Hoofdstuk 1, Redeneren en Overtuigen

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1001 woorden
  • 4 oktober 2010
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Filosofie H1 Redeneren en overtuigen

Personen

- Heraclitus

o Logos: De verzameling van alle tegenstellingen

- Plato

o Logos: redeneren is een instrument van het denken niet hetzelfde.

o Een goed spreker is een oprecht spreker.

- Aristoteles

o Zette als eerste de regels en de kenmerken van het correct redeneren op schrift.

o Organon (Het gereedschap voor de filosoof en wetenschapper): Zijn logische werken

o Grondlegger van het syllogistisch redeneren, schrijver van het eerste retoricahandboek en het opschrijven van drogredenen.

- Leibniz (Rationalist)

o Ars combinatoria : Een soort woordenboek dat bestaat uit een kunsttaal die via een vertaalsleutel verbonden kon worden met de woorden uit de natuurlijke taal. Op grond van dit alfabet konden belangrijke uitspraken gedaan worden over de wereld, de verschillende wetenschappen waren hier dan op gebaseerd.

o Calculemus : (laten we rekenen): Elk meningsverschil kan opgelost worden als iedereen de ars combinatoria gebruikt.

o Characteristica universalis : De kunsttaal (een zo versimpelde taal dat fouten snel op gemerkt kunnen worden) van Leibniz

o Natuurlijke taal – de gewone, alledaagse spreek- en schrijftaal.

o Vertaalsleutel : Datgene wat het verband zou moeten regelen en de kunsttaal en de natuurlijke taal. Het vinden hiervan is echter nogal problematisch omdat kunsttaal en natuurlijke taal niet één op één naar elkaar te vertalen zijn.

- Frege

o Heeft de moderne logica sterk verbonden met de wiskunde

- Cicero

- Seneca

- Dennett

o Monist

o Werkt veel met analogie beweringen.


Redeneervormen

Bedrieglijke redeneringen (drogredenen/ sofisme):

- Misleidend taalgebruik:

Dubbelzinnigheden en woordspelingen

Emotioneel taalgebruik

De strikvraag

- Misleidende beweringen:

Overhaaste generalisaties

Post hoc ergo propter hoc: Erna dus erdoor

- Misleidend redeneren

De cirkelredenering

Non sequitur; dat volgt er niet uit

Ex-consequenta redenering; foutieve omkeringen (Conclusie wordt afgeleidt uit de premissen i.p.v. andersom)

Foutieve analogieën; rare vergelijkingen maken

- Valse retoriek:

De stroman; het verdraaien over overdrijven van iemands standpunt

Argumentum ad hominem; op de man spelen

Jij-bak: Wat doet u? Alsof u dat wel doet!

Argumentum ad populum; het bespelen van het publiek (op emoties vaak)

Argumentum ad verecundiam; het autoriteitsargument

Onduiken/ verschuiven van de bewijlast

Ad Baculum-argument; dreigen, intimideren, manipuleren


Logische constanten

Logische constante : Een teken in een logische formule dat steeds dezelfde betekenis houdt.

^ : conjunctie (en)

Dakje naar beneden: disjunctie (of)

→: implicatie (als.. dan..)

¬: negatie (niet)


Begrippen

- Antecedens (de als-zin): De voorwaarde, iets wat moet gebeuren wil het gevolg (consequens) zich voordoen.

- Consequens (de dan-zin): Het gevolg dat zich voordoet als de antecedens zich voordoet.

- Argument : Een bewering die je aanvoert ter ondersteuning van een standpunt.

- Beweringsinhoud : Dat gedeelte van een bewering dat ergens naar verwijst, een hond bijv.

- Conclusie : Het standpunt dat in een redenering door de argumenten wordt ondersteund.

- Connectief : Een constante die iets verbind zoals:

o Conjunctie : Als twee termen tegelijkertijd gelden (en)

o Disjunctie (of)

 Exclusieve: Twee of meer termen die niet samen kunnen (of het een of het ander)

 Inclusieve: Twee of meer termen die wel samen kunnen (het een, het ander of beide)

o Implicatie (dan): Als A dan B

o Negatie

- Contingentie : Een formule die zowel waar als onwaar kan zijn.

