Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Sociale filosofie hoofdstuk 1 t/m 3.6

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2841 woorden
  • 24 juni 2009
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Een utopie, zoals Utopia van Thomas More, beschrijft de ideale samenleving.

Utopia, door Thomas More
- geen privé-eigendom
- alles hetzelfde (straten, steden, kleding)
- zelfde werktijden, zelfde bedtijden
- compleet rooster incl. lezingen en sport en spel
- uit geselecteerde geleerden worden regeerders gekozen
- er is een vorst, maar die kan op grond van tirannie worden afgezet
- slaven verrichten het vuile werk (utopie???)]

sociologie is descriptief, ze beschrijven sociale verschijnselen, maar spreken er geen oordeel over uit

sociale filosofie daarentegen is normatief, ze hanteert bepaalde normen

1. DE NATUURTOESTAND

De natuurtoestand: ieder individu probeert zo veel mogelijk zijn eigen behoeften te bevredigen en gaat daarbij volstrekt zijn eigen gang. 
- Thomas Hobbes: ‘homo homini lupus est’, de mens is voor de mens een wolf
De mens probeert zijn eigen vrijheid maximaal te handhaven en tegelijk zo veel mogelijk macht over anderen te verkrijgen, zonder rekening te houden met het machtstreven en de overlevingsdrang van anderen. Deze voortdurende strijd maakt het leven ‘gemeen, ruw en kort’. Deze strijd gaat ten koste van iedereen, niemand komt in zo’n situatie toe aan het realiseren van zijn persoonlijke doelstellingen.
Alleen de allersterksten kunnen zich staande houden.

1.1

Echte behoeften bezit de mens van nature en de bevrediging ervan is noodzakelijk voor hun levensgeluk.
Onechte behoeften zijn al die behoeften die mensen niet van nature bezitten, maar die hen zijn aangepraat door bijvoorbeeld reclamemakers of voortkomen uit jaloezie. Dan spreek je meer van begeerten dan van behoeften. Een begeerte is een sterk verlangen naar iets.
De Amerikaanse psycholoog Abraham Maslow stelde een ‘behoeftenpyramide’ op. Hij onderscheidde er zes, waarbij de meest fundamentele behoefte bevredigd moet worden voordat je aan de hogere behoefte toe kan komen.
De meest fundamentele behoefte is volgens hem eten en drinken. Op de tweede plaats staat veiligheid en zekerheid. Op de derde plaats staat liefde en het gevoel ergens bij te horen. Op de vierde plaats hebben mensen behoefte aan respect en waardering. Op de vijfde plaats staat zelfontplooiing. Je persoonlijke aanleg en talenten zo veel mogelijk ontwikkelen. Zesde plek is voor nieuwsgierigheid en begrip. Mensen willen begrijpen wat er om hen heen gebeurt.

De belangen van mensen vallen samen met hun persoonlijke behoeften. Het is immers in het belang van ieder mens om zijn eigen behoeften maximaal te bevredigen.

1.2

Plato, bekend van zijn ideeënleer. Via zijn onsterfelijke ziel heeft de mens deel aan de wereld van de ideeën, waaruit de ziel van de mens afkomstig is. Alles wat wij in onze materiële wereld waarnemen, zijn slechts ‘afschaduwingen’ van het Echte, de Ideeën.
Plato schreef ook De Staat. Plato heeft op alle bestaande samenlevingsvormen kritiek. Hij schetst zelf ook het beeld van de ideale samenleving. Plato vergelijkt de samenleving met de individuele mens.

In de mens bestaan de begeerte, de wil en het verstand naast elkaar. Het verstand moet bij een persoon de leiding hebben. Deze drie delen moeten in de juiste verhouding tot elkaar staan. Ook de staat heeft drie taken: 1) voedselvoorziening en levensonderhoud, 2) verdediging tegen vijanden van buiten en 3)verstandig bestuur.
1 = de arbeiders, 2 = militairen, 3= bestuurders. Als deze drie klassen goed in verhouding tot elkaar staan is er sprake van rechtvaardigheid. De rede, de bestuurders van het land moeten de leiding hebben.

Plato kwam aan de juiste bestuurders door strenge selectie. Ieder kind moest dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden krijgen. Gymnastiek vormt het lichaam, muziek de ziel.
De kinderen worden blootgesteld aan rekenen (logisch denken), pijn, vermoeidheid en verleiding. Dan volgt een afvalronde, les, en weer een afvalronde. Degenen die dan nog over zijn krijgen vijf jaar filosofieonderwijs. Ze zijn dan vijfendertig. Dan moeten ze vijftien jaar praktijkervaring opdoen. Op hun vijftigste zijn ze dan klaar voor de leidinggevende posities van het land. Zij worden de wijsgeerkoningen genoemd. Dit is erg democratisch, iedereen gelijke kansen.
Om te voorkomen dat de wijsgeerkoningen corrupt zouden worden mochten zij net zoals de ‘wachters’ (militairen) geen privé-eigendom hebben en geen gezin. Geen geld, maaltijden in gezamenlijke eetzalen, gemeenschappelijke vrouwen, gemeenschappelijke kinderen.


1.3

Aristoteles was het niet met zijn leermeester Plato eens. De ideeën van Plato noemde hij Vormen. Vormen zijn volgens hem de eigenschappen van dingen die we met onze zintuigen waarnemen. Hij was een empirist: alleen onze zintuigen verschaffen ons kennis van de werkelijkheid. De mens is een ‘zooion politikon’, een sociaal levend wezen, dat alleen kan bestaan in een gemeenschap van andere mensen. Hij heeft ook kritiek op de samenlevingen en heeft ook een eigen versie. 3 verschillende staatsvormen. 1) De monarchie, als de heerschappij van een enkeling. 2) De aristocratie, als de heerschappij van een kleine elite en 3) De democratie als heerschappij van velen. Hij heeft geen voorkeur, de staatsvorm moet zich richten naar de behoeften van volk en tijd. De beste variant is een mengelmoes waarbij aristocratische en democratische elementen elkaar in evenwicht houden en de middenklasse het zwaartepunt van de gemeenschap vormt. Dit voorkomt extremen.
Dit sluit aan bij zijn opvatting over individuele deugden, het juiste midden tussen twee uitersten. Volgens Aristoteles is de staat geen homogene organisatie die uit losse individuen bestaat, maar een ingewikkeld geheel van kleinere gemeenschappen.

1.4

In de natuurtoestand is er geen sprake van een gemeenschap, althans niet in de zin van een groep mensen die iets meer is dan een toevallige verzameling individuen.
Van samenwerking, wat in ieders voordeel zou kunnen zijn, is geen sprake.

1.5

Thomas van Aquino probeerde de filosofie van Aristoteles in overeenstemming te brengen met de christelijke geloofsleer. De mens kan op 2 manieren tot ware kennis komen: met behulp van zijn verstand en door het lezen van de bijbel.
Gezien het grote aantal mensen moet er een leidende kracht zijn, die zorg draagt voor het algemeen welzijn. Omdat God de natuur zo heeft geschapen dat er maatschappelijk gezag nodig is, gaat het gezag terug op God.
Thomas van Aquino geeft de voorkeur aan een monarchie. Volgens hem is de koning wat de ziel is in het lichaam, en wat God is in de wereld. Bullshit. De regering is dan een afspiegeling van Gods bestuur over de wereld. Indien er sprake is van tirannie moet het volk geduld hebben, want een gewelddadige verandering brengt nog groter kwaad met zich mee. De overheid moet de mens van Thomas in staat stellen in vrede en welvaart te leven, maar nog belangrijker is natuurlijk het verkrijgen van hemelse zaligheid. Hier begint de taak van de kerk. De wereldlijke macht is in de kortzichtige ogen van Thomas ondergeschikt aan de geestelijke.


2 DE STAAT

Deze zogenaamde natuurtoestand is natuurlijk niet erg praktisch. Gelukkig kwam de mens ook tot dit inzicht en hierdoor ontstond de geregelde samenleving.

2.1

Om het ontstaan van een geregelde samenleving in de vorm van een staat te verklaren hebben filosofen gebruik gemaakt van een sociaal contracttheorie.
Zo’n theorie bevat altijd de volgende elementen:
1. een theorie over de natuurtoestand, waarin de mens niet slaagt om zijn doelstellingen te realiseren
2. een theorie over een verenigingsverdrag, een pactum unionis, over hoe de mensen zich vrijwillig verenigden.
3. een theorie over het onderwerpingsverdrag, pactum subjectiones, die de gezagsverhouding tussen de vorst en het volk verklaart.

Het maatschappelijk verdrag biedt een verklaring voor de macht van de overheid. De plicht aan de overheid is echter voorwaardelijk, de voorwaarde is dat de vorst zich aan zijn verplichting zal houden om op rechtvaardige wijze te regeren.
Dit is een soort afspraak tussen volk en vorst. De theorie van het maatschappelijk verdrag neemt afstand van het tijdperk van het tijdperk van het absolute vorstendom, waarin de vorst regeerde in de naam van God en hij geheel naar eigen goeddunken mocht regeren.

Misschien is het niet echt zo gegaan, dit is slechts een denkmodel. Het voorziet het overheidsgezag ook van legitimatie. Tegenwoordig wordt het overheidsgezag als legitiem beschouwd zolang het in overeenstemming is met de grondwet van een land.


2.2

Thomas Hobbes kon natuurlijk niet achterblijven en ontwikkelde ook zijn eigen staatsleer. ‘De Leviathan’, het bijbelse monster.
Hobbes leefde in een tijd van revolutionaire omwentelingen en dreigende burgeroorlog. Door al het politieke geweld werd Hobbes revolutie-moe.
Hij verlangde naar absoluut overheidsgezag.
Omdat de mens in de natuurtoestand niet zeker is van zijn leven is en niet toekomt aan de bevrediging van zijn persoonlijke behoeften verenigt hij zich met anderen in een maatschappelijk verdrag en onderwerpt zich aan het gezag van de staat: een overkoepelende macht die bescherming biedt d.m.v. recht en wetten.
Wie of wat er ook aan het hoofd van de staat staat, hij bezit in de visie van Hobbes absolute macht en staat boven de wet. Alles wordt door de staat bepaald.
Volgens Hobbes kan de mens kiezen, de natuurtoestand of volledige onderwerping aan een absoluut staatsgezag. Men zag dit als een aanval op de Bijbelse opvatting over de paradijselijke begintoestand na de zondeval en Hobbes werd bestempeld als atheïst en materialist.

2.3

In de natuurtoestand bezit ieder individu macht, door een maatschappelijk verdrag te sluiten doen mensen vrijwillig afstand van die macht. Ze verlenen de vorst gezag.
Gezag is macht die niet d.m.v. geweld hoeft worden afgedwongen. In een geregelde samenleving mag alleen de overheid geweld gebruiken, zij bezit een geweldsmonopolie. In een maatschappelijk verdrag is afgesproken dat de overheid haar macht zal gebruiken om mensen in vrede te laten samenleven. Het maatschappelijke verdrag biedt de individu dus veiligheid, in ruil hiervoor doet de individu afstand van haar macht. De individu levert een deel van zijn negatieve vrijheid in. Negatieve vrijheid is de afwezigheid van dwang, het vrij zijn van externe belemmeringen. Het sterkste individu bezit in de natuurtoestand maximale negatieve vrijheid: onbelemmerd door anderen kan hij doen en laten wat hij wil.
Door een maatschappelijk verdrag wordt deze vrijheid beperkt, de sterken kunnen niet meer doen en laten wat zij willen, maar dienen zich te onderwerpen aan de macht van de overheid. Er bestaat ook positieve vrijheid. Positieve vrijheid is de vrijheid tot zelfontplooiing, vriendschap en solidariteit. Het is de vrijheid om je persoonlijke doelstellingen te realiseren. Door het maatschappelijke verdrag verliest de individu dan wel zijn negatieve vrijheid, zijn positieve vrijheid wordt er juist groter door! Er komt een einde aan de ‘oorlog tegen allen’, die in de natuurtoestand woedt.

Beide begrippen hebben met privacy te maken. Negatieve vrijheid in zoverre dat je thuis vrij bent van de bemoeizucht van anderen en positieve vrijheid in zoverre dat je in private sfeer gewoon jezelf kan zijn. In een geregelde samenleving biedt de overheid mensen bescherming tegen inbreuken op hun privacy.

2.4

John Locke, de vader van het empirisme. Hij schreef een boek ‘Essay concerning Human Understanding’, een analyse van het menselijk verstand.
Hij gaat evenals Hobbes uit van een natuurtoestand, maar wel een heel andere.
Bij Locke heerste er in de natuurtoestand het natuurrecht, dat bestaat uit goddelijke geboden en niet uit menselijke wetten. Iedereen is gemachtigd zichzelf en zijn bezit tegen aanvallers te verdedigen. In Lockes toestand bezitten mensen, binnen de grenzen van het natuurrecht, volmaakte vrijheid en zijn zij elkaars gelijke. Dit is veel positiever dan Hobbes. Bij Locke overwinnen mensen ook de natuurtoestand en onderwerpen zij zich ook aan het gezag van de staat. Maar bij Locke bezit de vorst geen absolute macht, maar slechts uitvoerende macht. De wetgevende macht ligt bij het volk, zij mag de vorst afzetten als deze zich niet aan de wetten houdt. Dit vertoont democratische trekken.
Mensen zonder bezit beschouwt Locke echter niet als burgers. Alleen de bezittende klasse heeft recht op medezeggenschap. Katholieken en atheïsten beschouwt hij als staatsgevaarlijk.
2.5

Een staat is een organisatie van een volksgemeenschap op een bepaald grondgebied, geregeerd door een geordend gezag en beschouwd als een rechtspersoon met een staatshoofd aan het hoofd van de staat.

Een natie is een volk met een gemeenschappelijke geschiedenis, taal en cultuur, dat op een begrensd grondgebied samenleeft en in een bepaalde staatsvorm geregeerd wordt.

2.7

De Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau wijst op de betekenis van het gevoel. Hij behoort weliswaar tot de Verlichting, maar uit kritiek op de verheerlijking van de rede. Hierdoor geldt hij als wegbereider van de Romantiek, de stroming die op de verlichting volgde. De natuur dient als voorbeeld voor de mens, als we maar genoeg onderzoek doen naar de natuur, wordt duidelijk hoe we ons als mensen moeten gedragen. Ook Rousseau beschrijft in zijn staatsfilosofie eerst de natuurtoestand. Locke was al positiever dan Hobbes, maar Rousseau maakt er een paradijs van.
Iedereen is gezond, het zwakke wordt door de natuur opgeruimd, de verhoudingen tussen man en vrouw zijn zuiver dierlijk, ieder mens een individueel leven, niemand ondergeschikt. Taal en denken bestaan in zijn natuurtoestand niet. De natuur heeft de mens geschapen om gezond te zijn, en niet om na te denken. Helaas kwam er een eind aan deze toestand, en wel door bezitsvorming.

Rousseau onderscheidt 3 soorten onheil dat de mensheid is overkomen
1) eigendom, het ontstaan van rijken en armen, 2) de vorming van staten en wetten, waardoor heersers en overheersers ontstonden, 3) het ontstaan van heren en slaven, grote ongelijkheid, totaal in tegenspraak met het natuurrecht.

In zijn boek Du Contract Social beschrijft Rousseau de uitweg uit deze onrechtvaardige toestand. De overheid moet over een bepaalde macht bezitten om de natuurlijke rechten van de mens te beschermen. Het maatschappelijk verdrag dus.
Centraal in zijn werk staat dat de mens goed uit de natuur tevoorschijn komt, en verpest wordt door de maatschappij. Daarom hecht Rousseau zeer veel waarde aan opvoeding, de pedagogiek heeft de negatieve taak te moeten voorkomen dat maatschappelijke invloeden de ontwikkeling van het kind verstoren.

2.8

Het verschil tussen de natuurtoestand en nu is dat arbeid niet een persoonlijk, maar een gemeenschappelijk product is.
Het vrijemarktmechanisme: hoe groter de vraag naar bepaalde goederen en hoe kleiner het aanbod, hoe hoger de prijs ervan. Mensen zijn vrij om te concurreren. Hun drang tot zelfhandhaving en bevrediging van hun persoonlijke behoeften leidt tot interactie.
Dit is het idee:
Als mensen zich laten leiden door hun eigenbelang is dat niet alleen in hun eigen voordeel, maar in het voordeel van iedereen. Het is gunstig om samen te werken, dat voert de productie op. Nog gunstiger is arbeidsdeling.

