Wijsgerige antropologie

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 2453 woorden
  • 13 oktober 2007
  • 60 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
60 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Wijsgerige antropologie

§ 1 Het eigene van de mens
§1.1 Mens en dier
De mens onderscheid zich van de dieren door zijn geestelijke vermogens. Ook heeft de mens een zelfbewustzijn en dieren hebben dat niet. Dieren volgen altijd hun natuur, maar de mens kan tegen de natuur ingaan, maakt keuzes.

§1.2 Rationaliteit (het vermogen het beste middel te kiezen om een bepaald doel te bereiken)
De mens is een rationaal wezen. (ratio = reden) De mens maakt in een situatie de beste keuze m.b.v. zijn verstand.De rede is hier het instrument, het wordt gebruikt om een doel te bereiken. Dit wordt ook wel doel/middel-rationaliteit genoemd. Het handelen volgens de doel/middel-rationaliteit wordt doelgericht handelen genoemd. De instrumentele rede (technische rationaliteit) leidt tot geindustrialiseerde wereld met veel technologie ene maximale efficiëntie. Een kapitalistische wereld dus. Het handelen naar wat het beste/waardevolst is noem je waardegericht handelen.

§1.3 de rol van het onbewuste
Vaak bepalen irrationele impulsen ons doen en laten. Dit kan een uiting zijn van het onbewuste. Als je realiseert dat je bepaalde wensen hebt, ben je je daarvan bewust. Maar van veel dingen zijn wij ons onbewust.In je onbewuste zitten wensen, angsten en verlangens. Een freudiaanse vergissing is een vergissing waarbij je het ene bedoelt maar het andere zegt, omdat je daar in je hoofd mee bezig bent (bewust of onbewust).


§1.4 Natuur-cultuur
Doordat de mens té rationaal denkt/leeft loopt de natuur grote schade op. (ozonlaag, tekort grondstoffen) De mens is nu minder afhankelijk van de natuur dan vroeger. We kunnen ons eten verbuwen in kassen, zijn beschermd tegen overstromingen en halen een griepprik. De mens heeft de cultuur (= alles wat door mensenhanden is gemaakt) geschapen.
De cultuur waartoe je behoort, bepaalt mede wat voor soort mens je bent.

§1.5 Aristoteles over de mens
Aristoteles (384-322 v. Chr.) = een Griekse filosoof. Zijn leermeester was Plato.
Hij dacht dat de mens 3 eigenschappen had:
- het vegatieve vermogen: vermogen om te leven
- het sensatieve vermogen: vermogen om te voelen
- het rationele vermogen: vermogen tot (na)denken
Het doel van de mens is het verkrijgen van kennis.
Alles (levenloze en levende natuur) heeft een zin en een doel.
Het bereiken van deze vorm is een proces van zelfverwerkelijking.

§1.6 Thomas van Aquino: christelijke aristotelisme
Thomas van Aquino (1225-1274) was een middeleeuws filosoof. Hij probeerde de filosofie van Aristoteles in overeenstemming te brengen met de christelijke geloofsleer.
Zijn opvatting is dat de mens op 2 manieren tot kennis kan komen:

- door middel van de goddelijke openbaring (de Bijbel)
- m.b.v. zijn verstand
neoplasmatisch denken: er is een rangorde van alles wat bestaat. Bovenaan de rangorde staat het Idee (het volmaakte zijn). Voor Christenen is het Idee God. Het vermogen om te denken is de essentie van het menselijk lichaam. De ziel is immaterieel (= zuivere vorm) en daardoor onsterfelijk.
De mens moet 3 dingen weten: wat hij moet geloven, waarnaar hij moet verlangen en wat hij moet doen.

§1.7 De mens als talig wezen
Met taal kan de mens zich uitdrukken. Een paar woorden kunnen leiden tot een handeling. Maar dat geldt alleen als de mensen zich houden aan de sociale regels ( “ik beloof dat ik je nog bel”). Bij het taalspel horen de sociale spelregels. Door middel van taal geeft de mens uitdrukking aan zijn identiteit. Woorden/begrippen verraden onze interesses, opvattingen overtuigingen en belangen.

§1.8 De onmogelijkheid van een privé-taal
We kunnen wel zelf woorden voor dingen gaan bedenken, maar je weet nooit of je dan hetzelfde voelt/meemaakt dan andere mensen. Je brengt een betekenis van een woord aan andere mensen bij. Je legt een verbinding tussen een woord en een ervaring. Als je zelf woorden gaat gebruiken kan niemand je op fouten wijzen, omdat degene het begrip anders omschrijft. Onze woorden zijn onderdeel van het taalspel. Alleen innerlijke ervaringen zijn privé. Je twijfelt niet aan jezelf of je pijn hebt, dat heb je gewoon, dat voel je. Iemand anders kan daarentegen wel over jouw pijn twijfelen. Onze gewaarwordingen zijn intrinsiek subjectief, ze zijn afhankelijk van onze individuele positie in de wereld en het soort persoon dat we zijn. Taalgebruik is een intersubjectieve aangelegenheid, het is toegankelijk voor anderen, het is een sociale activiteit. Onze omgeving leert ons hoe we taal moeten gebruiken.

§1.9 De mens achter de tekst
Met taal druk je uit wat je bedoelt. Maar je zult nooit weten of je ervaring hetzelfde is, als die van iemand anders. Het is moeilijk om een tekst (bv. De Bijbel) te begrijpen. Je interpreteert het verhaal met je eigen achtergrond/kennis. Je referentiekader (wereldbeeld) bepaalt wat jij interessant vind aan een tekst. Hermeneutiek is een manier van interpreteren waarbij je je eigen mening/beeld gebruikt.


§ 2 Lichaam en geest
Gedachten beïnvloeden je lichaam. Een geest is onvindbaar in je lichaam.

§2.1 Monisme versus dualisme
Dualisme: de mens heeft een lichaam én een geest. De geest is hierbij een niet materiele substantie, dus niet opgebouwd uit moleculen en atomen.
Monisme: de mens bestaat uit één substantie (materie). Dit is een vorm van materialisme. De mens bestaat uit niets anders dan vlees, spieren en botten. Alles wordt veroorzaakt door reacties van stofjes. De mens is uitsluitend zijn lichaam (=lichamelijkheid).

§2.2 Materialisme: van Democritus tot Marx
Alledaagse betekenis van materialisme: alleen materiele dingen (geld, auto, huis) zijn van belang.
Filosofische betekenis van materialisme: de materie is de substantie waaruit alles bestaat.
Democritus: “de natuur is uit ontelbare verschillende basiselementen (atomen) opgebouwd. Volgens Democritus bestond de ziel uit de fijnste soort atomen (=materieel).

Idealisme: er bestaan uitsluitend geesten en de producten daarvan: ideeen. Een idee is een beeld gevormd ons voorstellingsvermogen. Alles wat bestaat is van geestelijke aard. De materiele wereld bestaat voorzover zij als idee in ons bewustzijn aanwezig is.

§2.3 Lichaam en geest: twee aspecten van hetzelfde
Dualisme: probleem tussen wisselwerking tussen lichaam en geest (immaterieel en materieel)

Monisme: doet geen recht aan gevoelens en gedachten
Twee Aspecten Theorie: lichaam en geest zijn twee aspecten van hetzelfde, wat datzelfde is is onbekend. Er is 1 leven, naar buiten toe lichamelijk en naar binnen toe geestelijk.
Een kunstvoorwerp heeft fysische eigenschappen (verf, doek etc) maar ook artistieke eigenschappen die je op een subjectieve manier ervaart.

Objectiviteit: het object staat centraal, het subject speelt geen rol.
Subject: iets gebaseerd op iemands individuele positie in de wereld en het type persoon.
Volledige objectiviteit is voor de mens onbereikbaar, de mens heeft altijd nog zijn eigen plaats in de wereld.
Intersubjectiviteit: een door alle subjecten van een bepaalde gemeenschap gedeelde mening.

§2.4 Ben je eigenlijk een soort computer?
Je zou het menselijk lichaam met een pc kunnen vergelijken.
Intentionaliteit: ergens op gericht zijn
Intentionele wijze: een pasfoto drukt op intentionele wijze de aanwezigheid van die persoon uit. Intentionaliteit veronderstelt het bestaan van mentale toestanden.
Oorzakelijke relatie: oorzaak-gevolg (mier en tekening van Stalin)

Descartes (1596-1650)
Er zijn twee substanties: een geestelijke en een lichamelijke.
Rationalist: verstand is enige bron van kennis.

“cogito ergo sum” ik denk dus ik ben”
aard v geestelijke substantie is het denken
aard v lichamelijke substantie is de uitgebreidheid.

Spinoza (1632-1677)
Geen scheiding tussen substanties, er is maar 1 substantie.
Monisme: geestelijke en materiele is een eenheid.

§3.1 Vervreemding van jezelf
Vervreemding: industriele revolutie, mens vervreemdt van product en andere mensen.
Arbeid: vorm van zelfverwerkelijking, schakel tussen mens en de natuur.
Interactie: wisselwerking tussen mensen onderling.

§3.2Kritische Theorie:
Controleerbaar, concreet onderzoek. Neutraal wetenschappelijk onderzoek is niet mogelijk.

§3.3 Macht en seks
Overal in de maatschappij is er macht. Macht speelt dan ook een belangrijke rol. Seksualiteit:genderwaarden zijn niet doorslaggevend, je wordt tot man of vrouw gemaakt.

§3.4 Verstand versus gevoel
Door verstand kunnen we kennis verkrijgen.

Verlichting: stroming in de 18e eeuw, mens is rationeel wezen. de rede leidt tot alle kennis. De cultuur is het belangrijskt, de natuur doet er niet zoveel toe.
Niet iedereen vindt de ‘verlichte’ mensheid een gewenst doel. Kunstenaars schenken aandacht aan gevoel. Hij gebruikt zijn gevoel en verstand om een schilderij te maken. Alleen de kunst en het gevoel kunnen ons dichterbij het onuitspreekbare brengen.

Rousseau (1712-1778)
Verlichtingsfilosoof, wijst op betekenis van het gevoel (begin romantiek).
Natuur is voorbeeld voor de mens. Natuur is helig/goddelijk. De rede krijgt minder betekenis.
Kunstenaar is ideale persoon. Kunstenaar verenigt mens als natuurwezen en de mens als cultuurwezen.

Existentialisme: benadrukt dat mensen vrije individuen zijn, die hun leven zelf kiezen. De mens is gedoemd tot kiezen, gedoemd tot vrijheid.

Sartre (1905-1980)
De verantwoordelijkheid van de mensen de noodzaak je eigen leven op unieke wijze vorm te geven. Mens heeft vermogen tot zelfschepping. De mens is wat hij van zichzelf maakt.

Foucault (1926-1984)
Structuralisme: je leeft in een structuur, je voelt je vrij, maar de structuur legt je wel dingen op.
Determinatie: mens wordt bepaald door structuur om hem heen.
Macht: het streven naar macht over andere mensen lijkt een belangrijke menselijke eigenschap. Gezag heb je als je macht aanvaard wordt.
Er is een onpersoonlijke macht (bv de wet) die mensen vrijwillig aan zich onderwerpt.

Door zelfdiscipline onderwerpt de mens zich aan de normen en regels.
Disciplinering leidt tot normalisering.
Vroeger werden misdadigers gemarteld en gehandicapten naakt aan een ketting gelegd. Dat kwam door de machtsstructuur toen. Door humanisering doen wij dat nu niet meer. De humanisering is een afwisseling van het ene machtssysteem door het het andere.

Behaviourisme: de mensopvatting die de mens beschrijft in termen van waarneembaar gedrag.

Skinner (1904-?)
Hij dacht dat je mensen net als dieren dingen kon laten leren, door straf en beloning.
In zijn roman: een wereld zonder geweld en straf, perfecte samenleving door juiste opvoeding. Mens wordt niet geleidt door vrije wil, maar door prikkels.

Communitarisme: Het belang van de gemeenschap staan centraal, niet het individu. De gemeenschap is wezenlijk voor het welzijn en onplooing van het individu.

Egocentrisme: expliciete aandacht voor de eigen identiteit (vooral gericht op de buitenkant). Je eigen zelfverwerkelijking is het belangrijkst en anderen zijn daar een instrument voor.
Authenticiteit: uniek zijn

Taylor (1931-?)
Verhouding tussen individu en gemeenschap. Taal, religie, kunst politiek etc. zijn de belichaming van onze zelfontplooiing. Het goed en de bron van onze waarden vinden we niet bij god, maar in onszelf. Op basis van waarden die jou worden aangereikt door de samenleving, kun je bepalen wat voor jou persoonlijk waardevol is.

Altruistisch gedrag (gedrag zonder belangrijk doel/voordeel voor jezelf) ontstaat door cultuur, normen en waarden. Ook dieren (bijen) vertonen dit gedrag. Sociobiologen denken dat bijen zich in de strijd opofferen om hun soort voort te laten leven, het zit in hun genen.

Moreel gedrag komt niet door cultuur en opvoeding, maar door overlevingsdrang van onze genen.

Wilson (1975)
De mensen zijn aan dezelfde natuurlijke selectie onderworpen als andere levende wezens.
Hij was niet erg populair. Werd beschuldigt van racisme en seksisme, fascisme.

De rationaliteit van de mensen nu is gericht op maximale efficientie. Wat kost het en wat levert het op. Deze rationaliteit leidt tot onpersoonlijkheid.
Gevolg: -> transcendente ervaringen: ervaringen met gevoel.

Descartes (1596-1650)
Er zijn twee substanties: een geestelijke en een lichamelijke.
Rationalist: verstand is enige bron van kennis.
“cogito ergo sum” ik denk dus ik ben”
aard v geestelijke substantie is het denken
aard v lichamelijke substantie is de uitgebreidheid.

Spinoza (1632-1677)
Geen scheiding tussen substanties, er is maar 1 substantie.
Monisme: geestelijke en materiele is een eenheid.

§3.1 Vervreemding van jezelf
Vervreemding: industriele revolutie, mens vervreemdt van product en andere mensen.

Arbeid: vorm van zelfverwerkelijking, schakel tussen mens en de natuur.
Interactie: wisselwerking tussen mensen onderling.

§3.2 Kritische Theorie:
Controleerbaar, concreet onderzoek. Neutraal wetenschappelijk onderzoek is niet mogelijk.

§3.3 Macht en seks
Overal in de maatschappij is er macht. Macht speelt dan ook een belangrijke rol. Seksualiteit:genderwaarden zijn niet doorslaggevend, je wordt tot man of vrouw gemaakt.

§3.4 Verstand versus gevoel
Door verstand kunnen we kennis verkrijgen.
Verlichting: stroming in de 18e eeuw, mens is rationeel wezen. de rede leidt tot alle kennis. De cultuur is het belangrijskt, de natuur doet er niet zoveel toe.
Niet iedereen vindt de ‘verlichte’ mensheid een gewenst doel. Kunstenaars schenken aandacht aan gevoel. Hij gebruikt zijn gevoel en verstand om een schilderij te maken. Alleen de kunst en het gevoel kunnen ons dichterbij het onuitspreekbare brengen.

Rousseau (1712-1778)

Verlichtingsfilosoof, wijst op betekenis van het gevoel (begin romantiek).
Natuur is voorbeeld voor de mens. Natuur is helig/goddelijk. De rede krijgt minder betekenis.
Kunstenaar is ideale persoon. Kunstenaar verenigt mens als natuurwezen en de mens als cultuurwezen.

Existentialisme: benadrukt dat mensen vrije individuen zijn, die hun leven zelf kiezen. De mens is gedoemd tot kiezen, gedoemd tot vrijheid.

Sartre (1905-1980)
De verantwoordelijkheid van de mensen de noodzaak je eigen leven op unieke wijze vorm te geven. Mens heeft vermogen tot zelfschepping. De mens is wat hij van zichzelf maakt.

Foucault (1926-1984)
Structuralisme: je leeft in een structuur, je voelt je vrij, maar de structuur legt je wel dingen op.
Determinatie: mens wordt bepaald door structuur om hem heen.
Macht: het streven naar macht over andere mensen lijkt een belangrijke menselijke eigenschap. Gezag heb je als je macht aanvaard wordt.
Er is een onpersoonlijke macht (bv de wet) die mensen vrijwillig aan zich onderwerpt.
Door zelfdiscipline onderwerpt de mens zich aan de normen en regels.
Disciplinering leidt tot normalisering.

Vroeger werden misdadigers gemarteld en gehandicapten naakt aan een ketting gelegd. Dat kwam door de machtsstructuur toen. Door humanisering doen wij dat nu niet meer. De humanisering is een afwisseling van het ene machtssysteem door het het andere.

Behaviourisme: de mensopvatting die de mens beschrijft in termen van waarneembaar gedrag.

Skinner (1904-?)
Hij dacht dat je mensen net als dieren dingen kon laten leren, door straf en beloning.
In zijn roman: een wereld zonder geweld en straf, perfecte samenleving door juiste opvoeding. Mens wordt niet geleidt door vrije wil, maar door prikkels.

Communitarisme: Het belang van de gemeenschap staan centraal, niet het individu. De gemeenschap is wezenlijk voor het welzijn en onplooing van het individu.

Egocentrisme: expliciete aandacht voor de eigen identiteit (vooral gericht op de buitenkant). Je eigen zelfverwerkelijking is het belangrijkst en anderen zijn daar een instrument voor.
Authenticiteit: uniek zijn

Taylor (1931-?)
Verhouding tussen individu en gemeenschap. Taal, religie, kunst politiek etc. zijn de belichaming van onze zelfontplooiing. Het goed en de bron van onze waarden vinden we niet bij god, maar in onszelf. Op basis van waarden die jou worden aangereikt door de samenleving, kun je bepalen wat voor jou persoonlijk waardevol is.

Altruistisch gedrag (gedrag zonder belangrijk doel/voordeel voor jezelf) ontstaat door cultuur, normen en waarden. Ook dieren (bijen) vertonen dit gedrag. Sociobiologen denken dat bijen zich in de strijd opofferen om hun soort voort te laten leven, het zit in hun genen.
Moreel gedrag komt niet door cultuur en opvoeding, maar door overlevingsdrang van onze genen.


Wilson (1975)
De mensen zijn aan dezelfde natuurlijke selectie onderworpen als andere levende wezens.
Hij was niet erg populair. Werd beschuldigt van racisme en seksisme, fascisme.

De rationaliteit van de mensen nu is gericht op maximale efficientie. Wat kost het en wat levert het op. Deze rationaliteit leidt tot onpersoonlijkheid.
Gevolg: -> transcendente ervaringen: ervaringen met gevoel.

REACTIES

C.

C.

Wauw, echt super blij dat ik dit kan gebruiken. Thanks!!!!!

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.