- Contradictie : Tegenspraak; altijd fout in de logica.

- Deductieve redenering : Een redenering waarbij (je gaat er van uit dat de premissen kloppen) de conclusie noodzakelijkerwijs waar is.

- Dialectica : De kunst om het ware van het onware te scheiden of de kunst om het publiek te overtuigen.

- Drogreden: bedrieglijke redenering (onwaar)

- Geldigheid: Een redenering is geldig als formele logische structuur juist is. De inhoud van de beweringen waaruit de redenering is opgebouwd heeft invloed op de geldigheid ervan.

- Inductieve redenering : Een redenering waarbij algemene uitspraken worden afgeleid uit een groot aantal bijzondere waarnemingen. Biedt alleen waarschijnlijkheid geen zekerheid

- Logica: De tak van de filosofie die zich richt op het juist argumenteren.

- Logisch : Iets wat voldoet aan de wetten en regels van de logica.

- Syllogisme (sluitrede): Een redenering waarin uit twee premissen noodzakelijk de conclusie volgt.

o Premisse: De argumenten waaruit de conclusie wordt afgeleid.

o Maior : De eerste, algemene premisse

o Minor – De tweede premisse, die iets zegt over bijzondere gevallen waarop de algemene premisse van toepassing zou moeten zijn.

o Middenterm : De term die in beide premissen voorkomt. modus ponens – een bepaalde redeneringsvorm.

- Modus ponens: (Als P dan Q en Q is het geval).

- Modus tollens : (Als P, dan Q en Q is niet het geval

- Officia oratoris : De vijf fasen in de voorbereiding van een redevoering bedoeld.

- Propositielogica: De vorm van logica waarbij hele zinnen (zolang ze niet samengesteld zijn) worden vervangen door propositieletters. De beweringsinhoud speelt in de propositielogica geen rol.

o Propositie : een basiszin is die uit één enkelvoudige bewering bestaat en die bovendien waar is óf onwaar.

o Propositieletters : Letters die symbool staan voor een propositie. Meestal worden de letters p en q gebruikt.

- Redeneerschema : Een schema waarin de structuur van een redenering duidelijk wordt gemaakt, door de premissen boven elkaar boven een streep worden geplaatst, en de conclusie daaronder.

- Redenering : Een aaneenschakeling van argumenten ter ondersteuning van een standpunt. Het standpunt vormt de conclusie van de redenering.

- Retorica : Discipline die zich bezighoudt met de overtuigingskracht van een argumentatie.

- Retorische middelen : Middelen die een spreker kan inzetten om zijn argumentatie kracht bij te zetten.

o Verbaal: woordkeus , drogredenen

o Non-verbaal: Mimiek ,intonatie


- Retorische situatie/communicatie : De concrete situatie waarin iemand (een spreker of schrijver) een publiek (lezers, toehoorders) van een gedachte of opvatting (zijn standpunt) probeert te overtuigen (het doel). De speciale vorm van communicatie die je gebruikt in zo’n situatie heet retorische communicatie.

- Signaalwoord : Woorden waaraan je een standpunt of argument kunt herkennen, zoals ‘want’, ‘omdat’, ‘ik vind’ enzovoort. Ze worden vaak weggelaten.

- Tautologie :Een logische formule die onder alle omstandigheden waar is, zeer nietszeggend

- Verzwegen argument/premisse : stappen in een redenering die in het dagelijks taalgebruik worden weggelaten omdat de deelnemers aan een gesprek of discussie deze impliciet meedenken.

- Waarheidstafel : Hierin vul je de waarheidswaarden van afzonderlijke beweringen in. Je kunt zo in één oogopslag zien in welke gevallen een bepaalde logische structuur waar of onwaar is.

- Waarheidswaarde : Er zijn twee waarheidswaarden die je met twee cijfers aanduidt in een waarheidstafel. 0> onwaar 1> waar

REACTIES

A.

A.

ikhouvanje!

13 jaar geleden

L.

L.

Ik ook.

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.