2.9

Een systeem bestaat uit een logisch samenhangend deel van regels en instrumenten die je in staat stellen een bepaald doel op efficiënte wijze te bereiken. Systemen zijn altijd rationeel van aard. In systemen draait het om efficiëntie en rendement: met zo min mogelijk inspanning dient een maximaal nut te worden gerealiseerd.

De Duitse filosoof Jurgen Habermas plaatst tegenover het systeem de leefwereld.

In de leefwereld draait het om zaken die er echt toe doen: liefde, vriendschap, behulpzaamheid, wederzijds respect. Menselijke relaties staan in de leefwereld centraal, mensen handelen daar communicatief, ze communiceren in alle eerlijkheid met elkaar en ontwikkelen zich zo tot verantwoordelijke individuen.
Volgens Habermas is de invloed van het economische systeem zo groot geworden dat het de leefwereld koloniseert: het marktgerichte denken dringt de leefwereld binnen.
De koele solidariteit van het systeem dringt binnen in menselijke relaties en tast de onderlinge solidariteit aan. Het communicatieve handelen wordt verdrongen door strategisch opereren, waarbij alleen het resultaat telt. Geleidelijk verdringen de normen en waarden van het systeem die van de leefwereld, zoals de cultuur van een gekoloniseerd land verdrongen wordt door de cultuur van de koloniale mogendheid.

3.1

Utopie betekent nergens, het bestaat dus gewoon niet.
Iets is rechtvaardig als het overeenkomt met bepaalde morele principes. In de eerste plaats het principe van gelijkheid.

Verdelende rechtvaardigheid = verdeling van welvaart
Procedurele rechtvaardigheid = lootjes trekken

3.5

Hegel beschreef de geschiedenis als een dialectisch proces van stellen, ontkennen en opheffen, dat uiteindelijk zou leiden tot het Absolute Weten. Karl Marx neemt het idee van een dialectische ontwikkeling over, maar in plaats van een idealistische inhoud, geeft hij het een materialistische inhoud. Voor Hegel was de idee het eigenlijke bestaande en de materie slechts een verschijningsvorm van de idee. Marx draait dit om, voor hem zijn ideeën niets anders dan door de menselijke geest vertaalde materie. In zijn staatsopvatting neemt Marx als uitgangspunt fundamentele kritiek op de godsdienst. De heersende godsdienst is een symptoom van maatschappelijke wantoestanden. Mensen moeten zich bewust raken van hun onderdrukking en zich daartegen gaan verzetten. De godsdienst helpt erbij om weg te dromen in illusies, de godsdienst is het opium van het volk
De filosofie moet volgens Marx de kant kiezen van hen die worden uitgebuit; de arbeiders. Het komt erop aan de wereld te veranderen.

In zijn hoofdwerk Das Kapital geeft Marx een analyse van de kapitalistische maatschappij. Waarom worden arbeiders uitgebuit?
Het verschil tussen wat de arbeider aan loon ontvangt en wat hij feitelijk opbrengt, noemt Marx de ‘meerwaarde’, die de fabrikant zich ten onrechte toe-eigent.
Hier ligt de oorzaak van de ellende.

Wanneer er winst wordt gemaakt gaat dit ten koste van de arbeiders, zij profiteren hier immers niet van. Wie geld heeft kan het vermeerderen. Zij dus niet.
Het kapitaal kan alleen worden afgeschaft als de arbeiders zelf eigenaar blijven van hun arbeidskracht. Om dit te bereiken is een revolutie nodig.

Samen met zijn vriend Engels werkt Marx zijn visie uit: het historisch materialisme.
Onder materie verstaan zij de economische factoren. Deze factoren zijn bepalend voor de cultuur, door de overal optredende tegenstellingen komen veranderingen tot stand.
De tegenstelling van these (uitbuiters) en antithese (uitgebuiten) wordt opgeheven in een synthese; de klassenloze maatschappij.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.