Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 6

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 4633 woorden
  • 6 april 2016
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Filosofie Samenvatting Hoofdstuk 6

§1 Inleiding

Samenleven is wel menseigen, maar geenszins specifiek voor onze soort.

Wat maakt een samenleving menselijk?
- feitenvraag: wat maakt ons leven met elkaar nou zoveel anders dan dat van dieren? Descriptief; beschrijvend
- norm: hoe zou een samenleving georganiseerd moeten zijn, zodat ze met recht ‘menselijk’ genoemd kan worden? Normatief; een norm voorschrijvend
 

sociale filosofie: de filosofie over het samenleven, over de wijze waarop wij als mensen samenleven en onze samenleving inrichten.

Hoofdvraag sociale filosofie; wat is een rechtvaardige samenleving?

Deelvragen hierbij zijn:

  1. Hoe vormt de samenleving ons en onze behoeftes?
  2. Hoe ver mag de overheid in ons leven ingrijpen?
  3. Waarom moet ik mij aan de wet houden?
  4. Wat is belangrijker; vrijheid, gelijkheid of broederschap?


politieke filosofie: filosofie over de inrichting van de staat, de verhouding tussen overheid en burgers, rechten en plichten

Communitaristen (commune = gemeenschap) vinden dat er sprake moet zijn van 2-richtingsverkeer tussen overheid en burger. De overheid wilt dat de mens participeert in de samenleving.

§2 De Maatschappij als Theater
Je vervult oneindig veel sociale rollen op het maatschappelijk toneel. Bij die rol moet je aan bepaalde verwachtingen en normen voldoen. Het is sociale leven is een oneindig rollenspel. Door sociale conditionering worden wij klaar gestoomd voor het maatschappelijke rollenspel. Opgroeien is binnengroeien in de sociale wereld. Door de sociale controle, het verschijnsel dat mensen elkaars gedrag in de gaten houden, en dat daardoor iedereen zijn gedrag aanpast aan wat sociaal aanvaardbaar is, die we op elkaar uitoefenen gaan we niet te vaak uit onze rol en duwt ons als het moet er weer in. Waar zij faalt, rest nog slechts de rol van outcast – letterlijk iemand die buiten de cast valt.


Als kind ben je afhankelijk van anderen die onze eerste levensbehoeften voorzien: eten, kleding, onderdak, warmte en veiligheid. Dit neemt geleidelijk af naarmate je ouder wordt. Materiële zaken: merkkleding, iPhone 6 en auto’s, en immateriële zaken: vrienden, vrijetijd en emancipatie van de vrouw, nemen dan juist toe.

 

Behoeftigheid verklaart in belangrijke mate onze bereidheid mee te draaien in het sociale rollenspel. Totaal onafhankelijk waren we als we volkomen vrij waren van behoeften, van de natuurlijke en de geconditioneerde, de materiële en de immateriële, de lichamelijke en de geestelijke.
 

Waren halen mensen die moed vandaan om iets niet logisch te doen? Zoals iemand die opkomt voor iemand die wordt gepest. Er is dus een punt waarop alle overige behoeften wijken voor een hoger doel en we weigeren om ons te laten manipuleren.


Veel moedige daden kun je ten dele verklaren uit dezelfde sociale neigingen die ook tot laffe daden kunnen aanzetten. We willen niet alleen (over)leven, maar er ook bij horen.

Erbij willen horen is een sterke sociale behoeften, die eerder neigt naar conformisme: die neiging zich aan te passen, te voegen naar een zelfde gedragslijn.

Mensen kunnen op een punt komen dat ze zich niet langer willen conformeren. Blijkbaar is er iets belangrijkers dan de risico’s daarvan. Kan dit iets anders zijn dan een gevoel van eigenwaarde en de behoefte daarin te worden gezien en erkend – door anderen, maar desnoods allen door jezelf?


Behoeftige wezens: Alle soorten behoeften (elementaire, dierlijk, etc.) motiveren ons doen en liggen aan de basis van ons gedrag. Omdat we behoeftig zijn, zijn we gevoelig voor macht.

 

Ik heb macht over mijzelf, omdat ik behoeften heb en in staat ben die, zo nodig, te beheersen.

 

Macht: Het vermogen invloed uit te oefenen op iemand gedrag, dat van je jezelf of dat van anderen.

 

Anderen hebben macht over mij, maar alleen als ze inspelen op behoeften die ik heb en de middelen beschikken om die behoeften tegemoet te komen.

 

Macht is een aspect van alle sociale relaties tussen behoeftige wezens.

 

Je hebt slechts macht over anderen als zij, op grond van hun behoeften, die macht erkennen.

 

Als mensen behoeftige wezens zijn, dan betekent respect voor een ander mens ook respect voor zijn behoeftigheid.

Wanneer er geen sprake is van erkenning dan is er sprake van het tegendeel van erkenning: vernedering, miskenning en ontkenning van mijn waardigheid.

 

Alleen wie volkomen vrij is van behoeften is niet ontvankelijk voor macht. Zo iemand zal je in je naaste omgeving niet gauw vinden.

 

Totale bevrijding is onmogelijk, tenzij men ook het leven verzaakt. Strenge leefregels, afzien, ontbering en onthouding (ascese) bevrijden je niet van je behoeften, maar maken je wel soeverein: de hoogste macht. Alleen is de weg er naar toe lastig en dus blijven we gebonden aan – om niet te zeggen: slaaf van – onze behoeften.

 

Naarmate de middelen om behoeften mee te vervullen schaarser zijn, is diegene die erover beschikt machtiger.

 

Voorbeeld: De Griekse wijsgeer Thales kocht alle olijfpersen op, om aan te tonen dat zijn wijsheid ook praktisch nut had, als hij dat wilde. Toen de olijfoogst naderde was iedereen gedwongen bij Thales een pers te huren, tenzij men over andere middelen beschikte om hetzelfde doel te bereiken.

 

De monopolypositie van grote ondernemingen stelt ook hen in staat de prijzen op te drijven, tenzij slimme consumenten geen truc verzinnen om langs andere kanalen in hun behoeften te voorzien.

 


§3 De arena van het handelen: de polis
politieke daad: jij komt voor iets op en tegelijk geef je iets van jezelf te kennen.

 

Politiek handelen: Het in woord en daad uiting geven aan datgene waar je voor staat. (betreft niet alleen het bestuur, maar ook het terrein van het handelen)

 

Politiek komt van polis: de staatkundige eenheden waaruit Griekenland toen bestand: een verzameling van staatjes ter grootte van een stad; Monaco, ze functioneerden politiek zelfstandig.
                                                                                                                                                                                                                                             


Politiek als het terrein van het handelen in strikte zin: de daden en uitingen waarin ik mijzelf ‘publiekelijk’ (openlijk) laat kennen: ‘politiek’. De daad waarmee je als individu openlijk voor iets durft uit te komen.

Het mes van je politieke daad snijdt aan twee kanten: je komt op voor iets of iemand en je komt daarmee tegelijkertijd voor jezelf uit. Je handelen zet iets in gang en het laat zien wie je bent.

 

De politiek beperkt zich niet tot het handelen van politici, tot het reilen en zeilen in gemeentelijke, provinciale en rijksoverheden. En omgekeerd: de verrichtingen van onze politici zijn - als we onze definitie volgen – niet altijd politiek.


Hannah Arendt (The Human Condition): Drie activiteiten voor de condition humaine (de wezenlijke condities van het menselijk bestaan):
- arbeiden: de activiteit die noodzakelijk is voor onze overleving als biologische soort: sociale rollenspel
- werken: die activiteiten die niet direct in dienst staan van de consumptie, maar die de

resulteren in producten die een zekere duurzaamheid hebben en zo onze wereld uitmaken: economische bedrijvigheid
- handelen: de politieke activiteit bij uitstek. Je handelt als je buiten de bestaande regels, normen en verwachtingen treedt en laat zien wie je bent.

Kritiek van Arendt: Politiek-filosofen geven aandacht aan arbeiden en werken (oikos, het huishouden, economie), maar niet aan handelen (polis, publieke sfeer, daar waar de vrije mannen hun stem konden laten horen in zaken van recht en wet), terwijl dat in feite het onderwerp is bij de filosofie.

Menselijke (de voorwaarden voor het handelen veilig te stellen) samenleving: Samenleving die recht wil doen aan het specifiek menselijke, de condition humaine, moet zich ook richten op het handelen. Een samenleving waarin de voorwaarden voor het handelen dus veilig zijn gesteld, zodat je door te handelen je eigenheid kunt tonen en uit je anonimiteit kan kruipen. (de behoefte om iemand te zijn)

Belang: iets waarmee iemands voordeel gemoeid is. Iets waaraan voldaan moet worden om

een sociale rol goed te kunnen vervullen.

Ideaal: Een droom van iets dat perfect is en waar je naar streeft, persoonlijke keuzes, met waarden en daaraan verbonden normen die jij zelf stelt. Op zich zijn idealen belangeloos

Wil je iemand echt leren kennen, dan zeggen de idealen heel wat meer dan zijn belangen. Belangen: ‘wat’ hij is (zijn sociale rol), idealen: ‘wie’ hij is (zijn persoonlijkheid).

Door de politieke macht is de mensenmaatschappij geschieden van de dierenmaatschappij.

 

Als de drie activiteiten arbeiden, werken en handelen bepalend zijn voor de condition humaine, dan kan de politiek niet beperkt zijn tot de organisatie van de eerste twee.

Verschillende vorm van macht kun je onderscheiden door te letten op:
- de machtsrelatie (bv. overheid-burger)
- de machtsbasis (bv. waarop berust macht? democratische verkiezing)
- de machtsmiddelen (bv. sociale voorzieningen)

Politieke vrijheid: De ruimte die er is om te handelen zonder daarbij door anderen te worden belemmerd of tegengewerkt

Negatieve vrijheid: Het ontbreken van tegenwerking (vrij zijn van..)

Positieve vrijheid: Vrijheid in de zin dat je de mogelijkheid hebt je te ontplooien, jezelf te

bepalen; de vraag wie of wat mijn handelen bepaalt, hoe meer ik dat zelf ben hoe vrijer ik ben (vrij zijn tot..)

 

Waarom een staat?, is vooral typerend voor de zogeheten moderniteit (16e eeuw), waarin mensen zichzelf beschouwen als redelijke subjecten die het vermogen hebben om naar eigen inzicht hun leven in te richten.


Contractdenkers: Filosofen die er van uit gaan dat de legitimiteit van de staat berust op redelijk instemming van haar burgers: Hobbes, Locke, Rousseau & Rawls

 

Waarop berust de legitimiteit van de staatsmacht?

 

Legitimiteit (rechtvaardigheid) van de staatsmacht (je erkent de macht van de staat) kan berusten op lichaamskracht van de leider, goddelijke afstamming, erfelijkheid, instemming van het volk of een ideologie.

Ideologie: Een stelsel van ideeën en opvattingen die op verborgen wijze het handelen van overheid en burgers motiveren

 

In de 20e eeuw ontstond veel ideologiekritiek: filosofen wilden verborgen motieven van een overheid blootleggen en laten zien dat de overheid niet het algemeen belang dient, mar slecht het belang van een groep of klasse. Het marxisme heeft veel bijgedragen aan het ontstaan van ideologiekritiek
 


§4. Politiek-filosofische visies

§4.1. Plato

De sociale filosofie is strikt genomen niet meer dan een verlengstuk van de ethiek.

 

‘De staat is in zekere zin een uitvergrote versie van de individuele ziel’.

 

Oorsprong van de staat: de noodzaak om taken te verdelen om zo iedereen van zijn behoeften te voorzien (arbeidsverdeling)

 

De staat moet voorzien in de basisbehoeften.

 

Het is praktisch als ieder doet war hij de meeste aanleg voor heeft en de vrucht van zijn arbeid inbrengt ten behoeve van allen.

 

De staat moet voorzien in een veelheid aan ambachten en handelaren.

 

In een dergelijke, economisch goed georganiseerde staat is het goed leven.

 

Het gaat mis zodra de staat haar natuurlijke grenzen wenst te overschrijden. Wil een gezonde staat zich nu weren tegen dit, dan zal ze behalve ambachten en handelaren, ook moeten voorzien in een goed en sterk leger.

 

Een wachter moet van natuurlijke aanleg vlug, sterk, ernstig en leergierig zijn. Hoe moet matig zijn, volstrekt eerlijk, gehoorzaam aan zijn meerdere en beschikken over zelfbeheersing.

Zo is de staat een spiegel van individuele ziel. Rechtvaardigheid van de samenleving spiegelt het karakter van een individu dat de perfecte balans heeft bereikt tussen zijn drie zielsvermogens en een optimaal gebruik van de drie deugden. De opvoeding van de toekomstige wachters moeten van jongs af positieve voorstellingen meekrijgen.

 

Diegenen die niet alleen de wachterskwaliteiten in hoge mate bezitten, maar die bovendien van jongs af via allerlei testen hebben bewezen dat zij te allen tijde het belang van de staat vooropstellen zijn geschikt voor de regeringsambt.

 

De belangrijkste eigenschap van de leiders is dus dat zij voortdurend gericht zijn op de waarheid en daardoor het best in staat zijn de staat volgens principes van waarheid en rechtvaardigheid te leiden.

 

Mannen en vrouwen zullen samenwonen in een gemeenschap van leiders, zonder eigen bezittingen. Zij zullen niet weten wie hun kinderen zijn, zodat zij alle jongeren als hun zoon en dochter zullen beschouwen en behandelen.

 

De legende om het evenwicht in de staat te handhaven is dat: enkelen van de wachters puur goed in hun natuur hebben, in de natuur van de andere wachters zilver is bijgemengd, terwijl de boeren en de andere handwerkslieden ook ijzer en brons in hun natuur hebben. Een orakel voorspelde dat de staat zou vergaan wanneer hij bewaakt wordt door een ijzeren of bronzen wachter.

Lagen in de ziel

Deugden

Individuele deugden

Standen in de staat

Resultaat

Rede

Wijs, dapper en matig

Wijsheid

Koning-filosofen

 

}rechtvaardigheid; iedereen is gelukkig

Moed

Dapper en matig

Dapperheid

Wachters/soldaten

Begeerte

matig

Matigheid

Werkers

 

Plato’s idealen staat (aristocratie):

1. stabiele sterke staat, spiegel van de individuele ziel
2. de polis is zelfvoorzienend (autarkisch)

3. de ordening is een natuurlijke ordening

 

Hoofdtaak van de staat is opvoeding: het aanleren van matigheid (iedereen), praktische vaardigheden(werkers), hardheid(soldaten), zelfbeheersing(heersers).


Deze ideale staat is niet gemakkelijk te realiseren. Hij beschrijft 4 staatsvormen en schetst wat daaraan mankeert:
a. Aristocratie / meritocratie (aristos: de beste, kratein: heersen): Zijn eigen staat, ingericht als een standenmaatschappij waarin de beste de leiding hebben. De staat biedt de juiste voorwaarden voor het rechtvaardige menstype.
b. Timocratie (thumos: eerzucht, emotie): De staatsvorm waarin de eerzuchtigen de leiding hebben, die zich laten leiden door het emotionele en eerzuchtige deel van de ziel.  In plaats van het redelijke maar het hartstochtelijke deel van de ziel voert de boventoon. Gaat ten onder aan innerlijke spanningen.
c. Oligarchie (oligoi: weinigen, enkelen): kapitalistische maatschappij. De macht is in handen van enkelen (de bevoorrechte klassen) die zich ten koste van de andere burgers hebben weten te verrijken. Gaat ten onder aan rijkdom, de armen (gedreven uit jaloezie) grijpen de macht en zij verdelen de regeringsambten onder elkaar.
 

d. Democratie (dèmos: volk): Staatsvorm waarbij iedereen vrij is om te doen wat hij wil en te regeren. Degene die regeert, hoeft zich niet aan de grondige opvoeding (3 deugden) te onderwerpen zoals bij de aristocratie, maar moet zich voordoen als vriend van het volk. Gaat ten onder aan vrijheid.
e. Dictatuur: Staatsvorm waarbij een leider alles onderdrukt. De tirannieke mens is nooit tevreden, wordt opgejaagd door nieuwe begeerten. Gaat ten onder door onderdrukking.
 

De telos is om gelukkig te worden.

§4.2. Aristoteles
Aristoteles is een communitarist.

  1. Gemeenschap is klein
  2. Goede balans tussen staat en individu
  3. Van klein naar groot rederneren

 

De staat is een schepping van de natuur, en de mens is van nature een politiek dier.

Het goede, menselijk leven is het hoogste doel van de politieke gemeenschap.

Oorsprong van de staat: Natuurlijke relaties liggen aan de basis van deze natuurlijke gemeenschap. Man-vrouw, heerser-slaaf. → gezinnen → dorp → staat die in alle noodzakelijke levensbehoeften kan voorzien.

De staat is dus een natuurlijke gemeenschap, de vervolmaking van eerdere vormen van samenleven.
 

Kern van Aristoteles’ gedachtegang is dat de natuur van elk ding en elk levend wezen gelegen is in het telos (doel, bestemming). Het telos van de samenleving is: samen volledig in de eigen behoeften kunnen voorzien. Voor zover de staat dit telos optimaal vervult, is de staat het wezen en het doel van alle samenlevingsvormen. Het telos van de individuele mens is: optimaal mens zijn en optimale ontplooiing en de staat is bij uitstek de gemeenschap die daartoe de voorwaarden schept.

De mens is een sociaal dier en als de staat inderdaad de meest volmaakte samenlevingsvorm is, dan vraagt dit sociale dier van nature om een staat als leefgemeenschap. Dus, zegt Aristoteles, is de mens niet alleen een sociaal dier, maar bovenal een politiek dier (zoion politikon). Dit geldt alleen voor de mens, want alleen de mens heeft logos, het vermogen tot denken en spreken.

 

Het praktische functie van het taalvermogen is dat het dient de communicatie van wat wel en niet bevorderlijk is voor het doel.

 

Het schadelijke is onnatuurlijk en dus verwerpelijk.

 

Het idee van rechtvaardigheid is verankerd in de natuur van de mensen, daarom spreekt men van het natuurecht. Natuurrecht, recht dat gebaseerd is op morele principes die af te leiden zouden zijn uit de menselijke natuur, moet worden uitgedrukt in wetten waar de mensen zich aanhouden, de staat als rechtsorde.

Hij beoordeelde de bekende staatsvormen aan de vraag in hoeverre een gegeven staatsvorm aan het doel van de staat beantwoordt: een gemeenschap te zijn waarin de burgers tot optimale ontplooiing kunnen komen.

 

Rechtvaardige staat: algemeen welzijn dienen.

1. Monarchie; wanneer de monarch het algemeen belang uit het oog verliest en misbruik maakt van zijn macht ter wille van zijn eigenbelang ontstaat een tirannie.

2. Aristocratie; vergelijkbare manier omslaan in oligarchie.

3. Republiek; kan ontaarden in een democratie.  

 

De ware politeia, is een staat waarin vele vrije burgers betrokken zijn bij het bestuur en waarin de rechtvaardigheid door wetten wordt gegarandeerd.

Slaven, vrouwen, diegene die zich aan productie of handel wijden zijn van nature ongeschikt om leiding te geven. Diegene die meedoen in het bestuur zijn juist diegene die in economische taken is vrijgesteld.

De mens is een zoion politikon, een politiek dier, omdat hij over rede (logos) beschikt. Redelijkheid vormt inderdaad, naast macht, een andere rode draad door de geschiedenis van de politieke filosofie.

 

Wie handelt, geeft in woord en daad uiting aan wat hij denkt. Geen handelen zonder denken.

De politiek veronderstelt denkvermogen, logos.

Zoion logon echon, een wezen dat denkt of een wezen dat het woord tot zijn beschikking heeft.

Een samenleving kan je niet menselijk noemen, wanneer zij mensen niet in staat stelt het logos te ontwikkelen en zich te uiten. 

In de politiek zijn we pas een waarlijk mens.


§4.3. Aurelius Augustinus
De christelijke denkers uit de middeleeuwen baseren zich op de aangepaste (neoplatoonse) versie van Plato’s gedachtengoed.

 

Hij beschrijft de wereldgeschiedenis met behulp van historische feiten en de Bijbelse geschiedschrijving. Je hebt het aardse burgerschap, civitas terrena en het burgerschap Gods, civitas dei. Het aardse burgerschap is niet meet dan een ontwikkelingsgang in de richting van een herstel van de goddelijke staat op aarde.

 

Volgens Aurelius kenmerkt de menselijke geschiedenis door een conflict tussen de ‘staat van

God’ en de ‘aardse staat’, dat uiteindelijk zal uitlopen in de overwinning van de staat van

God. Volgens Augustinus was de katholieke kerk de vertegenwoordiger van het rijk van God

op aarde, en moest de kerk daarom een hogere autoriteit krijgen dan het wereldlijke gezag.

 

Naam van zijn staat: theocratie

Oorsprong staat: Natuurlijke neiging van liefde tot anderen.

Men is gehoorzaamheid verschuldigd aan de vorst zolang diens bevelen niet tegen de goddelijke geboden ingaan. 
 

Beroemd boek van Augustinus: de civitate dei (de stad van God), waarin Augustinus zijn opvatting geeft over rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid komt van God, maar Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Rechtvaardigheid kan nooit gelegen zijn in tussen mensen afgesproken regels of wetten. De ware gerechtigheid is niet die van het positieve recht (het geschreven recht), maar een morele rechtvaardigheid. Op die morele rechtvaardigheid zouden wetten moeten zijn gebaseerd. Hij omschrijft de rechtvaardigheid in termen die deels teruggrijpen op god.

 

§4.4. Thomas van Aquino
Noodzaak samenleving: Mensen zijn gemankeerd en missen de eigenschappen die dieren hebben om te overleven. Ze hebben alleen de rede, maar in zijn eentje beschikt hij onvoldoende kracht om deze taak te klaren. Daarvoor is er taal om zaken uit te wisselen.

 

Zelfde ideeën over staat als Aristoteles: de noodzaak van staatsvorming, van onderschikking aan een menselijke overheid, is dus gelegen in een de menselijke natuur.

Opdat de van nature gegeven menselijke gemeenschap doelmatig functioneert, is er behoefte aan leiding. De rede is voor het individu noodzakelijk als leidend principe, zodat hij zich niet verliest aan zaken die zijn overleven in de weg staan. Zo is de leider van de staat moet zich laten leiden door de rede zodat de staat gericht is op het algemeen welzijn en om de eenheid in de staat te bewaren.
Onrechtvaardige regeringsvormen:
1. tirannie: een tiran regeert door middel van geweld
2. oligarchie: enkele hebben de macht, en onderdrukken het volk met hun rijkdom
3. democratie: de macht is aan de meerderheid, het volk is de tiran

Rechtvaardige regeringsvormen:
1. politiestaat: de leiding is hier in handen van een groep soldaten
2. aristocratie: heerschappij van de besten
3. monarchie: de leiding is in handen van een persoon de koning (in de bijbels zin van het woord als een herder die waakt over zijn kudde en voortdurend het algemeen welzijn nastreeft.)

Monarchie meest rechtvaardig. Het verschil met Aristoteles is dat Aquino vindt dat het doel door God is ingesteld. Het belangrijkste doel van de staat is de vrede bewaren.

Vorstenspiegel: De Regimine Principum, handleiding voor rechtvaardig leiderschap. Leiders moeten voor leden van de gemeenschap als geheel zorgen, het algemeen welzijn.

Natuurrecht: Morele principes, die af te leiden zouden zijn uit de menselijke natuur. Bijvoorbeeld: Mensen streven naar waarheid.

Goddelijke wet: Kennis van de eeuwige goddelijke wet is niet slechts een kwestie van kennis van de openbaring, maar kan worden verkregen door kennis van de menselijke natuur. Hierover is discussie mogelijk.

Positieve recht: Geschreven recht van de staat

De ware wetten van een rechtvaardige staat zouden goddelijke wetten vertegenwoordigen.

De gewone, positieve wetten mogen volgens Thomas niet in strijd zijn met het natuurrecht en boven het natuurrecht staat het goddelijke recht. De inhoud van dit recht is toegankelijk middels de directe openbaring (logos), middels de Bijbel en de uitleg daarvan door de kerk (traditie). Openbaring kan ook worden opgevat als de letterlijke interpretatie van de Bijbel, zonder de traditie.

 

Hoewel het doel van de koning vrede, eenheid en welzijn van de burgers in de staat moet zijn, dient de staat uiteindelijk voor een hoger doel. Voor Aquino is het hoogste goed niet de staat zelf, maar de aanschouwing van God. Omdat de kerk voor dit doel het best leiding kan geven, moet de staat ondergeschikt zijn aan de kerk.
 

18de eeuw scheiding kerk en staat.

Overeenkomsten Aristoteles en Thomas van Aquino:

  1. Mens is van nature een politiek dier en beschikt over een logos
  2. Staat is organisch gegroeid
  3. Telos gedachte A: gelukkig worden T: God moeten leren kennen
  4. Deugd ethiek A: matigheid, moedigheid, verstandigheid en rechtvaardigheid > zelf ontwikkelen (karakterdeugden) T + Geloof, hoop en liefde (theologische deugden)


Niccolò Machiavelli schreef de eerste vorstenspiegel na Thomas van Aquino. Hij is de grondlegger van de politiek als wetenschap. Regeren is volgens Machiavelli een pure machtsstrijd. Voornaamste taak van een vorst is om de eenheid van de staat te bewaren en haar macht tegenover andere staten te bewaken. Hij hanteert het principe van ‘het doel heiligt de middelen’, alles mag dan dus.


§4.6. Thomas Hobbes
Eerste contractfilosoof. Hij gelooft dat de vorming van een staat iets kunstmatigs is, niet organisch.

De filosofie van Hobbes werd gekenmerkt door een streng determinisme: alles is te verklaren aan de hand van oorzaak en gevolg, alles staat vast. Hobbes had een mechanistisch mensbeeld. Mensen zijn materiële, bewegende lichamen, geregeerd door natuurwetten.

Basiskenmerken van de mens:
- begeerte naar macht
- afkeer, ingeboren angst voor de dood
- redelijke wezens
 

In deze toestand zijn in eerste instantie alle mensen gelijk, iedereen heeft dezelfde wensen, verschillen worden gecompenseerd doordat de zwakkeren de sterkeren voor hun karretje spannen. Ontstaat er schaarste aan een goed, dan ontstaat er een soort oorlog van allen tegen allen. Een toestand die in staat wordt gehouden door de begeerte naar macht. Door de angst van de dood en door de rede besluiten de mensen de natuurtoestand te vermijden of te verlaten. Om uit de natuurtoestand te komen en een oorlog van allen tegen allen te vermijden, is een contract nodig. Dit wordt beschreven in Hobbes ‘s boek Leviathan. Hierin speelt een monster (afgeleid van het bijbel boek Job) als symbool voor de staat. Het contract dat wordt opgesteld, spreekt van een leider die de absolute macht heeft om te zorgen dat iedereen zich aan dit contract houdt. Deze staat is kunstmatig en staat boven het contract. De staat wordt door de burgers geaccepteerd zolang de staat de vrede en veiligheid waarborgt. Verder niets, er word geen leefwijze voorgeschreven, de staat is ideologisch neutraal. Dit lijkt mooi, maar als je goed leest, herken je de bourgeois (gegoede burger) die op die manier zijn eigen economische belangen beschermt en zorgt dat alles blijft zoals het was. Dit komt voort uit de tijd waarin hobbes leefde. Alle filosofen baseren hun wereldbeeld op hun tijdbeeld.

 
In de natuurtoestand heerst het natuurrecht: het recht op zelfbehoud en alles wat tot zelfbehoud dient. Daarnaast onderscheidt Hobbes nog de natuurwet: deze bestaat uit de plicht tot zelfbehoud. Het natuurrecht gaat om een recht, vrijheid en de natuurwet gaat om een plicht, die een beperking stelt aan de vrijheid. Deze twee zijn met elkaar in tegenspraak. Aan de ene kant heb je het streven naar zelfbehoud, met het recht om daarvoor alles aan te wenden wat nodig is (oorlog). Anderzijds heb je de plicht om de vrede te bewaren.

Een voorwaarde voor vrede is dus, volgens Hobbes, dat iedereen tegelijkertijd afstand doet van het natuurrecht.  

Staat volgens Hobbes:
Contract bevolking ↔ soeverein

 

Je gaat van een natuur naar een cultuur.

De taak van de staat is slechts negatief: bescherming veiligheid van lijfsbehoud bieden
Kritiek: er is plaats voor arbeiden en werken, maar niet voor politiek handelen.
 


§4.7. John Locke
Zijn staatsfilosofie geldt ook nog voor de moderne tijd, het is een pleidooi voor het liberalisme. Hij zag in dat het systeem van Hobbes gevaar opleverde, namelijk het ontstaan van despotisme (alleenheerser regeert). Locke vond dat er sprake moest zijn van een verkiesbaar parlement, een wetgevende vergadering, in plaats van stilzwijgende instemming door de burgers. Dat wil zeggen dat de burgers uitdrukkelijk hun instemming moeten laten zien, zodat de leden van het parlement ook echt de burgers vertegenwoordigen. Hij introduceerde hiermee het systeem dat wij nu nog kennen, het principe van de volkssoevereiniteit. Niemand staat boven de wet. Locke vond dat de  staat niet het individu moest beschermen maar ook zijn bezittingen.

 

Verschillen tussen Hobbes en Lock:

  1. Bij Locke staat niemand boven de wet, bij Hobbes de persoon of instelling die aan de macht is.
  2. Bij Locke heeft de koning niet alle macht, bij Hobbes wel.
  3. Het systeem van Locke is democratischer, doordat het volk macht kan uitoefenen door actief zijn instemming te geven. Bij Hobbes is sprake van stilzwijgende instemming.

 

Filosofische antropologie

Wie of wat is de mens? (mensbeelden)

 

Ethiek

Wat is het goede?

 

Politieke filosofie

Wat is de beste inrichting voor de samenleving?

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.