindelijk besloten ze niet meer naar een vorst te zoeken en werd de Republiek der Verenigde Nederlanden gevormd.

  • Het ontzet van Leiden. Het Spaanse leger omsingelde Leiden om zo de stad uit te hongeren en tot overgave te dwingen maar Leiden had grote voedselvoorraden ingeslagen. Na anderhalf jaar trokken de Spanjaarden weg om in het oosten te vechten. Later probeerden de Spanjaarden het opnieuw en nu ontstond er wel honger. Het stadsbestuur wilde zich echter niet overgeven. Om Leiden te ontzetten staken de geuzen de rivierdijken door in de hoop dat het water de Spanjaarden zou verdrijven. Bij een zware storm in oktober lukte dit uiteindelijk ook, de Spanjaarden sloegen op de vlucht. Daarna kwamen de geuzen de uitgehongerde stad binnen met haring en wittebrood.
  • Alteratie van Amsterdam. Amsterdam ging als laatste, gedwongen, over naar de kant van Oranje. Grote aantallen calvinistische vluchtelingen keerden terug naar Amsterdam. De katholieke regenten werden afgezet en de calvinisten namen de macht in de stad over. Stadsbestuurders werden uit hun huis gehaald en op een schip de stad uitgevaren, waarna ze buiten de stadspoorten werden vrijgelaten. Ook monniken en andere geestelijken werden opgepakt en weggejaagd.
  • Plakkaat van Verlatinghe. De opstandige gewesten zwoeren officieel Filips II af. Ze stelden dat een vorst aangesteld is door God, maar mag worden afgezet als hij zijn onderdanen onderdrukt. Hij moet zijn onderdanen beschermen en mag niet van hen eisen dat ze hem als slaven dienen. Als dit wel gebeurt mogen de vertegenwoordigers van de onderdanen de vorst afzetten en vervangen door een nieuwe vorst met wie ze een contract kunnen sluiten waarin de rechten van de onderdanen worden vastgesteld.
  • De Spaanse Armada wordt verslagen. Toen de Engelse koningin Elisabeth geld en troepen leverde aan de Nederlanden besloot Filips Engeland eerst aan te vallen. Hij rustte een grote vloot uit, de ‘onoverwinnelijke’ Armada. Parma kreeg de opdracht met een groot leger op de Armada naar Engeland te gaan maar het plan mislukte. Nederlandse troepen hielden Parma bezig zodat hij geen contact kon maken met de Armada en Engelse oorlogsschepen verjoegen de Armada in augustus 1588 uit het kanaal. Na een barre tocht langs het noorden waarbij tientallen oorlogsschepen vergingen, keerden de resten van de Armada terug in Spanje.

1.3De Gouden Eeuw (1588 – 1648)

Waardoor ontstond in de Republiek de Gouden Eeuw?

Door de goedkope handel van de VOC, doordat Antwerpen was gevallen en door de gewetensvrijheid. De Republiek was een unie van zeven zelfstandige gewesten. Er werd het hele jaar door op de Staten-Generaal besloten over buitenlandse en militaire politiek en over de VOC. De stadhouder en de landsadvocaat hadden de meeste macht. De Republiek was het enige land waar bij het politiek beleid rekening werd gehouden met de economie. Er was veel vraag naar luxe goederen en de Republiek was het culturele centrum van Europa. De Gouden Eeuw eindigde door dure en langdurende oorlogen met Engeland en Frankrijk.

  • Johan van Oldenbarnevelt onthoofd. In oorlog werkten de stadhouder en de landsadvocaat goed samen maar tijdens het Twaalfjarig Bestand ontstond er een machtsstrijd tussen stadhouder Maurits en tussen landsadvocaat Van Oldenbarnevelt. Maurits wilde na het Twaalfjarig Bestand verder vechten, Van Oldenbarnevelt wilde vrede. Dit liep bijna uit tot een burgeroorlog dus Van Oldenbarnevelt stelde voor dat elke stad een eigen leger mocht hebben dat niet per se hoefde te gehoorzamen aan het Staatse leger. In reactie daarop beschuldigde Maurits Van Oldenbarnevelt onterecht van hoogverraad (hij zou de rust verstoord hebben) en van landverraad (omdat hij zou hebben samengezworen met Spanje). Daarop werd Johan van Oldenbarnevelt onthoofd.
  • Coen verplaatst het bestuurscentrum van de VOC naar Batavia. Deze stad werd het aankomst- en vertrekpunt voor alle schepen die tussen Europa en Azië voeren. De stad Jakarta was veroverd op een overmacht aan Engelse en Javaanse troepen. Op de plek van die stad werd Batavia gesticht. Langs alle Aziatische kusten stichtte de VOC handelsposten.
  • Bouw van Portugees-joodse synagoge in Amsterdam. Joden werden al jarenlang vervolgd door Spanje, velen gingen eerst naar Portugal maar later werden ze daar ook vervolgd. Portugees-joodse kooplieden kwamen terecht in Antwerpen en vluchtten later naar Amsterdam. Daar werden ze met rust gelaten zolang ze geen christenen probeerden te bekeren en niet trouwden met christelijke vrouwen. Eerst kregen ze alleen toestemming voor gebedshuizen die niet opvielen, maar later liet het stadsbestuur de eis van onopvallendheid vallen. In 1639 bouwden de Portugese joden aan de Houtgracht in Amsterdam de eerste synagoge die zichtbaar was vanaf de straat.
 

 

Verlichting en revoluties (1650-1848)

4.1De verlichting (1650-1789)

Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over de ideale samenleving?

Er waren twee duidelijke stromingen. De gematigde verlichting en de radicale verlichting. Denkers van de gematigde verlichting zochten een evenwicht tussen rede en traditie en de radicale verlichting wilde traditie breken en een geheel nieuwe maatschappij creëren. Verlichte denkers stelden traditionele ideeën over sociale verhoudingen, politiek, economie en godsdienst ter discussie. Ze vonden dat de samenleving niet gebaseerd moest zijn op erfelijke rechten en plichten of op religieuze ideeën, maar op de rede. Veel verlichte denkers verwierpen de standenmaatschappij en het absolutisme. Ze streden tegen godsdienstige intolerantie en kerkelijke dwang, tegen machtsmisbruik door de kerk en staat en voor onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak.

  • Kant over de definitie van verplichting en de gevaren van het rationalisme. Hij vond dat puur rationalisme kon leiden tot waanideeën en tot immoreel gedrag. De rede moest worden aangevuld met ervaring en met morele normen. Kant stelde dat er een universele morele wet is waaraan iedereen verplicht is te gehoorzamen zoals niet stelen. Als dat wel veel zou gebeuren zou dat namelijk leiden tot een wereld die mensen niet willen.
  • Locke en Rousseau over het sociaal contract. Locke dacht dat de macht van een staat gebaseerd was op een sociaal contract dat inhield dat de mensen afspraken een deel van hun vrijheid af te staan aan de overheid. In ruil daarvoor moest de overheid hun leven, bezit en vrijheid beschermen en bij conflicten als neutrale rechter optreden. Als dat niet gebeurde mochten de burgers een andere regering aanstellen. Rousseau stelde dat de mensen een sociaal contract sloten waarbij ze vrijheid overdroegen aan de staat. Volgens hem was het volk soeverein en moest de staat de algemene wil vertegenwoordigen. Volgens hem mochten mensen hun eigen belangen niet doorzetten maar moesten ze zich onderwerpen aan wetten die in overeenstemming waren met de algemene wil.
  • Spinoza over de invloed van God op het dagelijks leven. Volgens hem was de natuur niet gemaakt door God maar waren God en de natuur hetzelfde. Geloof in wonderen was slechts het gevolg van onwetendheid. Geloof dat in strijd was met de rede, was onzin, want de natuur en dus God was puur rationeel. De mens moest dus niet gehoorzamen aan God, maar slechts afgaan op zijn eigen verstand.
  • Voltaire over de vrijheid van denken en de rol van de staat. Hij meende dat slechts een kleine bovenlaag geschikt was voor het redelijke denken. De staat kon en mocht het gewone volk niet verlichten het consequent doorvoeren van verlichte ideeën kon gevaarlijk zijn. Volgens hem had God de wereld geschapen, en hoorde daarom de ongelijkheid van de standenmaatschappij bij het menselijk bestaan. De meeste mensen moesten zwoegen om zich in leven te houden, en dat was volgens Voltaire maar goed ook, want dan hadden ze geen tijd om ongelukkig of opstandig te zijn. Het was gevaarlijk om het volk het geloof te ontnemen. Alleen met angst voor een straffende God kon ‘het gepeupel’ in toom worden gehouden.

4.2De Franse Revolutie (1789-1815)

In welke mate is de Franse Revolutie verlicht te noemen?

De Franse Revoluties zijn niet volledig verlicht te noemen. Voor de Revoluties, tijdens het Ancien Régime was er veel ontevredenheid, vooral onder de arme burgers, boeren en arbeiders, door o.a. de hoge voedselprijzen. Lodewijk XVI besloot om de Staten-Generaal bijeen te roepen maar de burgers wilden meer te zeggen hebben dus ze riepen de Nationale Vergadering bijeen. Er werden maatregelen uitgeroepen waarvan vooral de rijke burgers profiteerden want zij kregen meer macht. Er werd wel uitgegaan van een beginsel van vrijheid en gelijkheid. De Nationale Vergadering wilde dat Frankrijk een constitutionele monarchie werd maar dat wilde Lodewijk XVI niet dus hij probeerde te vluchten, zonder succes. De wetgevende vergadering die ontstaan was, bestond voor een steeds groter deel uit extreem radicale Jacobijnen die zo ver gingen dat alle vijanden van ‘de algemene wil’ en ‘volksvijanden’ vermoordden. Na de dood van de leider Robespierre kwam Napoleon met een militaire staatsgreep aan de macht. Hij reageerde met behulp van een gewijzigde grondwet en de standenstaat keerde niet terug.

  • Cahiers de doléances.  Lodewijk XVI had gevraagd om, tijdens de kiesvergaderingen voor afgevaardigden voor de Staten-Generaal, cahiers de doléances, klaagbrieven, op te stellen. Hij had hierom gevraagd omdat hij wilde weten wat er onder het volk leefde. In totaal werden er zo’n 40.000 cahiers gemaakt. Helemaal representatief waren ze niet want alleen mannen vanaf 25 jaar die belasting betaalden mochten meedoen en de cahiers werden opgesteld door leden van de bourgeoisie. Het gevolg was dat vooral hun wensen naar voren kwamen.
  • Wet Le Chapelier. Toen timmerlieden in Parijs staakten voor meer loon, stelde afgevaardigde Jean le Chapelier voor om alle gilden, vakbonden en stakingen te verbieden. De Nationale Vergadering nam de wet aan omdat ze de vrijheid van de ondernemers belangrijker vond dan de vrijheid van vereniging en vergadering van de arbeiders.
  • Proces van ‘burger Capet’. Toen de Nationale Conventie de republiek uit had geroepen, vervielen alle adellijke titels, iedereen moest zich burger laten noemen. Lodewijk XVI werd burger Lodewijk Capet. Nadat in het Tuilerieënpaleis brieven waren gevonden waaruit bleek dat hij buitenlandse hulp had gezocht, begon een rechtszaak tegen hem. Hij werd berecht door de Nationale Conventie, die hem met 693 tegen 0 stemmen schuldig bevond aan hoogverraad. Daarna veroordeelde de Nationale Conventie hem met 387 tegen 334 stemmen ter dood. Het vonnis werd binnen een week uitgevoerd: op 21 januari 1793 werd Lodewijk ten overstaan van een grote menigte onthoofd.
  • Code Napoleon. Hoewel Napoleon door een militaire staatsgreep aan de macht kwam en zich tot keizer kroonde, hield hij vast aan veel ideeën van de verlichting en de revolutie. Hij regeerde met behulp van een gewijzigde grondwet en de standenstaat keerde niet terug. Op basis van ontwerpen uit de revolutietijd liet hij nationale wetboeken maken, zoals de Code Napoleon. Dit burgerlijk wetboek uit 1804 was gebaseerd op het idee dat alle Franse mannen als burgers gelijke rechten hadden, los van geboorte of godsdienst. Het regelde onder meer de burgerlijke stand en het burgerlijk huwelijk, zodat mensen definitief niet meer hoefden te trouwen in de kerk. Toen Napoleon na 1804 grote delen van Europa veroverde, werden de Napoleontische wetboeken ook daar ingevoerd.

4.3Na Napoleon (1815-1848)

Welke invloed had de verlichting op de politieke cultuur na 1815?

In eerste instantie besloten Rusland, Groot-Brittannië, Pruisen en Oostenrijk op het Congres van Wenen dat er een stabiele orde moest komen door de situatie van voor de Franse Revolutie zo veel mogelijk te herstellen en de politieke gevolgen van de verlichting zo veel mogelijk ongedaan te maken, de restauratie. De grondwetten bleven wel bestaan. Tevens wordt er een machtsevenwicht gecreëerd in Europa. Later wordt er in Verona afgesproken dat revoluties bestreden moeten worden, dat liberale ideeen gecensureerd moesten worden en dat de koning de macht moet houden. Groot-Brittanië werkt niet helemaal mee. Als reactie hierop ontstonden het liberalisme, socialisme en nationalisme. Er ontstonden allerlei opstanden waarbij bijvoorbeeld België ontstond. De revoluties waren meestal vooral voordelig voor de liberalen, de socialisten hadden minder of geen macht.

  • Verdrag van Verona was een verzinsel van een Britse krant waarin stond dat Frankrijk, Rusland, Oostenrijk en Pruisen hadden afgesproken om in heel Europa een eind te maken aan persvrijheid en aan regeringen die steunden op volksvertegenwoordiging. Ook stond erin dat de landen samen met de paus in heel Europa de macht van de kerk wilden versterken. Dit verzinsel werd door veel kranten overgenomen en droeg bij aan het verzet tegen de restauratie.
  • Belgische Opstand. Geïnspireerd door een revolutie in Parijs brak in het zuidelijke deel van Nederland, het tegenwoordige België, een revolutie uit. Daar was oppositie ontstaan tegen ‘de Hollandse koning’. Critici vonden dat de Nederlanders uit het noorden te veel invloed hadden, en eisten persvrijheid, minder macht voor de koning en meer invloed voor het parlement. Ook protesteerden ze tegen het verplichte gebruik van Nederlands in het onderwijs, het bestuur en de rechtspraak in Vlaanderen en Brussel. Terwijl in Brussel honderden doden vielen, vormden de opstandelingen een regering die de onafhankelijke staat België uitriep. België won Groot-Brittannië voor zich door de zwager van de Britse koning als koning te kiezen waardoor België erkend werd door de vijf mogendheden.
  • Frankfurter Parlement. In 1848 braken er opnieuw revoluties uit. In de Duitse staten eisten liberalen en nationalisten de vorming van één Duitse staat met een grondwet, burgerlijke vrijheden en macht voor het parlement. De Duitse vorsten deden concessies. Ze benoemden liberale ministers en met verkiezingen werd er in heel Duitsland een grondwetgevend nationaal parlement gekozen, dat in Frankfurt bijeen kwam. Na ellenlange discussies werd dit Frankfurter Parlement het eens over een nationale grondwet, maar toen was de schrik van de vorsten voor de volksopstanden al voorbij de liberalen waren met behulp van het leger uit de regeringen gezet, en veel parlementariërs waren al uit Frankfurt teruggeroepen. De rest vna het parlement werd uiteindelijk met geweld uiteengejaagd.
 

Duitsland (1871-1945)

2.1Het Duitse keizerrijk (1871-1919)

Wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten?

Het Duitse keizerrijk ontstond doordat Otto von Bismarkc, de Pruisische kanselier, het nationalisme gebruikte om van de tintallen kleine Duitse staten en staatjes één Duits keizerrijk te maken. Het rijk industrialiseerde snel en de bevolking groeide snel. Aan het eind van de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland, waarbij Duitsland won, werd het keizerrijk uitgeroepen in Versailles. Bismarck probeerde het machtsevenwicht in Europa te behouden en probeerde zoveel mogelijk landen te vriend te houden door allianties te sluiten. Toen Wilhelm II Wilhelm I opvolgde als keizer, veranderde de zaak. Hij ontsloeg Bismarck en probeerde een uitgebreide Weltpolitik te volgen maar dat werd geen succes. De extreme nationalisten gingen steeds meer in op de Drang nach dem Osten en op het gebrek aan lebensraum. De rivaliteit in Europa groeide en de Eerste Wereldoorlog brak uit. Na 4 jaar eindigde die met de vernedering van Duitsland.

  • Conferentie van Berlijn is een goed voorbeeld van het voorzichtig buitenlands beleid van Bismarck. Bij conflicten tussen Europese landen trad hij op als ‘eerlijke makelaar’. Bij een conflict over het bezit van de monding van de rivier de Congo in Afrika, nodigde Bismarck alle Europese mogendheden uit in Berlijn. Daar werd afgesproken dat de koning van België in het hart van Afrika een grote kolonie mocht stichten, maar hij moest de Congo-monding delen met Frankrijk. Groot-Brittannië mocht de monding van de Niger hebben. Ook werden afspraken gemaakt over het in bezit nemen van nieuwe gebieden aan de Afrikaanse kust. Doordat de Duitse nationalisten wel belangstelling hadden voor kolonies, ging Bismarck in 1884 akkoord met de stichting van kolonies in Afrika. Duitsland verwierf in twee jaar grote gebieden in ost-, West-, en Zuidwestafrika.
  • Vlootwet. De Weltpolitik van Wilhelm II was in eerste instantie gericht op de vestiging van een wereldimperium met overzeese kolonies. Daarbij vond het vooral de koloniale grootmachten Groot-Brittannië en Frankrijk tegenover zich. Om kolonies te verwerven en overal ter wereld zijn belangen te kunnen verdedigen wilde Duitsland een sterke oorlogsvloot hebben, waarmee het de Britten kon uitdagen. In 1898 nam de Rijksdag de eerste Vlootwet aan. De vloot werd uitgebreid met moderne, grote en zwaarbewapende slagschepen. In de jaren daarna werd de Duitse vloot verder versterkt. Maar Duitsland schoot er niets mee op. Groot-Brittannië voelde zich bedreigd, en ging nog grotere slagschepen bouwen. De Britten wonnen deze wapenwedloop: in 1914 hadden ze nog altijd veruit de grootste en sterkste vloot ter wereld. En Duitsland verwierf alleen eilandjes in de Stille Oceaan en wat gebied in China. De Weltpolitik was geen succes.
  • Slag bij de Marne. De Duitse legertop had al tien jaar een geheim oorlogsplan klaarliggen, het Von Schlieffenplan. De Duitsers rukten bij het begin van de Eerste Wereldoorlog snel op door België, richting Frankrijk. Maar de geallieerde Franse en Britse troepen zetten de tegenaanval in. Het leidde tot de eerste grote veldslag van de Eerste Wereldoorlog, de Slag bij de Marne. Een week lang werd ten oosten van Parijs zwaar gevochten. Er vielen die week een half miljoen doden en gewonden. De geallieerden wisten het Duitse offensief te stoppen en de Duitsers groeven zich ten noorden van parijs in. Daarmee begon een loopgravenoorlog die ruim vier jaar zou duren. Het Von Schlieffenplan was ook mislukt doordat Rusland sneller mobiliseerde dan verwacht waardoor de Duitsers tweefrontenoorlog kreeg die het had willen vermijden.

2.2De Republiek van Weimar (1919-1933)

Welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar?

De Republiek van Weimar was vanaf het begin al erg chaotisch. Er was voortdurend een strijd tussen de voorstanders en de tegenstanders van de democratie (zoals hoge ambtenaren, professoren en communisten). Er werd regelmatig geprobeerd om een staatsgreep te plegen en er waren vaak rellen op straat. Het vertrouwen in de democratie kreeg een klap toen het Verdrag van Versailles ondertekend werd, dat een vernedering was voor het Duitse volk.  De dolkstootlegende ontstond waardoor de democratie nog minder aanhang kreeg. Na een mislukte staatsgreep, probeerde Hitler om legaal aan de macht te komen. Zijn optreden als een sterk leider maakte hem razend populair terwijl Duitsland in een diepe financiële crisis terecht kwam. Uiteindelijk kwam Hitler aan de macht doordat hij een groot deel van de stemmen kreeg. Toen hij werd benoemd tot rijkskanselier begon hij direct met zijn totalitair regime. De Weimar-grondwet werd ongedaan gemaakt en Hitler kreeg de macht helemaal in handen.

