Vous avez un emplacement pour… Heeft u een plaats voor…
… une petite tente/une grande tente/deux petites tentes/une caravane? …een kleine tent/een grote tent/2 kleine tentjes/een caravan?
Il y a emplacement numéro .. Het is plaats nummer ..
Non, je suis désolée Nee, het spijt me
C’est complet Het is vol
C’est combien? Hoeveel is het? Ça dépend Dat hangt er van af
C’est pour combien de personnes? Voor hoeveel personen is het? C’est pour .. personnes Het is voor .. personnes
C’est .. francs par nuit Het is .. francs per nacht
C’est bien Het is goed
C’est trop cher Het is te duur
C’est pour combien de nuits? Voor hoeveel nachten is het? C’est pour .. nuits Het is voor .. nachten
Est-ce qu’il y a… Is er… …un bar/une salle de jeux/une cuisine ici? …een bar/een speelkamer/een keuken hier? Oui, c’est au rez-de-chaussée Ja, het is op de begane grond
La cuisine est au premier étage De keuken is op de eerste etage
Le bar est par là De bar is daar
Non, il n’y en a pas Nee, dat is hier niet
On peut louer des draps ici? Kan ik hier lakens huren? Oui, vous pouvez louer des draps au bureau de réception Ja, u kunt lakens huren bij de receptie
On peut prendre le petit déjeuner ici? Kan ik hier het ontbijt nemen? Oui, vous pouvez prendre le petit déjeuner dans le bar Ja, u kunt het ontbijt nemen bij de bar
On peut acheter des provisions ici? Kan ik hier voorraden kopen? Oui, vous pouvez acheter des provisions dans le magasin Ja, u kunt voorraden kopen in de winkel
Non, ce n’est pas possible Nee, dat is niet mogelijk
C’est ouvert quand? Wanneer is het open?
C’est ouvert entre .. heures et .. heures… Het is open tussen .. uur en .. uur…
…du matin/du soir/de l’après midi …’s ochtends/’s avonds/’s middags
C‘est ouvert tous les jours Het is elke dag open
C’est ouvert tous les soirs Het is elke avond open
Je cherche un cadeau pour mon/ma… Ik zoek een cadeau voor mijn… …oncle/grand-père/copain/mère/voisine/sœur …oom/opa/vriend/moeder/buurvrouw/zus
Qu’est-ce qi’il/qu’elle aime? Waar houdt hij/zij van? Il/elle aime… Hij/zij houdt van… …les portemonnaies/les bibelots/les bijoux/les porte-clés ...Portemonnee’s/ornamenten/sieraden/sleutelhangers
Il/elle collectionne… Hij/zij spaart… …les cartes postales/les poupées …anzichtkaarten/poppen
Il/elle a besoin d’… Hij/zij heeft nodig… …une cravate/un mouchoir/un briquet/un stylo …een stropdas/een zakdoek/aansteker/een pen
Nous avons des… We hebben… …boîtes de chocolats/colliers/flacons de parfum à .. francs/centimes …dozen chocola/ketting/flessen parfum van .. francs/cent
C’est trop cher/grand Het is te duur
Je vais prendre ça/le parfum/la cravate Ik neem de parfum/stropdas
Je vous vais un paquet? Zal ik het voor u inpakken? Vous désirez? Wat wilt u? Je voudrais un poulet rôti Ik wil graag eem gebraden kip
Vous avez un Camembert Heeft u een Camembert
un kilo de sucre/poires Een kilo suiker/peren
cinq cent grammes de carottes/champignons/bananes/fraises/saucisson 500 gram wortels/champignons/bananen/aardbeien/worstjes
Deux cent cinquante grammes de pâté/gruyère 200 gram paté/zwitserse kaas
Un paquet de chips/thé/beurre Een pak chips/thee/boter
Un pot de confiture/yaourt Een pot jam/yoghurt
Un litre de lait/vin rouge Een liter melk/rode wijn
Une boîte de sardines/petits pois Eem blik sardines/doperwten
Une bouteille de limonade/jus d’orange/d’eau minérale Een fles limonade/sinaasappelsap/mineraalwater
Voilà Alstublieft
Et avec ça? Anders nog iets? Alors, c’est tout? Is dit alles? Il n’y en a plus Het is er niet meer
Voici .. francs Alstublieft .. francs
Et voici votre monnaie En zie hier uw wisselgeld
A quelle heure est-ce que le prochaine train part pour (plaats)? Op welke tijd vertrekt de eerst volgende trein naar (plaats)? Il part à .. heures et quart/demi Hij vertrekt om kwart over/half .. Le prochain train part à midi moins le quart De eerst volgende trein vertrek om kwart voor 12 ‘s middags
A quelle heure est-ce que le train arrive à (plaats)? Op welke tijd komt komt de trein aan in (plaats)? Il arrive à (tijd) Hij komt aan om (tijd) Il part de quelle voie? Vanaf welk perron vertrekt hij? Voie numéro (nummer) Perron nummer (nummer) Aller simple ou aller-retour? Een enkeltje of een retour? Vous avez un plan de/un dépliant sur/un liste des hôtels de/une liste des campings de/une carte de la région (plaats) Heeft u een kaart van/een folder van/een hotellijst van/een campinglijst van/een kaart van de regio (plaats) C’est gratuit Het is gratis
Tant pis
Qu’est-ce qu’il y a à voir à (plaats)? Wat is er allemaal te zien in (plaats)? Il y a le port/le marché/le casino/le musée/le château/le monument/le phare/la plage/la vieille ville/ la cathédrale/l’église E ris een haven/een markt/een casino/een museum/een kasteel/een monument/vuurtoren/een strand/een oude stad/een kathedraal/een kerk
Et puis il y a les magasins aussi Er zijn ook winkels
Formidable, merci bien Geweldig, hartelijk dank
Pour aller à la banque/la poste/l’église, s’il vous plaît? Hoe moet je naar de bank/het postkantoor/de kerk gaan? Pour aller au musée/château/marché, s’il vous plaît? Hoe moet je naar het museum/kasteel/markt gaan? Oui, c’est dans la rue (straatnaam) Ja, het is in deze straat
Oui, c’est sur le boulevard/le cours (straatnaam) Ja, het is in deze straat
Vous allez tout droit U gaat rechtdoor
Vous allez jusqu’à la place de la Victoire U gaat tot place de la Victoire
Vous prenez la première/la deuxième rue à droite/à gauche U neemt de eerste/tweede straat rechts/links
Vous traversez la place U steekt het plein over
Puis vous tournez à gauche/à droite Dan draait u naar links/naar rechts
Et c’est à gauche/à droite En het is aan de linkerkant/rechterkant
C’est dans quelle rue? In welke straat is het? Oui, c’est ça Ja, dat is het
Je voudrais un café/une bière/un sandwich/une glace Ik wil graag een koffie/een bier/een sandwich/een ijsje
Qu’est-ce que vous voulez comme sandwich? Wat wilt u voor een sandwich?
Un sandwich au pâté/au fromage/au jambon/au saucisson Een sandwich met paté/met kaas/met ham/met worst
Une glace simple ou double? Een ijsje met 1 of 2 bolletjes? A quel parfum/A quels parfums? Met welke smaak/met welke smaken? Une glace au chocolat/au café/à la vanille/à la fraise Een ijsje met chocola/koffie/vanille/aardbei
Très bien Heel mooi
Tout de suite Nu meteen
Je suis désolée, il n’y a plus de… Het spijt me, er is geen … meer
Voilà…(bestelling) Alstublieft,…(bestelling) Le service est compris? Is de bediening inbegrepen? Oui, le service est compris Ja, de bediening is inbegrepen
Non, le service n’est pas compris Nee, de bediening is niet inbegrepen
Voilà, un pourboire à .. francs Alstublieft, een fooi van .. francs
Vous vous trompez U vergist zich
Je me sens malade Ik voel me ziek
Qu’est-ce que vous avez? Wat heeft u? J’ai mal à la tête/à la gorge Ik heb hoofdpijn/keelpijn
Vous avez mal à l’estomac/à l’oreille? Heeft u buikpijn/oorpijn? J’ai envie de vomir Ik heb overgegeven
Vous avez la diarrhée/la peau brûlée? Heeft u diarree/verbrande huid? Je suis enrhumée Ik ben verkouden
Vous êtes fatiguée? Bent u moe? Vous avez de la fièvre? Heeft u koorts? J’ai trente-huit de fièvre Ik heb 38 graden koorts
Je crois que vous avez la grippe/une crise de foie/une infection de l’oreille/un coup de soleil Ik geloof dat u griep heeft/teveel gegeten/oorontsteking/een zonnesteek
Qu’est-ce qu’il faut faire? Wat moet ik doen? Prenez 2 aspirines/3 de ces comprimés .. fois par jour Neem 2 aspirines/3 tabletten .. maal per dag
Mettez 1 de ces gouttes dans l’oreille .. fois par jour Doe 1 druppel in uw oor .. maal per dag
Mettez cette lotion .. fois par jour Doe deze zalf op .. maal per dag
C’est tout ce qu’il faut faire? Is dat alles wat ik moet doen? Buvez beaucoup d’eau Drink veel water
Ne mangez pas pendant 2 jours 2 dagen niet eten
C’est complet Het is vol
C’est combien? Hoeveel is het? Ça dépend Dat hangt er van af
C’est pour combien de personnes? Voor hoeveel personen is het? C’est pour .. personnes Het is voor .. personnes
C’est .. francs par nuit Het is .. francs per nacht
C’est trop cher Het is te duur
C’est pour combien de nuits? Voor hoeveel nachten is het? C’est pour .. nuits Het is voor .. nachten
Est-ce qu’il y a… Is er… …un bar/une salle de jeux/une cuisine ici? …een bar/een speelkamer/een keuken hier? Oui, c’est au rez-de-chaussée Ja, het is op de begane grond
La cuisine est au premier étage De keuken is op de eerste etage
Le bar est par là De bar is daar
Non, il n’y en a pas Nee, dat is hier niet
On peut louer des draps ici? Kan ik hier lakens huren? Oui, vous pouvez louer des draps au bureau de réception Ja, u kunt lakens huren bij de receptie
On peut prendre le petit déjeuner ici? Kan ik hier het ontbijt nemen? Oui, vous pouvez prendre le petit déjeuner dans le bar Ja, u kunt het ontbijt nemen bij de bar
On peut acheter des provisions ici? Kan ik hier voorraden kopen? Oui, vous pouvez acheter des provisions dans le magasin Ja, u kunt voorraden kopen in de winkel
Non, ce n’est pas possible Nee, dat is niet mogelijk
C‘est ouvert tous les jours Het is elke dag open
C’est ouvert tous les soirs Het is elke avond open
Je cherche un cadeau pour mon/ma… Ik zoek een cadeau voor mijn… …oncle/grand-père/copain/mère/voisine/sœur …oom/opa/vriend/moeder/buurvrouw/zus
Qu’est-ce qi’il/qu’elle aime? Waar houdt hij/zij van? Il/elle aime… Hij/zij houdt van… …les portemonnaies/les bibelots/les bijoux/les porte-clés ...Portemonnee’s/ornamenten/sieraden/sleutelhangers
Il/elle collectionne… Hij/zij spaart… …les cartes postales/les poupées …anzichtkaarten/poppen
Il/elle a besoin d’… Hij/zij heeft nodig… …une cravate/un mouchoir/un briquet/un stylo …een stropdas/een zakdoek/aansteker/een pen
Nous avons des… We hebben… …boîtes de chocolats/colliers/flacons de parfum à .. francs/centimes …dozen chocola/ketting/flessen parfum van .. francs/cent
C’est trop cher/grand Het is te duur
Je vais prendre ça/le parfum/la cravate Ik neem de parfum/stropdas
Je vous vais un paquet? Zal ik het voor u inpakken? Vous désirez? Wat wilt u? Je voudrais un poulet rôti Ik wil graag eem gebraden kip
Vous avez un Camembert Heeft u een Camembert
cinq cent grammes de carottes/champignons/bananes/fraises/saucisson 500 gram wortels/champignons/bananen/aardbeien/worstjes
Deux cent cinquante grammes de pâté/gruyère 200 gram paté/zwitserse kaas
Un paquet de chips/thé/beurre Een pak chips/thee/boter
Un pot de confiture/yaourt Een pot jam/yoghurt
Un litre de lait/vin rouge Een liter melk/rode wijn
Une boîte de sardines/petits pois Eem blik sardines/doperwten
Une bouteille de limonade/jus d’orange/d’eau minérale Een fles limonade/sinaasappelsap/mineraalwater
Voilà Alstublieft
Et avec ça? Anders nog iets? Alors, c’est tout? Is dit alles? Il n’y en a plus Het is er niet meer
Voici .. francs Alstublieft .. francs
Et voici votre monnaie En zie hier uw wisselgeld
A quelle heure est-ce que le prochaine train part pour (plaats)? Op welke tijd vertrekt de eerst volgende trein naar (plaats)? Il part à .. heures et quart/demi Hij vertrekt om kwart over/half .. Le prochain train part à midi moins le quart De eerst volgende trein vertrek om kwart voor 12 ‘s middags
A quelle heure est-ce que le train arrive à (plaats)? Op welke tijd komt komt de trein aan in (plaats)? Il arrive à (tijd) Hij komt aan om (tijd) Il part de quelle voie? Vanaf welk perron vertrekt hij? Voie numéro (nummer) Perron nummer (nummer) Aller simple ou aller-retour? Een enkeltje of een retour? Vous avez un plan de/un dépliant sur/un liste des hôtels de/une liste des campings de/une carte de la région (plaats) Heeft u een kaart van/een folder van/een hotellijst van/een campinglijst van/een kaart van de regio (plaats) C’est gratuit Het is gratis
Qu’est-ce qu’il y a à voir à (plaats)? Wat is er allemaal te zien in (plaats)? Il y a le port/le marché/le casino/le musée/le château/le monument/le phare/la plage/la vieille ville/ la cathédrale/l’église E ris een haven/een markt/een casino/een museum/een kasteel/een monument/vuurtoren/een strand/een oude stad/een kathedraal/een kerk
Et puis il y a les magasins aussi Er zijn ook winkels
Formidable, merci bien Geweldig, hartelijk dank
Pour aller à la banque/la poste/l’église, s’il vous plaît? Hoe moet je naar de bank/het postkantoor/de kerk gaan? Pour aller au musée/château/marché, s’il vous plaît? Hoe moet je naar het museum/kasteel/markt gaan? Oui, c’est dans la rue (straatnaam) Ja, het is in deze straat
Oui, c’est sur le boulevard/le cours (straatnaam) Ja, het is in deze straat
Vous allez tout droit U gaat rechtdoor
Vous allez jusqu’à la place de la Victoire U gaat tot place de la Victoire
Vous prenez la première/la deuxième rue à droite/à gauche U neemt de eerste/tweede straat rechts/links
Vous traversez la place U steekt het plein over
Puis vous tournez à gauche/à droite Dan draait u naar links/naar rechts
Et c’est à gauche/à droite En het is aan de linkerkant/rechterkant
C’est dans quelle rue? In welke straat is het? Oui, c’est ça Ja, dat is het
Je voudrais un café/une bière/un sandwich/une glace Ik wil graag een koffie/een bier/een sandwich/een ijsje
Une glace simple ou double? Een ijsje met 1 of 2 bolletjes? A quel parfum/A quels parfums? Met welke smaak/met welke smaken? Une glace au chocolat/au café/à la vanille/à la fraise Een ijsje met chocola/koffie/vanille/aardbei
Très bien Heel mooi
Tout de suite Nu meteen
Je suis désolée, il n’y a plus de… Het spijt me, er is geen … meer
Voilà…(bestelling) Alstublieft,…(bestelling) Le service est compris? Is de bediening inbegrepen? Oui, le service est compris Ja, de bediening is inbegrepen
Non, le service n’est pas compris Nee, de bediening is niet inbegrepen
Voilà, un pourboire à .. francs Alstublieft, een fooi van .. francs
Vous vous trompez U vergist zich
Je me sens malade Ik voel me ziek
Qu’est-ce que vous avez? Wat heeft u? J’ai mal à la tête/à la gorge Ik heb hoofdpijn/keelpijn
Vous avez mal à l’estomac/à l’oreille? Heeft u buikpijn/oorpijn? J’ai envie de vomir Ik heb overgegeven
Vous avez la diarrhée/la peau brûlée? Heeft u diarree/verbrande huid? Je suis enrhumée Ik ben verkouden
Vous êtes fatiguée? Bent u moe? Vous avez de la fièvre? Heeft u koorts? J’ai trente-huit de fièvre Ik heb 38 graden koorts
Qu’est-ce qu’il faut faire? Wat moet ik doen? Prenez 2 aspirines/3 de ces comprimés .. fois par jour Neem 2 aspirines/3 tabletten .. maal per dag
Mettez 1 de ces gouttes dans l’oreille .. fois par jour Doe 1 druppel in uw oor .. maal per dag
Mettez cette lotion .. fois par jour Doe deze zalf op .. maal per dag
C’est tout ce qu’il faut faire? Is dat alles wat ik moet doen? Buvez beaucoup d’eau Drink veel water
Ne mangez pas pendant 2 jours 2 dagen niet eten
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden