Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema 3

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 865 woorden
  • 17 april 2003
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
15 keer beoordeeld

HD 3 en 4+ voorbereiding SO2 11.1 De JWGO( jeugdwerkgarantie-organisatie) is een stichting waar je terechtkan als je 6 maanden of meer werkloos ben geweest. De JWGO probeert dan een geschikte baan voor je te zoeken. 11.3 Werk zorgt niet alleen voor je inkomen maar ook voor zelfontplooiing en het geeft je een bepaalde statusà contact met andere mensen en je doet actief mee met de maatschappij. Min. loon: Geen werkgever mag zijn werknemers minder betalen dan het min. loon à ong. 4% ontvangt het min. loon. De regering bedenkt regelingen en projecten om de werkeloosheid tegen te gaan; er zijn hier alleen al zoveel van dat de regering een wet aan het opstellen is, nl. de Wet Inschakeling van Werkzoekenden (WIW) 12.1 de arbeidsmarktà het geheel van vraag naar en aanbod van arbeidskrachten; werkenden en werkzoekenden bieden hun arbeid aan op de arbeidsmarkt. Nederland heeft zo’n 15,5 miljoen inw. De groep tussen de 15 en 64 jr. is de potentiële beroepsbevolking (10,5 miljoen pers.) Hiervan willen en kunnen 7 miljoen pers. minstens 12 uur per week werkenà de beroepsbevolkingà ingedeeld in 2 categorieënà de onafhankelijke en de afhankelijkeà laatstgenoemde zijn de personen in loondienst en de werklozen. Je kunt de beroepsbevolking in personen uitdrukken maar ook in arbeidsjarenà Het aantal uren dat een dat een fulltimer gewoonlijk in een jaar werkt. In ons land zijn er relatief weinig economisch actieven. Dit komt door het hoge aantal economisch inactieven (uitkeringsgerechtigden) De verhouding tussen deze beide groepen kan je uitrekenen met I/a-ratio ( Inactieven/ actieven= verhouding. Je hebt ook de het P/a-ratioà aantal personen/arbeidsjaar. 12.2 een flexwerker is iemand met een flexibel contractà bijv 20 tot 30 uur in de week. Hoe meer flexwerkers, hoe hoger het p/a-ratio. Zolang de productiecapaciteit groot genoeg is, hangt de productie in Nederland af van de effectieve vraagà De totale vraag naar goederen die een land worden geproduceerd. Dit bepaalt dus indirect de hoogte van de werkgelegenheid in arbeidsjaren
Bij de ATV komt er een lagere arbeidsproductiveit per persoon per jaarà kan gepaard gaan met bedrijfstijdverlengingà bedrijven zijn meer uren open. De loonhoogte is om 2 redenen van invloed op de werkgelegenheidà als inkomen voor de ontvanger en het hoort bij de kosten, voor wie het moet betalen. 12.3 wanneer het aanbod groter is dan de vraag naar arbeidskrachten, is er voor een deel van de beroepsbevolking geen werkà geregistreerde werkloosheidà § Als je tot de potentiële beroepsbevolking hoort. § Geen of minder dan 12 uur per week betaald werk hebt. § Ingeschreven bij een arbeidsbureau. § Als je direct beschikbaar bent voor minstens 12 uur in de week

Naast geregistreerde werkloosheid is er ook § Verborgen werkloosheidà werkeloosheid die niet tot uitdrukking komt in de werkeloosheid statistieken van het CBS. § Frictiewerkloosheid à werkeloosheid door onzorgvuldig gedrag van het arbeidsbureau of de duur van het sollicitatiegesprek. § Seizoenswerkloosheidà Werkeloosheid door seizoensgebonden werk. § Structurele werkloosheidà werkeloosheid vanwege geen of geen geschikte arbeidsplaats is. § Kwantitatieve structuur werkloosheidà als er absoluut tekort is aan arbeidsplaatsen. § Kwalitatieve structuur werkloosheidà als er veel werklozen zijn én tegelijkertijd veel vacatures, dan is het niet het probleem dat er geen banen zijn, maar geen geschikte banen zijn. § Conjunctuurwerkloosheidà werkloosheid door het gevolg van onderbestedingà de effectieve vraag was te laag in verhouding met de productiecapaciteit. 13.1 wekgevers zijn gebonden aan CAO afspraken. De CAO’s afgesproken loonstijging hangt samen met § De inflatieà als het (netto) loon van werknemers bij 3% inflatie ook 3% stijgt, blijft hun koopkracht op peil. Zo’n loonstijging als vergoeding voor de inflatie noem je prijscompensatie. § De stijging van de arbeidsproductiviteità als werknemers meer produceren, kan hun loon stijgen zonder dat de kosten per product stijgenà initiële loonstijgingà een reële loonstijging met dezelfde functieà je gaat in koopkracht vooruit. Inflatie en arbeidsproductiviteitsstijging vormen samen de loonruimte. Contractlonenà lonen die in de CAO geregeld zijn. Incidentele loonstijgingenà loonstijging vanwege promotie, overwerk e.d. Hierdoor stijgt het loon van een werknemer vaak meer dan de loonruimte. 14.1 Als je werkt, zijn er 4 mogelijkheden: 1. Je hebt een baan bij een particulier bedrijf
2. Je bent ambtenaar
3. Je werkt in de G+G-sector
4. Je werkt als zelfstandige
Meer dan 60% van NL werkt in de particuliere sector. Ondernemingen nemen mensen aan om winst te maken en om goed te kunnen concurreren met andere bedrijven. 14.2 Een belangrijke doelstelling van de regering is weer volledige werkgelegenheid. Als de regering de bestedingen probeert te beïnvloeden, spreek je van begrotingsbeleid. Anticyclisch begrotingsbeleid àwaarmee de regering tegen de conjunctuur in gaat, is niet het enige middel om de effectieve vraag bij te sturen à een rentedaling kan ook een bijdrage leveren. Anticyclisch begrotingsbeleid en het rentebeleid vormen samen het conjunctuurbeleidàhiermee stuurt de regering de effectieve vraag bij. Niet alleen als doel om volledige werkgelegenheid te bereiken, maar ook om inflatie te bestrijden. 14.3 Structuurwerkeloosheid wordt bestreden met het structuurbeleid (gericht op de structuur van de economie). De regering beinvloedt de beschikbare hoeveelheid kwaliteit van de productefactoren. Met regionaal beleid probeert de regering de economische bedrijvigheid van de bepaalde regio’s te stimuleren. Het arbeidsmarktbeleid is er opgericht om kenlpunten tegen te gaan, zoals: je woont in een regio waar geen vacatures zijn of je mist een goede vooropleiding. Nog meer manieren om structuurwerkeloosheid tegen te gaan zijn: § Verbeteren van investeringsklimaat: zo laag mogelijke productiekosten. § Het technologiebeleid: het aanzetten van noodzakelijke vernieuwing van product en productproces. § Een betere infrastructuur.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.