6.4 Politiek-filosofische visies
Plato (427 - 347 v.C.) - De staat als spiegel van de ziel
Zijn politieke filosofie niet meer dan opstapje naar de behandeling ethische vraag ‘Wat is rechtvaardigheid?’. Staat is uitvergrote versie van individuele ziel. Onderzoek staat om die reden behulpzaam bij onderzoek individuele ziel. Als we begrijpen hoe en waarom een staat ontstaat zouden we ook het ontstaan van rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid in de staat te zien krijgen. Er is de noodzaak taken te verdelen, willen mensen in hun diverse behoeften kunnen voorzien. Arbeidsdeling is de ontstaansreden voor die samenlevingsvorm die ‘staat’ heet. Het is praktischer als de een zich wijdt aan een aparte behoefte waar hij de meeste aanleg voor heeft en de vrucht van zijn arbeid inbrengt ten behoeve van allen. Daarnaast zijn er handelaars nodig, zodat de ambachtslieden daaraan geen kostbare tijd hoeven te verspillen en ieder zich op zijn eigen taak kan concentreren. Zolang de staat zich beperkt tot het voorzien in de noodzakelijke behoeftebevrediging, is zij relatief klein, overzichtelijke n gezond. Er zullen altijd lieden zijn die meer willen dan wat de staat te bieden heeft. Het gaat mis zodra de staat haar natuurlijke grenzen wenst te overschrijden -> oorlog. Gezonde staat weren tegen mogelijke aanvallen van zo’n ongezonde, op veroveringen azende staat, zal ze behalve werkers (ambachten en handelaren) ook moeten voorzien in een goed en sterk leger (wachters). Twee aparte standen (werkers en wachters), krijgen beiden op basis van hun natuurlijke aanleg hun taak toegewezen. Zijn opvoeding, in handen van de staat, moet de eigenschappen (zoals vlug, sterk, dapper etc.) bevorderen. Literatuur, muziek, zang en dans strikte censuur. Ook klasse regeerders nodig geselecteerd uit klasse wachters. Alleen besten geschikt: diegenen die in hoge mate wachterskwaliteiten bezitten en van jongs af aan via allerlei testen hebben bewezen te allen tijde het belang van de staat voorop te stellen. Deze hoogste wachters zijn filosofen; hebben meningen en ware kennis. De belangrijkste eigenschap van de leiders is dat zij voortdurend gericht zijn op de waarheid en daardoor het best in staat zijn de staat volgens principes van waarheid en rechtvaardigheid te leiden. Mannen en vrouwen zullen samenwonen in een gemeenschap van leiders, zonder bezittingen. Weten niet wie hun kinderen zijn -> beschouwen en behandelen alle jongeren als hun zoon/dochter.
Om te voorkomen dat burgers zich tegen deze natuurlijke standenindeling verzetten, kinderen opbrengen geloof in legende. Legende: alle mensen in de staat broeders, enkelen van de wachters bij hun geboorte leiderskwaliteiten gekregen, vergelijkbaar met puur goud -> maakt hen tot waardigste mensen en leiderstypen. In natuur andere wachters zilver bijgemengd, boeren en andere handelswerklieden ook ijzer en brons. Een orakel voorspelde dat de staat zal vergaan, wanneer hij bewaakt wordt door ijzeren/bronzen wachter. Als de traditie die dit verhaal staande houdt maar sterk genoeg is zal niemand zich tegen de staatsorde verzetten.
Standen
Deugden
Lagen
Individuele deugden
Resultaat
koning-filosofen
wijs, dapper, matig
rede
wijsheid
Rechtvaardigheid
wachters/soldaten
dapper en matig
moed
dapperheid
werkers
matig
begeerte
matigheid
Een rechtvaardige samenleving spiegelt het evenwichtige karakter van een individu dat de perfecte balans heeft bereikt tussen zijn drie zielsvermogens: geest, moed en begeerte. Een optimaal gebruik van deze vermogens resulteert in een leven volgens de drie deugden. Diezelfde deugden zijn terug te vinden in de evenwichtige ordening van de samenleving in standen. Alle drie worden ze gekenmerkt door matigheid, zodat de samenleving autarkisch kan zijn: geen schaarste, want niemand begeert meer dan dat waarin de staat kan voorzien. Het evenwicht wordt bewaard door de wachters, op deze manier is een staat sterk en bestand tegen aanvallen van buitenaf. De ordening is een natuurlijke ordening. Dat lukt alleen wanneer de regering inzicht heeft in deze ordening, en ervoor zorgt dat de burgers overeenkomstig hun natuurlijke aanleg worden opgevoed, zodat ieder het zijne toekomt -> rechtvaardigheid gegarandeerd. De hoofdtaak van de staat is opvoeding: het aanleren van matigheid aan iedereen, praktische vaardigheden aan de arbeiders; soberheid en hardheid aan de soldaten en zelfbeheersing, theoretische kennis en plichtsbesef aan heersers. Dergelijke opvoeding -> rechtvaardige leiders -> rechtvaardige staat.
Plato onderscheidt vijf staatsvormen en vijf daarmee corresponderend menstypen. Toetst de vier laatste aan het model van de ideale staat. Ze lopen over in elkaar.
1. Aristocratie (ideale staat): Standenmaatschappij waarin de beste wachters filosofen en leiders zijn. Juiste voorwaarden voor het rechtvaardige menstype.
2. Timocratie (eerzuchtige hebben de leiding): Diegenen die gedreven worden door zucht naar eer en rijkdom hebben de leiding. Het hartstochtelijke deel van de ziel voert boventoon. Ook individuen zonder wachterskwaliteiten aangetrokken tot rijkdom. Als de onenigheid te hoog oploopt, gooien ze het op een akkoordje en het land en andere zaken onder elkaar verdelen. Hun medeburgers zullen ze gaan onderwerpen. Menstype: laat zich leiden door het emotionele en eerzuchtige deel van de ziel.
3. Oligarchie (regering in handen van de rijken): Rijken bezitten qua opvoeding en vorming niets meer van de wachterskwaliteiten. Macht in handen van enkelen die zich ten koste van de andere burgers hebben weten te verrijken en een bepaalde hoeveelheid eigendom tot voorwaarde voor regeringsdeelname uitroepen.
4. Democratie (eenieder vrij om te zeggen wat hij denkt en om te doen wat hij wil. Niemand gedwongen te regeren): Wie wil regeren behoeft zich slechts voor te doen als vriend van het volk, hij wordt overladen met eerbewijzen. Ongebreidelde begeerte. De democratische mens geeft ongehinderd toe aan alles wat hij begeert.
5. Dictatuur/tirannie De tirannieke mens wenst in geen enkel verlangen gehinderd te worden. Probeert iedereen aan hem te onderwerpen. Voldoende aanhang -> dictator. Tirannieke mens nooit tevreden, altijd opgejaagd nieuwe begeerten. Kan niet gelukkig zijn, geldt des te meer voor ondergeschikte.
Hoe groter de ontaarding, hoe verder de staatsvorm verwijderd raakt van het ideale model, hoe onrechtvaardiger zij is en hoe ongelukkiger haar burgers. Ook de ziel drie delen: begerende, moedige, redelijke. Het gelukkigst is diegene in wiens ziel het redelijke deel het heersende is en het begerende en eerzuchtige aan zich onderwerpt.
Aristoteles (384 - 322 v.C.)
Het goede menselijk leven, is het hoogste doel van de politieke gemeenschap. Oorsprong van de staat: gelegen in de gemeenschap tussen man en vrouw. Een andere natuurlijke relatie is de relatie tussen diegenen die van nature heerser en onderdaan zijn. Tijd Aristoteles slavernij gewoon. Eerste samenlevingsvorm: gezin. Daarna gemeenschap van gezinnen. Aantal dorpen groeien samen tot autarkische gemeenschap -> staat geboren. Staat (voor Aristoteles polis, stadstaat, relatief klein) natuurlijke gemeenschap. De natuur van elk ding en levend wezen is gelegen in het telos, datgene wat iets is wanneer het volledig tot ontwikkeling is gekomen (eikel -> eik). Telos samenleven: samen volledig in de eigen behoeften kunnen voorzien. Telos individu gelegen in staat. Diens doel is optimaal mens zijn en de staat is bij uitstek de gemeenschap die daartoe de voorwaarden schept. De mens is van nature niet alleen een sociaal dier maar bovenal een politiek dier.
Taalvermogen praktisch: dient communicatie van wat wel en niet bevorderlijk is voor het doel. Bevorderlijk voor welzijn staat is goed/rechtvaardig. Wat de staat schaadt slecht/onrechtvaardig. Het schadelijke is onnatuurlijk en dus verwerpelijk. Het idee van rechtvaardigheid is verankerd in de natuur van mensen: natuurrecht, moet tot uitdrukking komen in wetten. Beoordeelde staatsvormen uitgaande van de vraag in hoeverre deze aan het doel van de staat beantwoordt: gemeenschap waarin de burgers tot optimale ontplooiing kunnen komen. Dienen algemeen welzijn: rechtvaardig, regering jaagt eigenbelang na: onrechtvaardig. Onderscheidt drie vormen die in het teken staan van algemeen belang: monarchie, aristocratie, republiek. Kunnen ontaarden en omslaan in: tirannie, oligarchie, democratie. De beste staat is een staat waarin vele vrije burgers betrokken zijn bij het bestuur en waarin de rechtvaardigheid door wetten wordt gegarandeerd. Slaven en vrouwen uitgesloten, van nature ongeschikt leiding geven. Zelfde diegenen productie/handel.
De mens is een politiek dier, omdat hij over rede beschikt. Politiek veronderstelt logos, denk- en taalvermogen. Logos is het hoogste vermogen van mensen, daarom kan een samenleving niet ‘menselijk’ heten wanneer zij mensen niet in staat stelt dit vermogen te ontwikkelen en uiten (handelen). De politiek, het handelen, behoort daarom tot de activiteiten waarin we pas waarlijk mens zijn.
De staat van God: Aurelius Augustinus (354 - 430)
Plato had zijn filosofie opgeschreven in de vorm van dialogen. De neoplatonisten verwerkten zijn gedachten tot een samenhangend geheel. Augustinus’ visie op de staat is verankerd in zijn christelijke overtuiging. Eerste poging wereldgeschiedenis te schrijven. De historische feiten en Bijbelse geschiedschrijving brengt hij onder in één grote wereldhistorische samenhang die berust in een strijd tussen de aardse staat en het rijk Gods. De geschiedenis begint wanneer twee afvallige engelen een tweede rijk creëren naast de staat Gods. De wereldlijke staat is niet meer dan een vervalsvorm van de goddelijke staat, en de geschiedenis is een ontwikkelingsgang in de richting van een herstel van de goddelijke staat op aarde. Kerk vertegenwoordiger van de staat Gods op aarde -> kerk meer macht toekennen dan de staat. Grondslag middeleeuwse heerschappij kerk over staat. Mens komt van nature tot staatsvorming vanuit natuurlijke neiging tot liefde voor anderen. Gezin hoeksteen staat en positie vergelijkbaar vorst. Deze dankt macht aan God ipv volk. Benaming staatsopvatting: theocratie. Men is gehoorzaamheid verschuldigd aan de vorst zolang diens bevelen niet tegen goddelijke geboden ingaan. God regeert de wereld, maar de rechtvaardigheid van Gods oordelen is verborgen of ondoorgrondelijk. Er is geen direct verband tussen zonde en straf (ook slechte mensen leven soms in geluk en voorspoed). Goede daden moeten niet gemotiveerd zijn door een streven naar aards geluk, maar allereerst in het teken staan van de zoektocht naar het eeuwige leven; het tijdelijke leven is ‘de leerschool voor het eeuwige leven’. Rechtvaardigheid kan nooit gelegen zijn in tussen mensen afgesproken regels. Ware gerechtigheid is niet die van het positieve (geschreven) recht maar een morele rechtvaardigheid, waarop wetten gebaseerd moeten zijn. Rechtvaardigheid: aan ieder het zijne geven, in de eerste plaats aan God. Deze rechtvaardigheid bestaat enkel waar de ene God wordt vereerd, in de goddelijke staat of de stad van God (Jeruzalem). Staat tegenover aardse stad, gevormd demonen en heidenen. Twee steden op aarde en in geschiedenis gemengd, maar aan einde der tijden gescheiden. Hemelse stad alles/iedereen gericht op liefde tot God, in aardse stad eigenliefde. Splitsing: aardse stad afsterven, bewoners eeuwige bestraffing, inwoners hemelse stad eeuwige leven. Sleutel stad van God Christus. De genade van de middelaar tussen God en de wereld zal over deze stad heersen, waardoor er volmaakte rust en vrede zal heersen.
Thomas van Aquino (1225 - 1274)
Het enige middel dat een mens kan inzetten ten dienste van zijn overleving is zijn verstand. In zijn eentje onvoldoende kracht -> natuur zelf die hem noodzaakt met zijn soortgenoten samen te leven. Mens van nature een politiek dier dat een maatschappelijke en politieke organisatie behoeft om zich te kunnen handhaven. De staat natuurlijk doel van de mens. Kennis te overleven met anderen delen door taal. Behoefte aan leiding doordat de van nature gegeven menselijke gemeenschap doelmatig functioneert. Rede noodzakelijk als leidend principe, zodat het individu zich niet verliest aan zaken die zijn overleven in de weg staan. Leider van staat noodzakelijk ervoor te zorgen dat het reilen en zeilen in de gemeenschap op het algemeen welzijn gericht is en eenheid te bewaren.
Onrechtvaardige regeringsvormen: 1. Tirannie; één tiran door geweld, 2. Oligarchie; enkelen macht, onderdrukken volk met hun rijkdom, 3. Democratie; macht aan meerderheid, volk is de tiran.
Rechtvaardige regeringsvormen: 1. Politiestaat; leiding groep soldaten, 2. Aristocratie; heerschappij van de besten, 3. Monarchie; leiding één persoon, ‘koning’ heerst over anderen als herder die waakt over zijn kudde, en voortdurend het algemeen welzijn nastreeft.
Monarchie meest rechtvaardig want meest doelmatig. Belangrijkste doel staat en regering moet zijn om eenheid, vrede te bewaren. Macht meerdere personen, kans verdeeldheid. Geheel belangrijker dan delen. De monarchie die hij beschrijft is vooral een norm waaraan werkelijke monarchieën zouden moeten voldoen. Vorsten kunnen ‘De regimine principum’ een handleiding lezen voor rechtvaardig leiderschap, ‘vorstenspiegel’ genoemd. Tirannie meest onrechtvaardig want regering dient slechts belang tiran. Elk organisme streeft van nature naar zelfbehoud. Mens heeft rede -> streeft bovendien naar kennis, waarheid. Uit deze neigingen aantal principes afleiden, deze morele principes, af te leiden uit menselijke natuur, vormen ‘natuurrecht’. Natuurrecht richtsnoer voor handelen. Door zijn inzicht in de natuurlijke wetten heeft de menselijke rede deel aan de goddelijke wet. Kennis van de eeuwige goddelijke wet kan worden verkregen door kennis van de menselijke natuur. Thomas wil vermijden dat de eeuwige wet een kwestie zou zijn van goddelijke willekeur. Over kennis van de van nature gegeven ethische wetten is discussie mogelijk. Verschil natuurlijke en goddelijke wet. Postieve recht; geschreven recht van de staat. Wetten van de staat moeten in overeenstemming zijn met de natuurlijke wetten, dan kunnen de wetten van de staat gezien worden als nadere formulering van natuurlijke ethische wetten. De ware wetten van een rechtvaardige staat vertegenwoordigen goddelijke wetten. Staat dient hoger doel. Hoogste goed is niet de staat zelf, maar de aanschouwing van de hemelse God. Kerk voor dit doel beste leidinggeven -> staat ondergeschikt kerk.
Niccolò Machiavelli (1469 - 1527)
Machiavellistisch: sluwe, gewetenloze staatkunde of onderneming (waarbij het doel de middelen heiligt). Hield pleidooi voor de monarchie. Regeren pure machtsstrijd. Voornaamste taak vorst: eenheid van staat bewaren en haar macht tegenover andere staten te bewaken. Verdedigt dat díe middelen gerechtvaardigd zijn, die dit doel op grond van rationele overwegingen het best dienen. Vaak geportretteerd filosoof principe ‘het doel heiligt de middelen’. Om zijn taken te kunnen vervullen heeft de vorst macht en gezag nodig: het volk moet zijn macht eerbiedigen. Zal het enkel doen als het de nodige vrijheid geniet.
Thomas Hobbes (1588 - 1679)
Kennis van de menselijke natuur moet voor contactfilosofen het ontstaan van de staat als redelijke beslissing op grond van de natuur begrijpelijk maken. Ze postuleren een soort natuurtoestand, wanneer staatsvorming nog niet heeft plaatsgevonden om erachter te komen waarom staatsvorming noodzakelijk was. Als de instemming van een overheid berust op redelijke instemming van haar onderdanen, is het begrijpelijk dat deze burgers de macht van de staat erkennen. Hobbes’ voorstelling van de natuurtoestand is overduidelijk geïnspireerd door de onrust in zijn land en zijn vrees voor burgeroorlog en chaos. Mechanistisch mensbeeld. Uitgangspunt strikt materialistisch: materiële, bewegende lichamen vormen de basis van de gehele werkelijkheid, die geregeerd wordt door natuurwetten -> zijn filosofie gekenmerkt door streng determinisme. Mensen worden allereerst bepaald door bewegingen van afstoting, afkeer of aantrekking, begeerte. Basiskenmerk mensen: rustloze, ongebreidelde begeerte naar macht (aantrekking), hierdoor concurrenten. Tweede basiseigenschap: ingeboren angst (afkeer) voor de dood. Derde: mensen zijn van nature redelijke wezens. Natuurtoestand aanvankelijk volstrekte gelijkheid. Natuurmensen gedreven door dezelfde wensen. Schaarste bepaalde gewenste goederen: strijd, oorlog van allen tegen allen. Blijft bestaan zolang de begeerte naar macht overheerst. Streven naar zelfbehoud en menselijke redelijkheid brengen de natuurmens op andere gedachten en leiden ertoe dat mensen deze natuurtoestand vermijden/verlaten. In de natuurtoestand heerst natuurrecht; recht op zelfbehoud, het recht op alles wat dit zelfbehoud dient. Natuurwet; plicht tot zelfbehoud, volgt uit het natuurrecht. Plicht tot zelfbehoud eist dat alle mensen in hun eigen belang naar vrede en veiligheid streven. Natuurrecht en natuurwet leiden tot een tegenspraak. Een voorwaarde voor vrede is daarom dat eenieder afstand doet van het natuurrecht, wat enkel kan als iedereen dat tegelijkertijd doet.
Een contract is de enige redelijke oplossing uit de natuurtoestand te komen. Beschrijft dit in de Leviathan (monster als symbool voor staat). In het contract doe ik afstand van mijn onbeperkte rechten en draag ik deze over aan een soeverein. Deze moet ervoor zorgen dat eenieder zich aan de overeenkomst houdt en krijgt daartoe absolute macht. De burger accepteert deze macht zolang deze de vrede en veiligheid waarborgt. Taak staat: bescherming bieden, het lijfsbehoud van de burgers. John Locke voegde daar bescherming van eigendom aan toe. Staat wil ideologisch neutraal zijn, maar achter de sluier van vermeende neutraliteit gaat veelal een bepaalde mensvisie schuil. In Hobbes’ voorstelling van de staat is wel plaats voor sociale wezens die arbeiden en werken, niet voor politieke dieren die handelen. De morele vrijheid, de vrijheid je eigen waarden te stellen en volgens deze te leven, impliceert dat er tragische situaties kunnen zijn waarin je je diepste verlangens moet prijsgeven omwille van je menselijkheid, je waardigheid als mens. Handelen is de bevestiging van deze waardigheid, en als zodanig een politieke daad. De veiligheid die Hobbes vaststelt als doel en legitimatie van de staat, en tot hoogste waarde verheft, is uiteindelijk ontoereikend voor een samenleving van mensen. Ze is geënt op een mechanistisch mensbeeld waarin het streven naar zelfbehoud de boventoon voert. De ‘politieke filosofie’ is ontoereikend omdat de mensvisie waarop zij berust tekortschiet: onze biologie zegt in laatste instantie te weinig voer onze menselijkheid en verliest het van al diegenen die tegenover de macht hun waardigheid willen behouden.