  • Spartakus-opstand. Deze communistische opstand brak uit op 4 januari 1910. Arbeiders bezetten straten en gebouwen. Ze eisten dat het kapitalisme werd afgeschaft en de macht in handen kwam van raden van arbeiders en soldaten. De regering voelde zich bedreigd en vroeg het leger om hulp. De opstandelingen werden met grof geweld te lijf gegaan. Op 15 januari werden de communistische leiders Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht door een vrijkorps gearresteerd, gemarteld en vermoord. De moorden leidden in heel Duitsland tot rellen. Bij straatgevechten en moordpartijen vielen de maanden daarna duizenden doden. In Berlijn vielen alleen al in maart 1200 doden.
  • Dawesplan. Er ontstond een crisis in Duitsland door de hyperinflatie veroorzaakt doordat de politiek de stakende arbeiders in het roergebied wilden financieren. Na een tijdje zagen de geallieerden in dat economisch herstel van Duitsland in hun eigen belang was. Onder leiding van de Amerikaanse bankier Dawes werd hiervoor een plan opgesteld. De herstelbetalingen werden verlaagd. Amerikaanse banken en bedrijven leenden Duitsland geld, waarmee het zijn eigen economie op de been kon helpen en tegelijk de herstelbetalingen aan Groot-Brittannië en Frankrijk kon voldoen. Die twee landen konden met dat geld weer de leningen terugbetalen die zij in de oorlog van de Amerikanen hadden gekregen voor hun oorlogvoering. Vanaf 1924 bloeide de Duitse economie en waren er redelijk stabiele regeringen, waarin conservatieven en democraten samenwerkten. Het ging weer mis toen de economische wereldcrisis in 1929 opkwam.
  • Rijksdagbrand, dit was een van de oorzaken waardoor Hitler in korte tijd alle macht naar zich toe kon trekken. Op 5 maart 1933 waren er weer verkiezingen. Zes dagen daarvoor stak de Nederlandse communist Marinus van der Lubbe het Rijksdaggebouw in brand. Van der Lubbe handelde op eigen houtje, maar Hitler geloofde dat de brand het sein was voor een communistische revolutie. Om het gevaar te bestrijden liet hij Hindenburg een noodverordening afkondigen. Daarmee werden de grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, opgeschort. Communisten en sociaaldemocraten werden opgepakt en hun kranten werden verboden. Communisten konden vanaf toen niet meer stemmen want ze zaten gevangen, waren ondergedoken of naar het buitenland gevlucht.

2.3Nazi-Duitsland (1933-1945)

Welke gevolgen had het nationaalsocialisme voor Duitsland en Europa?

In Duitsland probeerden de nazi’s de Ariërs tevreden te houden. Er was een welvaartsgroei in Duitsland doordat er banen ontstonden door de voorbereidingen op een nieuwe oorlog. De politieke tegenstanders werden vervolgd. Er was enorm veel propaganda, censuur en terreur voor het Derde Rijk. Vanaf 1935 werden de concentratiekampen voller want vanaf toen werden ook o.a. joden en homoseksuelen opgepakt. Hitler probeerde zoveel mogelijk Duitse gebieden over te nemen. In het begin lieten de Britten Hitler zijn gang gaan in de hoop dat hij tevreden zou zijn en stoppen maar Hitler stopte niet. De Tweede Wereldoorlog ontstond toen Duitsland Polen viel. In het begin ging het goed met Duitsland in de oorlog maar het ging bergafwaarts toen de Duitsers de slag bij Stalingrad verloren.

  • Ingebruikname concentratiekamp Dachau. Dachau was het eerste grote concentratiekamp dat in gebruik werd genomen. De gevangenen daar waren rechteloos en werden met dwangarbeid uitgeput en/of vermoord. SS-leider Heinrich Himmler maakte de opening van het kamp op een persconferentie bekend en alle Duitse kranten schreven erover. Het was namelijk de bedoeling om tegenstanders bang te maken en het werkte ook. In het Derde Rijk was er daardoor en door de geheime politie, de Gestapo, nauwelijks politiek verzet.
  • Instelling Rijkscultuurkamer. In september 1933 stelde Goebbels de Rijkscultuurkamer in. Kunstenaars en artiesten mochten alleen nog werken als ze er lid van waren. Ze kregen richtlijnen voor hun werk, en als ze zich daar niet aan hielden, werden ze uitgesloten. Het leidde ertoe dat zo’n 2000 schrijvers, schilders, acteurs en anderen uit de culturele sector het land verlieten. Duizenden anderen verloren hun baan. Vanaf 1935 werkten in de Duitse media en cultuur alleen nog nazi’s en meelopers.
  • Neurenberger wetten. In 1945 kondigde Hitler op een massale partijbijeenkomst in Neurenburg de twee belangrijkste anti-joodse wetten aan. De eerste bepaalde dat joden geen Duitse staatsburgers waren, de tweede verbood huwelijken tussen joden en Germanen en stelde seks tussen hen strafbaar om het ‘Duitse bloed’ ‘zuiver’ te houden, mochten joden ook geen ‘Duitsbloedig’ dienstmeisje jonger dan 45 in dienst hebben. De Neurenburger wetten bepaalden ook wie jood was en wie niet. Jood was iedereen die drie of vier grootouders had met het joodse geloof. ‘Half-joden’ (met twee joodse grootouders) waren alleen joods als ze zelf het joodse geloof aanhingen, een joodse partner hadden of het onwettige kind waren van een jood en een ‘Ariër’. Overigens werden ook ‘half- en kwart-joden’ gediscrimineerd. Zo werden in 1933 alle ambtenaren ontslagen die niet konden aantonen dat ze vier ‘Arische’ grootouders hadden.
  • Conferentie van München. Hier werd het hoogtepunt van de appeasementpolitiek bereikt. Na de inlijving van Oostenrijk richtte Hitler zich tegen Tsjecho-Slowakije, dat was ontstaan uit Oostenrijk-Hongarije. Onder Britse druk gaf de regering n Praag toe, maar Hitler vond die concessies niet genoeg. Hitler schroefde zijn eisen zo hoog op dat oorlog onvermijdelijk leek. Tsjecho-Slowakije mobiliseerde en Frankrijk en Groot-Brittannië beloofden militaire steun. De leider van de luchtmacht dacht echter dat het Duitse leger nog niet klaar was voor een oorlog. Hij regelde dat Mussolini en de Franse premier naar München kwamen, waar besloten werd dat Duitsland het Sudetenland mocht hebben. Hitler tekende toen ook een verklaring waarin hij beloofde dat hij nooit oorlog zou voeren met Groot-Brittannië.
  • Wannsee-conferentie. Hier kwamen 15 hoge ambtenaren bijeen om de deportatie van joden in Europa verder uit te werken. Het aantal joden werd berekend en er werden afspraken gemaakt over de snelheid van de transportatie van joden en de instanties die daarbij mee zouden werken. Er zijn in totaal zo’n 6 miljoen joden gestorven.
 

De Koude Oorlog (1945-1991)

3.1Blokvorming in Europa (1945-1955)

Waardoor raakte Europa na 1945 verdeeld in twee ideologische blokken en waardoor groeide de spanning tussen deze blokken?

Er was vanaf 1917 al een rivaliteit tussen de VS en de SU toen de communisten in de SU de macht kregen, dat was het tegenovergestelde van de typisch Amerikaanse individuele vrijheid. De VS wilde de democratie verspreiden over de wereld, de SU het communisme. In de Tweede Wereldoorlog waren de twee mogendheden bondgenoten maar toen Europa verdeeld werd in invloedsferen en Roosevelt stierf en vervangen werd door Truman groeide het wantrouwen. Dat zorgde ervoor dat beide mogendheden hun controle in de invloedssferen probeerden te versterken en dat Truman de containmentpolitiek toe probeerde te passen, waarbij hij probeerde de er voor te zorgen dat het communisme zich niet verder verspreidde. De grens tussen het Oostblok en het Westen liep door Duitsland, waar de DDR en de BRD. Doordat de VS en de SU zich beiden bedreigd voelden door de ander, ontstond er een gigantische wapenwedloop.

  • Atoombom op Hiroshima. De Tweede Wereldoorlog ging door in Azië, waar Japan fanatiek weerstand bood aan de Amerikaanse opmars. Truman besloot daarom Japan met de atoombom in Hiroshima en drie dagen later in Nagasaki tot overgave te dwingen. De verwoestingen waren zo verschrikkelijk, dat Japan capituleerde. Stalin had Roosevelt beloofd te gaan meevechten tegen Japan, maar de bom maakte dat overbodig. Toch viel hij twee dagen na Hiroshima Japan aan. Het Rode Leger veroverde snel het noorden van de Japanse kolonie Korea en lijfde enkele Japanse eilanden in. Truman zag hierin een nieuw bewijs dat Stalin het communisme overal wilde verbreiden, Stalin geloofde dat de VS de bom hadden gegooid om hem bang te maken en te voorkomen dat hij zijn macht in Azië zou uitbreiden.
  • Marshallplan. In Europa heerste bittere armoede. Veel mensen dachten dat ze het beter zouden krijgen door het communisme. De VS beschouwden dit als een groot gevaar, omdat communistische partijen in de hele westerse wereld trouw aan Stalin waren. Daarom kwamen de VS met het Marshallplan. Ze boden de Europese landen enorme hoeveelheden geld en goederen aan. Ze moesten daarvoor met elkaar samenwerken en Amerikaans toezicht accepteren. Stalin weigerde deze hulp en verbood ook andere Oost-Europese landen mee te doen. De hulp bracht de Europese eenwording op gang en stond aan het begin van een lange periode van welvaartsgroei. Maar de Marshallhulp versterkte ook de blokvorming.
  • Redevoering van senator McCarthy over communisten in de VS. De Republikeinse senator McCarthy gebruikte de angst, veroorzaakt door de wapenwedloop, om de Democratische regering aan te vallen. Hij beweerde keer op keer dat op het ministerie van Buitenlandse Zaken honderden communisten werkten en dat de minister dat wist en er niets tegen deed. Communistische infiltranten hadden er volgens McCarthy voor gezorgd dat Stalin de atoombom had en dat Amerika China ‘in de uitverkoop had gedaan’. McCarthy bleef mensen aanvallen. Hij zei dat hij zijn informatie kreeg van ‘goede Amerikanen’. In feite waren het verzinsels, maar ze leken geloofwaardig doordat er juist in die tijd Amerikanen werden opgepakt die echt voor de SU hadden gespioneerd en bijvoorbeeld atoomgeheimen hadden doorgespeeld. Er ontstond een heksenjacht op Amerikanen die werden verdacht van communistische sympathieën. In de filmindustrie, het onderwijs en bij de overheid verloren hierdoor honderden mensen onterecht hun baan.

3.2Blokvorming in Azië en Afrika (1949-1975)

Waardoor raakte Azië betrokken bij de Koude Oorlog en groeide de spanning tussen beide blokken in Azië en Afrika?

De communisten waren ook in Azië actief en de VS maakten zich daar geen zorgen over totdat China communistisch werd. Toen begonnen de VS te vrezen voor een groot communistisch blok in Azië. Er ontstond een echte oorlog in Korea waarbij de VS en de VN het zuiden steunde, en de SU het noorden. Vrede is er nooit gesloten, wel is er een wapenstilstand. De VS en de SU steunden beiden de dekolonisatie, de VS als voorvechter van vrijheid en onafhankelijkheid en om macht te krijgen in de nieuwe staten en de SU ook om macht te krijgen in de nieuwe staten en als helpers van alle onderdrukte volkeren. In Vietnam ontstonden hierbij ook veel problemen. Ook hier stonden de communisten tegenover de democraten. Uiteindelijk, na de dekolonisatie van Vietnam, viel Noord-Vietnam Zuid-Vietnam binnen en veroverde het.

  • Akkoorden van Genève gesloten na de slag bij Dien Bien Phu. Op 6 mei 1954 kregen de communisten een Frans fort bij Dien Bien Phu in handen na wekenlange gevechten. Het leek nu nog slechts een kwestie van tijd voor ze heel Vietnam zouden beheersen. Maar de VS wilden dit absoluut voorkomen. Trumans opvolger Eisenhower zei dat Vietnam zelf niet zo belangrijk was. Maar het was net als met dominostenen. Als Vietnam viel, zouden andere landen volgen, zoals Thailand, Birma en Indonesië. En Daarna Japan, de Filipijnen en Australië. Uiteindelijk zou de hele vrije wereld gevaar lopen. Met deze dominotheorie dwongen de Amerikanen af dat in de akkoorden van Genève werd afgesproken dat Vietnam werd verdeeld in een communistisch Noord-Vietnam en een anticommunistisch Zuid-Vietnam.
  • Bezoek Nixon aan China. Onder druk van de negatieve publieke opinie zocht president Nixon een uitweg voor de oorlog in Vietnam. Hij voerde de bombardementen verder op, maar liet zijn adviseur Kissinger ook onderhandelen met Noord-Vietnam, China en de SU, die vijandig tegenover elkaar stonden. Nixon probeerde goede relaties met hen aan te knopen en hen tegen elkaar uit te spelen. Hoogtepunt van deze driehoekdiplomatie was Nixons bezoek aan China. Hij hoopte dat Mao Noord-Vietnam, onder druk zou zetten om vrede te sluiten en dat gebeurde inderdaad. Afgesproken werd dat Zuid-Vietnam bleef bestaan en de Amerikanen zouden vertrekken. Daarmee was Zuid-Vietnam  in feite verloren. In 1975 viel Noord-Vietnam Zuid-Vietnam binnen en veroverde het binnen enkele weken.
  • Burgeroorlog in Angola tussen MPLA en FNLA. Portugal wilde de kolonie Angola niet opgeven. In 1961 begonnen twee onafhankelijkheidsbewegingen een guerrillaoorlog tegen de Portugezen, maar ze vochten ook tegen elkaar. De communistische MPLA kreeg geld en wapens van de SU, de anticommunistische FNLA van Zuid-Afrika en in het geheim ook van de VS. Toen de Portugezen vertrokken, barstte een burgeroorlog los. Sovjetbondgenoot Cuba en Zuid-Afrika vochten volop mee. Beide partijen hadden gebieden in handen. De burgeroorlog duurde jaren voort en eindigde pas na het aflopen van de Koude Oorlog. De MPLA bleef aan de macht, maar nam afscheid van het communisme en ging akkoord met invoering van een democratie. In de praktijk kwam van die democratie niets terecht. De burgeroorlog laaide weer op. Toen het in 2002 definitief voorbij was, was Angola een verwoest land.

3.3Confrontatie en co-existentie (1955-1963)

Waardoor liep de Koude Oorlog op kritieke momenten niet uit op een directe militaire confrontatie tussen beide grootmachten?

Na Stalins dood in 1953 kwam in de SU een eind aan de ergste onderdrukking. De nieuwe leider, Chroesjtsjov, schilderde Stalin af als een misdadige tiran. Nu kritiek op Stalin mogelijk was, kon er veel meer mogelijk worden. Er brak een opstand uit in Hongarije tegen het communistische beleid maar de opstandelingen werden niet door de VS gesteund zoals ze hadden gehoopt en de opstand werd in bloed gesmoord. De VS vond het risico op een derde wereldoorlog te groot, de SU wilde de vrede ook bewaren en streefde naar ‘vreedzame co-existentie’. Toch brak er een nieuwe crisis uit in Berlijn, van waaruit mensen de DDR konden ontvluchten. Kennedy wilde Berlijn absoluut niet opgeven dus hij was blij toen de muur was opgericht, dat was namelijk beter dan oorlog of het opgeven van de stad. De gevaarlijkste confrontatie was de Cubacrisis. Cuba was communistisch en lag vlak onder de Amerikaanse kust. Daar wilde de VS alles aan doen. Ze hadden de SU met raketten in Turkije omsingeld, de SU deed hetzelfde door raketten op Cuba te plaatsen. Dertien dagen lang was een atoomoorlog dichtbij geweest. De VS en de SU hadden hun kernraketten op scherp gezet. In de Amerikaanse regering was over een aanval op Cuba gediscussieerd. En kort voor het einde van de crisis had een Russische raket boven Cuba nog een Amerikaans verkenningsvliegtuig neergehaald. Het had zo maar uit de hand kunnen lopen.

  • Bestorming van Felix Meritis in Amsterdam. De onderdrukking van de opstand in Hongarije leidde in het Westen tot veel verontwaardiging, ook in Nederland. Er waren op 4 november de hele dag meeslepende verhalen te horen van de strijd in Boedepast op de radio te horen waardoor de anticommunistische gevoelens hoog opliepen. In Amsterdam verzamelden zich duizenden anticommunisten bij Felix Meritis, het hoofdkwartier van de communistische partij CPN, waar die avond een wekelijkse dansavond was voor de communisten. Jongeren trokken stenen uit de straat en begonnen ermee te gooien, anderen probeerden het gebouw in brand te steken. De communisten hielden de aanvallers tegen. Pas rond middernacht keerde de rust weer.
  • ‘Ich bin ein Berliner’-toespraak van president Kennedy in Berlijn. Kennedy had duidelijk gemaakt dat hij West-Berlijn niet zou opgeven. In juni 1963 reisde hij erheen. Vlak bij de Muur hield hij een toespraak, waarin hij verzekerde dat hij Berlijn niet in de steek zou laten. De stand stond immers symbool voor de westerse vrijheid. Zoals tweeduizend jaar geleden mensen in het hele Romeinse rijk trots zeiden dat ze Romein waren, ‘zo zijn nu alle vrije mensen, waar ze ook leven, burgers van Berlijn. En daarom zeg ik, als vrij man, trots: Ich bin ein Berliner.’

3.4Ontspanning (1963-1991)

Waardoor namen de spanningen tussen Oost en West af?

Na de Cubacrisis beseften de leiders van de VS en de SU dat de Koude Oorlog dreigde uit te lopen op een onbeheersbaar nucleair conflict en dat ze moesten samenwerken om dat te voorkomen. Daarvoor werd het contact tussen de leiders vergemakkelijkt met een hotline tussen Washington en Moskou. Er werden afspraken gemaakt over het beperken van de wapenproductie maar vanaf 1975 kwam er een nieuwe wapenwedloop met de plaatsing van middellange afstandsraketten, waarmee niet de VS maar wel heel Europa met atoombommen getroffen kon worden. Gorbatsjov, de nieuwe leider van de SU, besefte dat de SU de wapenwedloop economisch niet meer aankon. Hij was daarom bereid met Reagan te praten over ontwapening. Gorbatsjov voerde hervormingen door in het communisme, er kwam vrijheid van meningsuiting en er kwam ruimte voor particuliere instanties. Eind 1988 besloot Gorbatsjov dat de communistische landen niet meer verplicht communistisch werden gehouden door de SU. Meerdere landen, zoals Polen, gingen weg van het communisme. Duitsland werd herenigd en de Berlijnse muur viel. Om te voorkomen dat Duitsland opnieuw zou proberen de rest van Europa te overheersen, werd besloten om nauwer samen te werken. Bij het Verdrag van Maastricht werd de Europese Unie opgericht.

  • Praagse Lente. In januari 1968 kwam in Tsjecho-Slowakije een nieuwe generatie communisten aan de macht die een plan presenteereden voor een ‘democratisch communisme’, met vrijheid van meningsuiting en vrije verkiezingen. Het volk was enorm enthousiast. De leiders van andere Oostbloklanden waren bang dat de Praagse Lente naar hun eigen land zou overslaan en vroegen daarom de SU om militair in te grijpen. Het resultaat was hetzelfde als in Hongarije: de totalitaire communistische partijdictatuur werd volledig hersteld. In Tsjecho-Slowakije was daar minder geweld voor nodig.
  • Salt I ondertekend. De onderhandeling tussen de VS en de SU leidden tot het SALT I-verdrag. Ze beloofden niet nog meer intercontinentale raketten te bouwen en niet verder te werken aan luchtverdedigingssystemen met raketten die kernraketten uit de lucht konden schieten. Het verdrag werd in 1972 in Moskou ondertekend door president Nixon en Sovjetleider Breznjev, die Chroesjtsjov was opgevolgd. De sfeer was uitstekend. Ze ondertekenden ook nog een verklaring waarin ze beloofden dat ze niet zouden proberen voordel te halen ten koste van de ander.
  • Demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam. De West-Europese regeringsleiders hadden de VS zelf om de nieuwe raketten gevraagd als tegenwicht tegen de nieuwe Sovjetraketten. Maar door de sociaal-culturele veranderingen was het wantrouwen tegen de regeerders flink toegenomen. De protestgeneratie was bovendien gewend te demonstreren. De afkeer van de kernwapens leidde dan ook tot massale demonstraties, vooral in Nederland. Op 21 november 1981 betoogden in Amsterdam 400.000 mensen tegen de middellange afstandsraketten. De angst in Europa werd extra gevoed doordat de Amerikaanse president Reagan veel vijandiger over de SU sprak dan lang gebruikelijk was geweest. Ook lanceerde Reagan onder de naam strategisch defensie initiatief (SDI) een plan voor een ruimteschild, met raketten die kernraketten uit de lucht konden schieten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.