Hoofdstuk 2 Ethiek samenvatting

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1455 woorden
  • 26 juni 2016
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
13 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Ethiek is afgeleid van ‘ethos’ dat gewoonte betekent. De ethiek bestudeert de moraal.   Moraal: geheel van waarden en normen in een bepaalde cultuur
Moreel: juist
Immoreel: niet juist   Er zijn 3 soorten hoofdstromingen in de ethiek:
• Deugdethiek (wat voor soort mens wil je zijn?)
• Utilitarisme (wat zorgt voor het meeste geluk voor het grootste aantal?)
• Plichtethiek (wat behoor je te doen?)   Waarden geven aan wat mensen belangrijk vinden, ze vormen de kern van de moraal.
Normen komen voort uit waarden. Ze geven aan wat iemand wel of niet mag doen.   Waarden kunnen onderverdeeld worden:

• Instrumentele waarde: iets is belangrijk voor andere zaken
• Intrinsieke waarde: iets is belangrijk op zichzelf   VB: Als je een sport doet omdat je houdt van de sport, heeft de sport een intrinsieke waarde.
Als je een sport doet om rijk en beroemd te worden, heeft de sport een instrumentele waarde.   Waarden moeten onderscheiden worden van feiten. Bij een feit is maar 1 antwoord mogelijk dat juist is, bij een waarde heeft iedereen zijn eigen antwoord, wat nooit onjuist kan zijn.   Als je een norm ten onrechte afleidt uit een feit, spreek je over de is/ought fallacy: de drogreden van zijn en behoren. Volgens de Britse filosoof Hume is het anders om te beschrijven hoe iets is (descriptief) en hoe iets zou moeten zijn (prescriptief).   VB: Vrouwen moeten het huishouden doen en voor kinderen zorgen, omdat zij nu eenmaal kinderen kunnen baren.   Dit noemen we ook wel een naturalistische drogreden: uit hoe het in de natuur is, wordt afgeleid hoe het (in de cultuur) zou moeten zijn.   Volgens de Griekse filosoof Epicurus was het uitgangspunt van geluk simpel: datgene wat geluk of plezier oplevert is goed, dat wat pijn of lijden veroorzaakt is slecht. We moeten volgens Epicurus in ons leven dus het plezier nastreven en de pijn vermijden. Dit wordt het hedonisme genoemd. Volgens Epicurus moeten we de deugd van de ataraxia nastreven: een houding tegenover de buitenwereld van volkomen rust en zorgeloosheid. Een handeling is simpelweg goed als deze geluk oplevert, en slecht als die ellende veroorzaak. Dit lijkt op het utilisme.   De Engelse filosoof Bentham stelde de hoofdregel op voor het utilisme: de hedonistische calculus.
Hedonistische calculus: de optelsom over hoeveel geluk je kan brengen.
Er zijn 7 zaken die daarbij meetellen (gelukscriteria):
• Nabijheid: of geluk meteen optreedt of later
• Duur: hoe lang het geluk aanhoudt
• Zekerheid: de zekerheid of het geluk oplevert of niet
• Vruchtbaarheid: of het nieuw geluk voort zal brengen
• Zuiverheid: of er meer geluk van dezelfde soort van komt, geen pijn
• Intensiteit: heftigheid van het geluk
• Uitgebreidheid: voor hoeveel wezens het geluk opbrengt
Er is ook kritiek op de hedonistische calculus.
• Als er altijd uit wordt gegaan van een handeling die geluk oplevert voor de meerderheid, kun je de minderheid verwaarlozen. De meerderheid is dus wel gelukkig, maar de minderheid is ongelukkig. Dit kan ingaan tegen de intrinsieke waarde van de mens: een mens is waardevol omdat hij een mens is.
• Mill vond dat als de meerderheid het altijd voor het zeggen heeft, dat er niet genoeg hoogwaardig intellectueel geluk meer zou zijn. Mensen gaan enkel uit van plat vermaak die een lage kwaliteit levert van geluk. Volgens Mill zijn zelfontplooiing en intellectuele ontwikkeling meer waard dan de lagere genoegens, zoals die van dieren, waar we ons niet toe mogen verlagen. Combinatie van intellectueel geluk en ongecompliceerd genot, waarbij anderen niet geschaad mogen worden.   Handelingsutilisme: per handeling uitrekenen hoeveel geluk het oplevert

Regelutilisme: een regel voor meerdere handelingen opstellen die voor veel mensen geluk op zal leveren   De plichtethiek gaat uit van de morele plicht van waaruit een handeling gedaan wordt. Die bepaalt of een handeling goed genoemd kan worden, en niet zozeer de gevolgen.
Om te bepalen of een handeling goed is, heeft Kant de categorische imperatief opgesteld.   Categorische imperatief: universele morele wet, onvoorwaardelijke plicht.
Deze komt voort uit de reden en leggen we onszelf op.   Er zijn 2 regels van de plichtethiek:   1. Handel alleen volgens die maxime (regel voor het handelen) waarvan je kunt willen dat het een algemene wet wordt.
2. Je mag mensen nooit louter als middel gebruiken, je moet ze altijd als doel op zichzelf behandelen.   Primafacie plichten: plichten die je wil nakomen, maar die je niet nakomt wanneer ze in tegenspraak zijn bij andere plichten.   Er is ook kritiek op de plichtethiek.   • Je kunt bij de plichtethiek bijvoorbeeld niet liegen, omdat je niet kunt willen dat dat een algemene wet wordt. Maar is altijd eerlijk zijn wel juist?   De deugdethiek van Aristoteles gaat in plaats van ‘wat moet ik doen?’ (zoals bij utilisme en plichtethiek) om ‘hoe wil ik zijn/leven? Het gaat hierbij om het aanleren van een goede levenshouding.   Een deugd: een houding die ons in staat stelt om juist te handelen   Het doel van de deugdethiek is het bereiken van de eudaimonia: het goede, vervolmaakte leven waarin de mens zijn talenten en mogelijkheden verwerkelijkt. Dit hangt samen met de teleologische visie van Aristoteles: alles in de natuur heet een doel en streeft ernaar zo volmaakt mogelijk te worden. Geluk is bij hem dan ook gelukt zijn, al je capaciteiten hebben benut.   Aristoteles onderscheidt het theoretische verstand en het praktische verstand. Het praktische verstand is vooral van belang in de deugdethiek, aangezien daarmee het juiste midden moet worden gevonden. Praktisch inzicht is vereist voor het vinden van de gulden middenweg.
De deugd is de middenweg. Deze ligt steeds tussen 2 extremen in.   Te weinig ← Deugd √ → Te veel   VB:
Laf zijn ← Moed √ → Roekeloos zijn   Er is ook kritiek op de deugdethiek.   • Stuk minder duidelijk dan de plichtethiek en het utilisme
• We leven in geheel andere omstandigheden dan Aristoteles vroeger, ingewikkelde samenleving met verschillende culturen
• Naïef mensbeeld, te optimistisch (volgens Aristoteles is het uitgangspunt van ieder mens dat het goede kent, het goede zal doen. Kwaad doen = onwetendheid. Kwaad doen is dus onmogelijk volgens de deugdethiek.)   De 4 kardinale deugden van Aristoteles zijn:
• Moed
• Matigheid
• Verstandigheid
• Rechtvaardigheid   Volgens sommige filosofen ligt het fundament van onze waarden in de natuur. De Nederlandse etholoog Frans de Waal is ervan overtuigd dat moraal een biologische eigenschap van de mens is en dat sommige dieren die ook hebben. Volgens anderen is moraal juist iets typisch menselijks, een onderdeel van de cultuur. De natuur zou amoreel zijn: niet goed of slecht.   Etnocentrisme: het is mogelijk andere culturen te beoordelen vanuit de norm uit je eigen cultuur
Cultuurrelativisme: het is onmogelijk andere culturen te beoordelen, omdat ze allemaal een eigen norm uit hun eigen cultuur hebben   Volgens Peter Singer moeten we rechten toekennen aan dieren, omdat als een wezen kan lijden, wij de plicht hebben om daar rekening mee te houden. Als we dat alleen voor onze eigen soort zouden doen, maken we ons schuldig aan speciesisme.   Er zijn 2 soorten dierenrechten:

• Natuurrecht: op basis van intrinsieke waarde
• Positief recht: op basis van toegekende rechten   3 houdingen worden in de milieufilosofie onderscheiden:
1. Overheersing van de natuur door de mens (dieren en natuur geen intrinsieke waarde maar instrumentele waarde, natuur wordt gebruikt voor menselijke doeleinden)
2. Rentmeesterschap over de natuur (de mens beheert de natuur namens God en moet dus goed voor de natuur en dieren zorgen)
3. Eenheid met de natuur (verschillen tussen mens en natuur bestaan hier niet, de natuur heeft een intrinsieke waarde en dient met respect te worden behandeld.   Of dieren rechten hebben, hangt dus af van de visie op de natuur.
Antropocentrische visie: dieren worden alleen als waardevol gezien als ze nuttig zijn voor mensen, positief recht
Ecocentrische visie: dieren hebben een intrinsieke waarde, natuurrecht
Volgens Peter Singer moeten we dieren rechten toekennen omdat zij een intrinsieke waarde hebben door hun lijden en dus recht hebben op een gelijke behandeling. Volgens Frans de Waal moeten we dieren geen rechten toekennen, omdat mensen en dieren gelijken zijn. Dieren zijn volgens hem intelligent en moreel, net als mensen. Rechten zouden betekenen dat de mens superieur is.   Individualisme:
• Gedachtegangen en rechten van het individu zijn belangrijker dan het belang van de gemeenschap
• Recht op eigen invulling van je leven

• Individuen hebben rechten, groepen niet   Collectivisme:
• Belang van de groep staat voorop
• Niet denken vanuit ik-, maar vanuit wij-.        

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.