Filosofie H1 blz. 21-33
Plato
Er is een onveranderlijke kern à de menselijke ziel (onveranderlijk en onsterfelijk)
Ziel bestaat uit:
- De rede (gouden deel) à heeft de leiding, maar kan begeerte moeilijk in bedwang houden
- Het gemoed (zilveren deel)
- De begeerte (bronzen deel)
Negatief over lichaam: ‘Lichaam is kerker van de ziel’
Twee werelden:
- Onstoffelijke wereld van de ziel en zuivere ideeën
- Materiële wereld van het lichaam
Dualistisch = er zijn twee substanties (Plato en westerse filosofie)
Monisme = alles bestaat uit dezelfde substantie (Aristoteles)
Descartes
Cartesiaans dualisme = scheiding tussen lichaam en geest
Lichaam is stoffelijk en neemt ruimte in. (res extensa)
Geest is onstoffelijk en neemt geen ruimte in. (res cogitans)
Pijnappelklier maakt de enige verbinding tussen lichaam en geest.
La Mettrie
Tegen cartesiaans dualisme
àals je ziek bent merk je dat lichaam en geest elkaar beïnvloeden
Materialisme = mens is ingewikkelde machine. Denken en voelen zijn processen in de hersenen die scheikundig te verklaren zijn.
Door te voeren op: Determinisme = alles wat wij denken en doen wordt bepaald door stofjes en processen waar wij zelf geen invloed op hebben. Onze vrije wil is illusie.
Spinoza
Eén substantie à God/natuur
Twee aspecten (verschijnselen van God) à denken en lichamelijke
Kant
Probleem van cartesiaans dualisme: kloof tussen binnenwereld (geest, is alleen voor onszelf toegankelijk) en buitenwereld (lichaam, tussen alle andere dingen in buitenwereld)
Kant maakt onderscheid tussen waarneming en objecten zelf à wij kennen alleen de manier waarop de wereld verschijnt via onze waarneming.
Husserl
Fenomenologie = onderscheid tussen dingen die we ervaren (fenomenen) en hoe de dingen los van onze ervaringen zijn.
àwe moeten ons volgen Husserl alleen richten op onze ervaringen.
Intentionaliteit = het bewustzijn is altijd op iets anders gericht dan op zichzelf. Je kunt niet denken zonder iets te denken of zien zonder iets te zien.
Plessner
Fenomenologische methode.
Hij bekijkt op welke manier dingen, planten, dieren en mensen zich verhouden tot hun omgeving.
Levenloze dingen: kunnen omgeving niet zelf vormgeven
Planten: er is maar één soort reactie mogelijk
Dieren: Centrisch = koppelt alles wat het doet terug naar ‘centrum’.
Mensen: ook centrisch, maar weet dat hij het centrum van zijn activiteiten is. Excentrisch = kunnen als buitenstaander naar zichzelf kijken.
Lichaam is uitgangspunt.
Menselijke natuur is dubbelzinnig maar niet gespleten.
Merleau-Ponty
Fenomenologische methode.
Lichaam is uitganspunt. Eerst is er het lichaam, dan pas het denken.
‘decentreren van subject’ = mensen staan niet tegenover de wereld maar ín de wereld. Ze zíjn hun lichaam in plaats van dat ze hun lichaam hébben.
Het lichaam bepaalt hoe we de wereld waarnemen. (bijv. als je klein bent, heb je letterlijk een ander standpunt dan als je lang bent)
Nietzsche
Mens moet leven zelf vormgeven.
Dat de mens intellectuele capaciteiten heeft ontwikkeld is puur uit noodzaak om te overleven.
Mens is verder een zwak dier.
Putman
Mens verhoudt zich op de zelfde manier tot de hersenen als de software tot de computer verhoudt.
Kunnen we dan de geest niet namaken? Een computer die kan denken?
Turing
Grondlegger moderne computer.
Hij voorspeld dat het in de 20e eeuw heel normaal zal zijn om over ‘denkende machines’ te spreken.
àmaar dan moet het wel duidelijk zijn wat we daarmee bedoelen.
Turingtest = test om te onderzoeker of een ondervrager kan merken of hij een echt mens ondervraagt of een computer.
Searle
Computers doen niets anders dan de regels volgen die zijn geprogrammeerd. De computer heeft geen enig idee van betekenis. Volgens Searle is dit niet genoeg om te zeggen dat een computer kan denken of begrip heeft.
Dennett
Is het mogelijk om een menselijk robot te maken? Heeft zo’n robot vrijheid?
Freud en Darwin
Deternisme = de mens wordt bepaald door iets waar hij geen invloed op heeft en is dus niet vrij. (Freud – driften en Darwin – erfelijke factoren)
Nature-nurture kwestie = worden we bepaald oor onze genen of door onze opvoeding en omgeving.
Locke
Tabula rasa –theorie = alleen de ervaring en dus de omgeving maakt ons tot wat we zijn.
Structuralisme = onze toevallige plaats in de maatschappij is bepalend voor wie wij worden.
Sartre
Existentialisme = het bijzonder van de mens-zijn is dat we niet gedetermineerd zijn, maar vrij.
àMensen hebben altijd een keuze en daarom alle verantwoordelijkheid voor hun eigen leven.
Het menselijke bestaan betekent keuzes maken. Onze essentie ligt niet vast. We kunnen zelf kiezen wie we zijn.
De natuur valt met zichzelf samen en is zich niet bewust van zichzelf. (En soi = op zich)
Mensen zijn zich bewust van hun bestaan. (pour soi = voor zich)
Emoties zijn een manier om de werkelijkheid te ontvluchten, door de beleving van de werkelijkheid te veranderen.
Beauvoir
‘je wordt niet als vrouw geboren, maar als vrouw gemaakt’
Feminisme = de biologische verschillen tussen man en vrouw zijn geen rechtvaardiging voor sociale, culturele of economische verschillen. Biologische verschillen zijn dus niet doorslaggevend.
Het is onmogelijk om in je eentje vrij te zijn. Je bent pas vrij in een vrije wereld, waarin ook alle anderen vrij zijn.
Irigaray
Seksuele differentie = het gaat juist om de verschillen tussen man en vrouw.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden