Hoofdstuk 1
Paragraaf 1
Wederzijdse afhankelijkheid = Bij een oligopolie: wat de aanbieder doet heeft invloed op wat de andere aanbieder doet.
De wederzijdse afhankelijkheid lijkt op een spel. Er zijn spelers, iedereen wil winnen en het eindigt ooit. Bij economie spreken we dan van een economiespel. De vragers en aanbieders zijn hier dan de spelers, de keuzes die ze maken hun acties, en het marktevenwicht de uitkomst. Dit marktevenwicht ontstaat er als het spel gespeeld is. De uitkomst kun je voorspellen door te voorspellen welke keuze beide spelers maken gegeven de keuze van de andere speler.
Paragraaf 2
Opbrengstenmatrix = De matrix met daarin de opbrengsten voor beide spelers bij alle mogelijke acties.
Nash-evenwicht = De situatie waarin beide spelers, gegeven wat de andere speler doet, niet hun acties aanpassen, omdat ze er dan op achteruit gaan.
Bij een economiespel staat centraal:
- Wie zijn de spelers?
- Wat is hun doelstelling?
- Wat weten ze?
- Wat zijn hun mogelijke acties?
- Worden acties tegelijkertijd of volgtijdelijk gekozen?
- Wordt het spel herhaald?
Bij een prijsverlaging komen er niet alleen mensen van de andere aanbieder overlopen, maar komen er ook nieuwe klanten die nu pas daar iets kunnen besteden.
Je hebt rijspelers en kolomspelers.
‘Het zijn situaties waarbij spelers een strategie moeten bepalen en daarbij afhankelijk zijn van de keuzes van de andere partijen.’
Paragraaf 3
De oplossing van een spel is als beide spelers tegelijkertijd dezelfde acties kiezen die voor hen het beste zijn. Bij de de juiste uitkomst kan geen speler van keuze veranderen en meer winst maken, als de andere dat niet doet. Dit is bij een opbrengstenmatrix dus de cel waar beide uitkomsten zijn onderstreept. Gegeven wat de andere doet, wil geen speler het andere weer doen.
Dit evenwicht heeft een naam: het Nash-evenwicht.
Er kunnen soms meerdere Nash-evenwichten zijn. Welke dan voor een marktevenwicht zorgt, hang af van het gedrag van de spelers, maar ook het beleid van de overheid. Hier is het belangrijk dat bepaald welk speluitkomst het meest wenselijk is. Het beleid van de overheid moet er dan voor zorgen dat alleen de het wenselijke marktevenwicht gespeeld wordt.
Hoofdstuk 2
Paragraaf 1
Pareto-verbetering = Bij een verandering kan iemand erop vooruitgaan, zonder dat iemand anders erop achteruit gaat.
Gevangenendilemma = Het eigen belang staat voor het collectieve belang waardoor alle partijen slechter uitzijn. Er is altijd een Pareto-verbetering.
Voorbeeld:
Als beide partijen een actie niet zouden ondernemen is de winst het hoogst, maar een partij kan zijn winst verhogen als alleen hij de actie onderneemt en zal dit dus wel doen. Vervolgens kan de andere partij zijn winst weer verhogen als hij ook die actie onderneemt, waardoor het nash-evenwicht nooit de beste uitkomst is. Er is dus altijd een pareto-verbetering (als de spelers de actie niet ondernemen), maar dit gebeurt niet vanwege eigen belang.
Bij Pareto-efficiënt kan er alleen iemand op vooruit gaan als iemand anders er op achteruit gaat. Bij Pareto-inefficiënt kan iemand erop vooruitgaan, terwijl niemand anders op achteruit gaat.
Paragraaf 2
Dominante actie = Een actie die altijd gekozen wordt, wat de andere speler ook kiest.
Evenwicht in dominante acties = Het nash-evenwicht dat zo tot stand is gekomen door dominante acties.
Bij een evenwicht in dominante acties hoeft het niet perse om een gevangenendilemma te gaan. Het kan namelijk ook zo zijn dat beide partijen het beste uitzijn met die dominante actie (en dan is er dus geen pareto-verbetering).
Als er dominante acties zijn, is er ook maar één Nash-evenwicht, namelijk het evenwicht in dominante acties.
Paragraaf 3
Positief extern effect = Een positief effect van de productie dat buiten de markt om werkt.
Meeliftgedrag = Niet meebetalen aan de productie, maar wel meegenieten als het er is.
Bij collectieve goederen is er ook sprake van een gevangenendilemma. Bij het marktevenwicht zijn er geen collectieve goederen, terwijl iedereen erop vooruit gaat als die er wel zijn.
In het voorbeeld hierboven:
Kosten 14, opbrengsten 10.
Het nash-evenwicht is als beide niet bijdragen, maar er is een pareto-verbetering als beide dat wel doen. Dit komt doordat er een positief extern effect is, de opbrengsten als het geproduceerd is, is voor iedereen altijd 10, ook al heb jij het niet geproduceerd.
Door dit positief extern effect bij collectieve goederen, wordt er meeliftgedrag uitgelokt. Meeliftgedrag is altijd mogelijk als er een positief extern effect is. Hierdoor ontstaat er dan een marktevenwicht dat voor alle spelers slechter is, dan mogelijk is.
Paragraaf 4
Als er een Nash-evenwicht is met een Pareto-verbetering, kan dat op de volgende manieren worden opgelost (gevangenendilemma):
- Spelers kijken naar collectieve opbrengsten;
Er wordt niet naar de individuele winst gekeken, maar naar de collectieve winst.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden