Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Grammatica uitleg Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 805 woorden
  • 21 augustus 2008
  • 69 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
69 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1

Bij de present simple

komt erbij he, she, it een s achter het werkwoord. Je gebruikt het om te zeggen dat iets een feit of gewoonte is of dat iets regelmatig gebeurt. De present simple van tot be is am, are of is. De Present Simple van to have (got) bij he, she, it is has (got).
Voorbeeld zin
I Like tea
He likes tea (he is een s er achter)

Present continuous

Bestaat uit een vorm van to be (am, are, is) gevolgd door een werkwoord waaraan –ing is toegevoegd. Je gebruikt het als het nu aan de gang is of dat iemand iets NU aan het doen is. Je gebruikt het ook om aan te geven dat iets binnenkort gaat gebeuren. Het gaat dan om dingen die zijn georganiseerd of afgesproken
Voorbeeld zin

I am watching (nog steeds bezig, ing achter)
Tomorrow I’m giving a party (het gaat om een feest dat je heb georganiseerd)

Past simple

Je maakt de past simple door –ed achter het werkwoord te zetten.
Veel werkwoorden krijgen in de past simple geen –ed maar hebben een onregelmatige vorm. Je gebruikt de past simple om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en nu afgelopen is. Je gebruikt het dan ook nog de woorden die er mee te maken hebben zoals : this morning, yesterday, a week ago, last month, in 1999.
Voorbeeld zin
I Worked in Washington( -ed achter het werkwoord)
We camped in Spain last year.

Hoofdstuk 2

De Present Perfect bestaat uit have+ voltooid deelwoord. Bij he,she,it word het geen have maar has+ voltooid deelwoord.
Je gebruikt Present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en tot nu toe voorduurt. Vaak gebruik je dan ook een van de volgende woorden in de zin: Since, for, always, ever, never, how long?
Je gebruikt het om dan aan te geven dat iets is gebeurd waarvan je NU het resultaat ziet
Voorbeeld zin:

I have lived here since 1996 (nog steeds bezig)

Will

Je gebruikt will om te zeggen dat iets in de toekomst zal gebeuren. In een gesprek gebruik je verkorte vormen: ‘ll voor will en won’t voor will not.
Voorbeeld zin
It will be sunny tomorrow (voorspelling van het weer in de toekomst)
We’ll have sunny spells tomorrow (verkorting)

To be going to

Je gebruikt am,is of are + going to + een werkwoord om te zeggen dat iemand iets van plan is.
Je gebruikt to be going to ook om aan te geven dat je verwacht dat er iets gaat gebeuren.
Voorbeeld zin
I’m going to swim this afternoon (je verteld wat je van plan bent)
I think it’s going to be cold (je verwacht dat het koud gaat worden)

Can

Je gebruikt can om te zeggen dat iemand iets kan. Bij he, she en it krijgt can GEEN –s
Voorbeeldzin

I can swim (je vertelt dat je kan zwemmen)
Met Can I? vraag je of iets mag
Voorbeeld zin
Can I come over? (je vraagt om je langs mag komen)
Met Can you? Kun je iemand ook vragen iets te doen
Can you say that again, please (je vraagt om je het nog een keer wilt zeggen)

Could

Als je beleefd wilt zijn, gebruik je in vragen could in plaats van can. In het Nederlands zeg je dan zou kunnen.
Voorbeeld zin
Could I come right now? (op een beleefde manier vragen of je nu mag komen)
Could kun je gebruiken om aan te geven dat iets mogelijk is. In het nederlands gebruik je dan vaak “zou kunnen”. In plaats van could kun je hier ook may of might kunnen gebruiken.
Voorbeeld zin
It could happen to anyone (je geeft aan dat het iedereen kan overkomen)
Met could kun je ook advies geven. In plaats van could kun je hier ook might gebruiken

Voorbeeld zin
You could eat less fat. (je geeft aan dat je minder vet moet eten)
Could wordt ook gebruikt als de verleden tijd van can
Voorbeeld zin
He could swim when he was five (je geeft aan dat hij op zijn vijfde al kon zwemmen)

Bijvoegelijke naamwoorden en bijwoorden

Door –ly achter een bijvoegelijk naamwoord te zetten krijg je een bijwoord
Voorbeeld zin
Beautiful – beautifully
-le wordt –ly (terrible-terribly)
Als het eindigt (het woord) met een medeklinker –y wordt –ily(easy-easily)
-ic wordt –ically (fantastic-fantastically)
De bijwoorden fast (he drives fast),hard (They always Works hard) en long(this won’t take long) eindigen niet op –ly.
Bij het bijvoegelijk naamwoord good hoort het bijwoord well(He’s a good player- He plays well)
Je gebruikt een bijwoord als je wilt zeggen hoe iemand iets doet. Het bijwoord zegt dan iets over het werkwoord.

Voorbeeld zin
How does he sing?- He sings wonderfully
Na to be, to taste, to smell, to look, to feel, to sound krijg je een bijvoegelijk naamwoord.
Voorbeeld zin
This is easy. (is is van to be, dan krijg je een bijvoegelijk naamwoord zoals in deze zin easy)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.