2e wereldoorlog

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1192 woorden
  • 22 april 2004
  • 250 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
250 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Paragraaf 1 spartacus opstand: toen de keizer vluchtte uit duitsland was er een chaotische situatie, de SPD kreeg de macht, SPD wilde geen revolutie; communisten wel. Januari 1919 opstand van communisten (rosa luxemburg, Karl liebknecht) beide leiders werden vermoord. Duitse regering: SPD, Duits democratische partij, partij van de katholieken. Republiek van Weimar: de nieuwe republiek met democratische grondwet, geregeld vanuit Weimar omdat het te onrustig was in berlijn door communistische opstanden. Dolkstootlegende: onjuiste theorie volgens welke het duitse leger de oorlog had kunnen winnen wanneer het niet een dolkstoot in de rug had gekregen van allerlei pacifistische en communistische groepen in Duitsland. Kapp putsch: staatsgreep 1920, de wettige regering werd verjaagd door ontevreden oud officieren. Inflatie: Franse soldaten bezetten Ruhrgebied als reactie riep Duitsland staking uit, om stakers te betalen lieten ze extra geld drukken---> inflatie. Plan Dawes 1924: Duitsland leende geld van Amerika, daardoor ging het beter met economie. Economische crisis: 1929 wereldwijd crisis, begint in V.S daar werd meer gemaakt
dan verkocht, ook slecht met duitsland, mensen geloven niet meer in regering.
Paragraaf 2 Nationaal socialisten: mensen verloren hun vertrouwen in de democraten en stemdem op de nationaal socialisten; Nazi’s. NSDAP: Nationaal socialistische arbeiders partij, opgericht door Nazi’s, Hitler als leider. Er moest 1 groot rijk komen met 1 sterke leider om het land weer groot te maken, ze wilden alleen arische mensen in hun land. Antisemitisme: jodenhaat. Propaganda: hitler speelde in op onlustgevoelens van volk, veel massa bijeenkomsten--> mensen waren diep onder de indruk van hitler. Ellende: de schuld van de crisis lag bij het verdrag van Versailles, de joden en regering. 30 januari 1933: hitler benoemd tot 1e minister. Rijksdag: februari 1933 brandde de duitse rijksdag af, hitler gaf communisten de schuld, in deze situatie werden de verkiezingen gehouden, NSDAP kreeg 40% van stemmen. Democratie: hitler werd opnieuw 1e minister hij veranderde de wet zodat hij alle macht kreeg en daardoor was er geen democratie meer. SA: sturm abteilung, het partij leger van hitler, zorgden dat de tegenstanders van de Nazi’s hun mond hielden. SS: schutzstaffel: oorspronkelijk onderdeel van SA, groeide door Himmler uit tot een schrikbewind in concentratie kampen en bezette gebieden. Totalitaire staat: de regering controleert en beheerst alle inwoners. Fascist: 1922 mussolini aan de macht; hij is tegen democratie en communisme, en is voor dat een land geregeerd moest worden door 1 sterke leider. Paragraaf 3 Volkenbond: geen succes; nieuwe amerikaanse president wilde niet toetreden, sovjetunie en duitsland mochten in 1919 niet toetreden, 1928 trad duitsland toch toe maar in 1933 toen hitler aan de macht kwam beeindigde hij het lidmaatschap. Afspraken van Versailles: Hitler hield zich hier niet aan, hitler stelde dienstplicht in, vergrootte het leger en trok het rijnland in ( daar mochten geen militairen gelegerd zijn). Anschluss: alle duitssprekende volken moesten in 1 land wonen, in 1938 zorgde hitler ervoor dat Oostenrijk bij duitsland gevoegd werd. Appeasement: het toegeven aan de eisen van Hitler door Engeland en Frankrijk om de vrede te behouden. Sudetenland: Hitler wilde dit deel van tjechoslowakije ook hebben de regering daarvan weigerde dit. Conferentie van München: Hitler krijgt sudetenland omdat hij met oorlog dreigde en Frankrijk en Engeland wilden dat niet. Molotov van Rippen troppact:1939, niet aanvals verdrag tussen de sovjetunie en duitsland, ze zouden polen verdelen. Tweede wereldoorlog: 1939 tot 1945, frankrijk en Engeland zouden polen helpen als duitsland hen zou aanvallen. Hitler viel polen op 1 september 1939 aan, de bondgenoten van polen verklaarden duitsland de oorlog. Paragraaf 4 Bezetting: duitsland viel in 1940 denemarken, Noorwegen, Nederland, Belgie, Luxemburg en Frankrijk aan, het duitse leger was te sterk voor deze landen en ze werden bezet. Nederland: Seyss Inquart werd de machtigste man in Nederland. Alleen de NSB was toegestaan onder leiding van Anton Mussert. Verzet: er waren maar weinig mensen die zich actief verzetten tegen de duitsers, wel veel passief verzet (verboden kranten lezen). Sovjet unie: ondanks het molotov van Rippen troppact vielen de duitsers in 1941 toch de sovjetunie aan, in de winter van 1942- 1943 hadden de duitsers bij stalingrad hun eerste grote nederlaag. Hulp: in het westen kregen de engelse vanaf 1941 ook hulp van de amerikanen; Japan (bondgenoot van Hitler) had bij hawaii een amerikaanse oorlogsvloot aangevallen. Geallieerden: de landen die vochten tegen de nazi’s; ze voerden bombardementen uit op duitse industrie steden. Bevrijding: na aandringen van stalin beginnen de geallieerden op 6 juni 1944 de
bevrijding van west Europa, ze begonnen aan de kust van Frankrijk. Hongerwinter: de geallieerden verloren de slag om Arnhem, om de geallieerden te helpen roept de nederlandse regering een spoorweg staking uit, daardoor hielden de duitsers het transport van voedsel tegen en had de bevolking van de nog bezette gebieden honger. Capituleren: toen de Russen dichtbij Berlijn waren en de geallieerden ook steeds dichterbij kwamen uit het westen, pleegde hitler zelfmoord. De duitsers gaven zich over in mei 1945. Paragraaf 5 Neurenberger wetten: 1935, met als doel de joden te isoleren in de samenleving. Duitsers werden opgeroepen om Duitse winkels te boycotten + anti joodse propaganda. Kristall nacht: 9 november 1938, Joodse eigendommen worden vernield en in brand gestoken, joden zelf werden mishandeld of vermoord. Deporteren: de joden werden uit bezette gebieden gehaald en werden gebracht naar concentratiekampen. Concentratie kampen: in 1942 besloten de Nazi’s alle joden uit te roeien, dat gebeurde in vernietigingskampen; een deel werd gelijk bij aankomst vergast en een ander deel moest zware dwangarbeid verrichtten. Februari staking: in februari 1941 liet de politie chef Rauter als reactie op vechtpartijen in Amsterdam 425 joden deporteren, de communistische partij riep als protest een staking uit, deze werd met geweld gebroken. Jodenster: vanaf 1942 moesten de joden een gele ster dragen zodat ze herkenbaar waren, in 1941 hadden ze alleen een persoons bewijs met een J erop. Nederlandse joden: deze werden meestal eerst naar westerbork gedeporteerd en daarna verplaatst naar een vernietigingskamp. Paragraaf 7 7 december 1941: Amerikaanse vlootbasis Pearl Harbor wordt aangevallen door Japan, zodat zij Azie verder konden veroveren. Nederlands indie: dit land rijk aan olie werd ook ingelijfd door japan, de mensen werden bijelkaar in interneringskampen gezet, ze verrichtten daar dwangarbeid ( bijv. de spoorlijn van Birma). Amerikaanse marine: deze herstelde zich snel en wisten japan in 1942 2 keer een nederlaag toe te brengen, daarna werd eiland na eiland veroverd van de japanners. Atoombom: op 6 en 9 augustus 1945 werden boven de steden Hiroshima en Nagasaki atoombommen afgeworpen. De bommen veroorzaken: enorme luchtdruk, kernstraling, hitte. 2 september 1945: de Japanners capituleren. Fall out: na de explosie ontstond er een gigantische paddestoel met radio actief materiaal; fall out

Wapenwedloop: het verschijnsel dat na de 2e wereldoorlog de V.S en de sovjetunie steeds meer en steeds zwaardere wapens tegen elkaar gingen opstellen. Tijdsbalk 1919 juni
januari de ondertekening van het verdrag van Versailles. spartacus opstand 1920 staatsgreep, Kapp Putsch
1922 Mussolini komt aan de macht
1928 Duitsland treedt toe in de volkenbond
1929 Wereldwijd economische crisis. 1933
30 januari
Februari Hitler benoemd tot 1e minister. Duitse rijksdag brand af. 1935 intreden Neurenberger wetten
1938
9 november Anschluss. Kristallnacht. 1939 1 september Molotov van Rippen troppact
Hitler valt polen aan, begin van 2e wereldoorlog. 1940 duitsers vallen Denemarken, Noorwegen, BENELUX, Fa aan. 1941 februari
7 december Hitler valt Sovjetunie aan. Verenigde staten bemoeit zich ook met oorlog. februari staking. Japan valt amerikaanse vlootbasis, pearl harbor aan. 1942 er wordt besloten om de joden uit te roeien. Joden moeten gele ster dragen
1944 6 juni geallieerden landen op kust van frankrijk om W europa te bevrijden

1945
mei
6+9 augustus
2 september Duitsers capituleren. atoombommen op Nagasaki en Hiroshima. Japanners capituleren.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.