Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas havo/vwo | 628 woorden
  • 17 juni 2013
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 6
13 keer beoordeeld

Woordjes

1.

 to promise

beloven

2.

 law

wet

3.

 to drop

laten vallen

4.

 carpet

tapijt

5.

 rope

koord

6.

 You've got the picture.

Je snapt het!

7.

 daredevil

waaghals

8.

 since

aangezien

9.

 to show around

rondleiden

10.

 scared of heights

hoogtevrees hebben

11.

 hot spring

geiser

12.

 crazy

gek

13.

 skydiving

parachutespringen

14.

 probably

waarschijnlijk

15.

 freeway

autosnelweg

16.

 voice

stem

17.

 to have in mind

in gedachten hebben

18.

 certainly

zeker

19.

 to repeat

herhalen

20.

 road map

wegenkaart

21.

 vacancy

een plaats vrij

22.

 to tie

vastbinden

23.

 I'd rather not

ik liever niet

24.

 might

zou misschien kunnen

25.

 trouble

moeite

Xpressions

1.

To take off

Opstijgen

2.

Pull it towards you

Trek het naar je toe

3.

It was unforgettable

Het was onvergetelijk

4.

You've got the picture

Jij begrijpt het

5.

What's he like?

Wat is hij voor persoon?

6.

To show someone around

Iemand een rondleiding geven

7.

24/7

Dag en nacht

8.

Mustn't grumble

Niet mopperen

9.

To make a booking

Een reservering doen

10.

Any time will do

Het tijdstip is altijd goed

11.

Can you make it on time?

Kun je er op tijd zijn?

12.

Could you repeat that?

Kunt u dat herhalen?

Grammatica

Past continuous (ing-vorm verleden tijd)

De ing-vorm verleden tijd gebruik je voor iets wat in het verleden gebeurde en enige tijd duurde.

Je gebruikt hierbij:    to be verleden tijd + tegenwoordig deelwoord        + ing.

                                   was/were                 + bijv. watch (kijk)                          + ing.

 Past simple

De past continuous gebruik je vaak samen met de past simple. De past simple gebruik je voor de korter durende handeling, die als het ware middenin de langer durende valt of de langer durende onderbreekt.

Voorbeeld PC+PS:  When he was redecorating the room, his father came in.

                                   Vader kwam maar één keer binnen, en is dus de past simple.

 Comparisons (vergelijkingen)

Je gebruikt ‘as … as’ als iets net zo snel, veilig, groot, als iets anders is.

Tim can swim as fast as Jacky.

Je kan een werkwoord ook vergroten. Leuk à Leuker à Leukst.

In het Engels gaat dat zo:

 

Vergrotende trap

Overtreffende trap

Strong

Stronger than

 

Strongest than

 

High

Higher than

 

Highest than

 

Bij woorden eindigend op ‘y’ komt er ‘-ier’ en ‘iest’ achter.

Jack is lazier than Tim. John is the laziest of them al.

Woorden die eindigen op ‘-e’ krijgen ‘-r’ en ‘-st’.

Swimmigen is safer than bungee jumping Playing chess is the safest sport.

Bij kortklinkende woorden die uit één lettergreep bestaan en eindigen op één enkele medeklinker, verdubbelt deze medeklinker.

Big à Bigger à Biggest

Fat à Fatter à Fattest

Er zijn ook nog een paar uitzonderingen, voor ‘het SO’ moet je deze weten:

 

Vergrotende trap

Overtreffende trop

Good

Better

Best

Bad

Worse

Worst

Much/many

More

Most

Old

Older/elder

Oldest/eldest

Many is meervoud van much.

Elder/Eldest wordt vooral gebruikt voor familierelaties: My eldest brother.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.