John Locke (1632 - 1704)
Klassieke tekst voor het liberalisme. Probleem van Hobbes’ systeem gevaar voor despotisme, dat ontstaat wanneer de stilzwijgende instemming waarop de legitimiteit van de absolute heerser berust afbrokkelt. Locke vervangt het principe van stilzwijgende instemming door de instelling van een verkiesbaar parlement. De leden moeten het volk vertegenwoordigen -> volkssoevereiniteit. Ruimere opvatting taken staat: behalve bescherming en veiligheid bieden mbt lijfsbehoud, ook bescherming particuliere eigendom. Maatschappij die Locke postuleert als voorafgaand van de invoering van de staat: mensen in de natuur recht op leven, gezondheid, vrijheid en eigendom (recht op eigendom natuurrecht). Aarde en alle vruchten die zij voortbrengt in den beginne aan iedereen gemeenschappelijk eigendom, mensen op grond van natuurlijke recht op leven ook recht op de vruchten van de aarde, zoveel als ze nodig hebben in hun levensonderhoud te voorzien. Mijn lichaam mijn bezit -> de arbeid die ik met dit lichaam verricht mijn eigendom. Een verbod op verspilling, God heeft de aarde niet geschapen om haar vruchten te verspillen. Regel: ik mag mezelf niet meer toe-eigenen, wanneer er niet genoeg voor anderen overblijft/wanneer anderen door de manier waarop ik eigendom vergaar schade wordt toegebracht. Te weinig overtreders in de natuurtoestand de overdracht van alle natuurrechten aan een absolute heerser te rechtvaardigen. Vrede, welwillendheid en hulpvaardigheid. Enkele overtreders zullen elk individu dwingen maatregelen te nemen ter bescherming van zichzelf en zijn eigendommen. Reden overheid instellen die zoveel macht krijgt als nodig om hun personen en eigendommen te beschermen. Een zo ingestelde staatsmacht is dus beperkt en blijft altijd het product van vrije individuen die haar instellingen (oa wetten) kunnen veranderen, als een meerderheid daartoe beslist. Natuurtoestand evenwichtig; niemand eigent zich meer toe dan hij voor zijn leven nodig heeft. Niet door eigen arbeid te verkrijgen, verkregen door ruil. Oppoten van goederen die aan bederf onderhevig zijn is voor niemand wenselijk en bij de natuurwet verboden. Gaat mis zodra geld word ingevoerd; kan worden opgepot -> verbod op verspilling niet langer grenzen aan het bezit, start ongelimiteerde eigendomsvermeerdering. Iedereen ingestemd invoering geld -> geen bezwaar tegen deze vorm van zelfverrijking. Economisch gezien kan het evenmin veel kwaad, omdat een stuk land in privé-eigendom meer producten oplevert dan gemeenschappelijk land. Zo is ook tegemoetgekomen aan de eis dat eigendomsverwerving is toegestaan, zolang anderen daardoor niet worden belemmerd in hun recht op overleving. Geen grond, nog altijd bezit lichaam -> arbeid verkopen. Vrijenmarktdenken dat kenmerkend is voor liberalisme.
Jean-Jacques Rousseau (1712 - 1778)
Onbevooroordeelde zelfinkeer verschaft toegang tot de ware aard van de menselijke natuur en geeft inzicht in het leven van de oorspronkelijke natuurmens. Mensen zijn van nature lui, en ik doen in natuurlijke omstandigheden niet meer dan hun primaire behoeften bevredigen. Bij dwingende omstandigheden zullen ze hun creativiteit inzetten om zich aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. Arbeid leidt niet enkel tot de vereiste aanpassing maar intensiveert relaties en leidt tot vorming van telkens nieuwe behoeften. Terwijl de natuurmens aan zichzelf genoeg heeft, in het heden leeft en volledig met zichzelf samenvalt, verliest de maatschappelijke mens zich in behoeften die hm van nature vreemd zijn. Deze verwijdering van zijn natuurlijke behoeften en zelfgenoegzaamheid = vervreemding. Ontwikkeling van de maatschappij steeds verdergaande vormen vervreemding. De mensen die opgaan in hun sociale relaties, strevend naar de bevrediging van hun aangeleerde behoeften, en verwijderd van hun eigen natuurlijkheid, leven in een schijnwereld gekenmerkt door groeiende sociale ongelijkheid. In natuurtoestand enkel ongelijkheid die berust op feitelijke verschillen. Erkent dat het ontwerp van een natuurstaat noodzakelijk is om de noodzaak en legitimiteit van de politieke orde te verhelderen. Pas wanneer we erin slagen de mens te bezien los van wat hij geworden is, kunnen we een beeld krijgen van de natuurmens in zijn ongekunstelde ware gedaante. Rousseau zocht naar manieren om aan de vervreemding te ontkomen en het natuurlijke zelf te hervinden. De natuurmens is gezond en sterk, in tegenstelling tot de moderne mens die een ziekelijk en zwak gestel heeft ontwikkeld. Tussen man en vrouw bestaat geen vaste permanente band. De fysieke ongelijkheid heeft in de natuurstaat nauwelijks invloed, de verschillen tussen mensen nú zijn grotendeels het werk van gewoonte, opvoeding en leefwijze. Zelfs de verschillen die er bestaan spelen nagenoeg geen rol zolang de sociale relaties ontbreken waarin die verschillen kunnen worden uitgemeten. In natuurtoestand verschil mensen andere dieren. Mens fysiek net als andere dieren een machine, onderworpen aan de wetten van de natuur. Dieren handelen instinctief, mensen handelen vrij. Mensen gekenmerkt door vermogen zich te volmaken (perfectibilité). Deze volmaakbaarheid van menselijke individu en soort strekt hem eerder tot nadeel. Met zijn ontwikkeling beginnen ook het verval en de vervreemding. In de natuurstaat is men autark en solitair -> vrede. Versterkt aangeborgen eigenschap: vermogen tot medelijden, afkeer lijden van anderen. Streven naar zelfbehoud ontaardt in de samenleving echter in eigenliefde, egoïsme. Ontstaan van staten; de natuurlijke, ‘echte’ behoeften verdwijnen steeds meer naar de achtergrond, terwijl vervreemding, ongelijkheid en uitbuiting hun greep op de mensen verstevigen. In deze ontwikkeling twee belangrijke breekpunten, revoluties die elk een beslissende stap naar het volgende stadium van ontwikkeling én verval uitmaken. Eerste revolutie: bevolkingstoename -> schaarste -> menselijke soort moet zich over groter gebied te verspreiden en zijn sluimerende vermogens activeren (intelligentie, werktuigen, arbeidsdeling) -> deze nieuwe middelen stellen e natuurmens in staat zich aan te passen aan een natuur die hem niet meer onmiddellijk geborgenheid biedt -> mensen gaan zich met elkaar vergelijken, besef van verschillen en groeiend gevoel superioriteit tegenover andere dieren. Dit zelfbewustzijn en gevoel van trots tegenover andere dieren betekent definitieve breuk met de natuurstaat. Veel uitvindingen, zodat met het verlaten van de natuurstaat de veranderingen elkaar razendsnel opvolgen. Vergemakkelijking van het leven leidt tot verzwakking lichaam en geest, gewenning leidt tot afhankelijkheid van de nieuwe vindingen.
Piramide van Maslow, hiërarchie van behoeften:
- Zelfontplooiing
- Behoefte aan waardering en erkenning
- Behoefte aan sociaal contact
- Behoefte aan veiligheid en zekerheid
- Lichamelijke behoeften
Samen leven en arbeiden leiden ertoe dat mensen door wederzijdse behoeften aan elkaar gebonden raken. Geleidelijk grotere gemeenschappen. Problemen ten gevolge uitvinding smeedkunst. Tweede revolutie: nieuwe vinding -> verdergaande arbeidsdeling en ontwikkeling landbouw. Minder handen kunnen nu voorzien in het voedsel van ook degenen die zich niet met de voedselvoorziening bezighouden -> rechtvaardig dat degene die jarenlang een stuk grond bebouwt niet allen de vruchten ervan, maar ook dit stuk grond zelf als zijn eigendom beschouwt. Sociale ongelijkheid groeit. Deze concurrentiemaatschappij dwingt individuen ertoe zich beter voor te doen dan ze zijn om zo hun eigen belangen beter te kunnen dienen, ten koste van anderen. Schijn -> vervreemding. Toenemende gelijkheid -> toenemende armoede. Het streven naar zelfhandhaving is door al deze verwikkelingen verworden tot een wil tot macht. Wederzijdse afhankelijkheid, terugkeer natuurtoestand onmogelijk. Om aan deze toestand van oorlog te kunnen ontsnappen en zich tegen het ‘recht van de sterkste’ te wapenen, bedenkt de rijke een uiterst slim plan: laten we ons verenigen de zwakken te beschermen tegen onderdrukkingen, de eerzuchtige in bedwang te houden en voor ieder het bezit van wat hem toekomt veilig te stellen; rechtsregels en vredesbepalingen opstellen. Laten we in onze krachten samenbundelen in een hoogste macht die ons bestuurt volgens wijze wetten, die alle leden van de gemeenschap beschermt en verdedigt, die gemeenschappelijke vijanden verdrijft en ons in blijvende eendracht bijeenhoudt. Geweld -> wet en de legitimering van macht op basis van instemming van iedereen. Dit contract is een pseudocontract daar het vooral de belangen van de rijke dient. Legitimeert de ongelijkheid van arm en rijk en maskeert deze met een schijn van rechtmatigheid. Ongelijkheid is de ideologie die achter deze rechtstaat schuilgaat. Economische ongelijkheid leidt tot machtsongelijkheid. De armen en onmachtigen zullen onvrede uiten door ongehoorzaamheid en protest. Er is een nieuw contract mogelijk; ‘het maatschappelijk verdrag’. Dit ‘echte’ maatschappelijke verdrag moet de vrijheid en gelijkheid van de burgers waarborgen. De kern van dit echte sociale contract is het concept van een gemeenschappelijke, algemene, wil. Locke verdedigt de volkssoevereiniteit. Het volk wordt gevormd door de verzameling individuen die hun gemeenschappelijke belangen als hun algemene wil vastleggen in het maatschappelijk verdrag en op basis daarvan een collectief vormen. Als burger stelt het lid wetten op, waaraan hij als onderdaan gehoorzaamt. Hij gehoorzaamt alleen de wetten die hij zelf heeft opgesteld, en geeft dus zijn vrijheid maar zeer ten dele prijs. De algemene wil vindt haar neerslag in wetgeving die aan veranderingen onderhevig blijft en aan telkens nieuwe omstandigheden wordt aangepast. Ze valt niet samen met de wil van allen. Haar invulling blijft steeds open voor toekomstige generaties. Het ware eigenbelang is vanzelf algemeen belang. Een tegenspraak betekent dat één of beide niet waarlijk zijn zoals ze zich voordoen.
Samen leven en arbeiden leiden ertoe dat mensen door wederzijdse behoeften aan elkaar gebonden raken. Geleidelijk grotere gemeenschappen. Problemen ten gevolge uitvinding smeedkunst. Tweede revolutie: nieuwe vinding -> verdergaande arbeidsdeling en ontwikkeling landbouw. Minder handen kunnen nu voorzien in het voedsel van ook degenen die zich niet met de voedselvoorziening bezighouden -> rechtvaardig dat degene die jarenlang een stuk grond bebouwt niet allen de vruchten ervan, maar ook dit stuk grond zelf als zijn eigendom beschouwt. Sociale ongelijkheid groeit. Deze concurrentiemaatschappij dwingt individuen ertoe zich beter voor te doen dan ze zijn om zo hun eigen belangen beter te kunnen dienen, ten koste van anderen. Schijn -> vervreemding. Toenemende gelijkheid -> toenemende armoede. Het streven naar zelfhandhaving is door al deze verwikkelingen verworden tot een wil tot macht. Wederzijdse afhankelijkheid, terugkeer natuurtoestand onmogelijk. Om aan deze toestand van oorlog te kunnen ontsnappen en zich tegen het ‘recht van de sterkste’ te wapenen, bedenkt de rijke een uiterst slim plan: laten we ons verenigen de zwakken te beschermen tegen onderdrukkingen, de eerzuchtige in bedwang te houden en voor ieder het bezit van wat hem toekomt veilig te stellen; rechtsregels en vredesbepalingen opstellen. Laten we in onze krachten samenbundelen in een hoogste macht die ons bestuurt volgens wijze wetten, die alle leden van de gemeenschap beschermt en verdedigt, die gemeenschappelijke vijanden verdrijft en ons in blijvende eendracht bijeenhoudt. Geweld -> wet en de legitimering van macht op basis van instemming van iedereen. Dit contract is een pseudocontract daar het vooral de belangen van de rijke dient. Legitimeert de ongelijkheid van arm en rijk en maskeert deze met een schijn van rechtmatigheid. Ongelijkheid is de ideologie die achter deze rechtstaat schuilgaat. Economische ongelijkheid leidt tot machtsongelijkheid. De armen en onmachtigen zullen onvrede uiten door ongehoorzaamheid en protest. Er is een nieuw contract mogelijk; ‘het maatschappelijk verdrag’. Dit ‘echte’ maatschappelijke verdrag moet de vrijheid en gelijkheid van de burgers waarborgen. De kern van dit echte sociale contract is het concept van een gemeenschappelijke, algemene, wil. Locke verdedigt de volkssoevereiniteit. Het volk wordt gevormd door de verzameling individuen die hun gemeenschappelijke belangen als hun algemene wil vastleggen in het maatschappelijk verdrag en op basis daarvan een collectief vormen. Als burger stelt het lid wetten op, waaraan hij als onderdaan gehoorzaamt. Hij gehoorzaamt alleen de wetten die hij zelf heeft opgesteld, en geeft dus zijn vrijheid maar zeer ten dele prijs. De algemene wil vindt haar neerslag in wetgeving die aan veranderingen onderhevig blijft en aan telkens nieuwe omstandigheden wordt aangepast. Ze valt niet samen met de wil van allen. Haar invulling blijft steeds open voor toekomstige generaties. Het ware eigenbelang is vanzelf algemeen belang. Een tegenspraak betekent dat één of beide niet waarlijk zijn zoals ze zich voordoen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden