Woordjes
1.
to promise
beloven
2.
law
wet
3.
to drop
laten vallen
4.
carpet
tapijt
5.
rope
koord
6.
You've got the picture.
Je snapt het!
7.
daredevil
waaghals
8.
since
aangezien
9.
to show around
rondleiden
10.
scared of heights
hoogtevrees hebben
11.
hot spring
geiser
12.
crazy
gek
13.
skydiving
parachutespringen
14.
probably
waarschijnlijk
15.
freeway
autosnelweg
16.
voice
stem
17.
to have in mind
in gedachten hebben
18.
certainly
zeker
19.
to repeat
herhalen
20.
road map
wegenkaart
21.
vacancy
een plaats vrij
22.
to tie
vastbinden
23.
I'd rather not
ik liever niet
24.
might
zou misschien kunnen
25.
trouble
moeite
Xpressions
1.
To take off
Opstijgen
2.
Pull it towards you
Trek het naar je toe
3.
It was unforgettable
Het was onvergetelijk
4.
You've got the picture
Jij begrijpt het
5.
What's he like?
Wat is hij voor persoon?
6.
To show someone around
Iemand een rondleiding geven
7.
24/7
Dag en nacht
8.
Mustn't grumble
Niet mopperen
9.
To make a booking
Een reservering doen
10.
Any time will do
Het tijdstip is altijd goed
11.
Can you make it on time?
Kun je er op tijd zijn?
12.
Could you repeat that?
Kunt u dat herhalen?
Grammatica
Past continuous (ing-vorm verleden tijd)
De ing-vorm verleden tijd gebruik je voor iets wat in het verleden gebeurde en enige tijd duurde.
Je gebruikt hierbij: to be verleden tijd + tegenwoordig deelwoord + ing.
was/were + bijv. watch (kijk) + ing.
Past simple
De past continuous gebruik je vaak samen met de past simple. De past simple gebruik je voor de korter durende handeling, die als het ware middenin de langer durende valt of de langer durende onderbreekt.
Voorbeeld PC+PS: When he was redecorating the room, his father came in.
Vader kwam maar één keer binnen, en is dus de past simple.
Comparisons (vergelijkingen)
Je gebruikt ‘as … as’ als iets net zo snel, veilig, groot, als iets anders is.
Tim can swim as fast as Jacky.
Je kan een werkwoord ook vergroten. Leuk à Leuker à Leukst.
In het Engels gaat dat zo:
Vergrotende trap
Overtreffende trap
Strong
Stronger than
Strongest than
High
Higher than
Highest than
Bij woorden eindigend op ‘y’ komt er ‘-ier’ en ‘iest’ achter.
Jack is lazier than Tim. John is the laziest of them al.
Woorden die eindigen op ‘-e’ krijgen ‘-r’ en ‘-st’.
Swimmigen is safer than bungee jumping Playing chess is the safest sport.
Bij kortklinkende woorden die uit één lettergreep bestaan en eindigen op één enkele medeklinker, verdubbelt deze medeklinker.
Big à Bigger à Biggest
Fat à Fatter à Fattest
Er zijn ook nog een paar uitzonderingen, voor ‘het SO’ moet je deze weten:
Vergrotende trap
Overtreffende trop
Good
Better
Best
Bad
Worse
Worst
Much/many
More
Most
Old
Older/elder
Oldest/eldest
Many is meervoud van much.
Elder/Eldest wordt vooral gebruikt voor familierelaties: My eldest brother.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden