Economie Hoofdstuk 4: Productie door de overheid
4.1
Collectieve sector
Overheid >Rijk+Lage overheden Gefinancieerd uit de schatkist
>Socialeverzekeringsfondsen:volksverzekering en Werknemersverzekeringen
Gefinancieerd d.m.v. premieheffing
Schatkist: belastingontvansten, niet-belastingontvangsten, leningen.
collectievelastendruk= (totale ontvangsten collectieve sector)/(bruto binnenlands product) x 100%
Belastingdruk en premiedruk: niet-belastingontvangst+belastingontvangst
collectieveuitgavenquote= (totale uitgaven collectieve sector)/(bruto binnenlands product) x100%
4.2
Waarde overheidsproductie> ambtenarensalarissen
Collectieve uitgaven
Overheidsuitgaven Inkomensoverdrachten
socialeverzekeringen
Overheidsbestedingen Overdrachtsuitgaven
Overheidsconsumptie Overheids
Investeringen Inkomensoverdracht
Via overheid
Ambtenarensalarissen Materiële overheids- consumptie
4.3
Inkomsten overheid
Belastingontvansten Niet-belasting ontvangsten
Directe belasting Indirecte belasting
Directe belasting
Loon en inkomstenbelasting -> loonheffing
Progressief: hoe meer inkomen hoe meer belasting.
Box 1: inkomen werk en woning (loon+eigenwoningforfait-fietsaftrek-hypotheekrente) berekend met schijventarief.
Heffingskorting: korting op te betalen belasting, hangt van het inkomen af.
Gemiddelde belastingdruk: totaal betalen belasting uitgedrukt in een percentage van inkomen.
Marginale belastingdruk: percentage te betalen aan de fiscus over elk extra inkomen.
Box 2: inkomen aanmerkelijk belang.(aandelen in een NV of BV)
Box 3: inkomen sparen en beleggen
Berekend op basis van gemiddeld vermogen van belastingplichtige in een jaar
Vermogen: verschil tussen waarde bezittingen en schulden.
Vermogensrendementheffing: fictief vast rendement ipv werkelijke ontvangsten interest en dividend
Vennootschapsbelasting
Indirecte belastingen
Omzetbelasting of BTW
Accijnzen
Invoerrechten
Niet-belastingontvangsten (inkomens buiten directe/indirecte belasting)
Retributies: betalingen aan de overheid voor een duidelijke tegenprestatie(vb. onderwijsgeld)
Belastingheffing
Draagkrachtbeginsel: hoe meer inkomen, hoe meer belasting men moet afragen.
Profijtbeginsel: als men betaalt, dan profiteert men daarvan (vb. retributies)
4.4
Begrotingstekort (wordt aangevuld door lenen)
Financieringsbehoefte: het bedrag dat de overheid in een jaar leent.
Financieringstekort: het bedrag waarmee de staatsschuld toeneemt.
Begrotingssaldo: het verschil tussen totale overheidsuitgaven en inkomsten.
Financieringssaldo: het begrotingstekort verminderd met aflossing op de staatsschuld.
Begrotingsoverschot (inkomsten groter dan de uitgaven, staatsschuld neemt af)
EMU-saldo: saldo van alle (ook verzekeringsfondsen) inkomsten en uitgaven van de overheid.
Staatsschuld
staatsschuldquote= staatsschuld/(bruto binnenlands product) x 100%
Gevolgen (te) hoge staatsschuldquote
Te hoge rente, het veel lenen van geld, stijgende rente
Omvang begrotingssaldo
(Tekort niet toegestaan, guldenfinancieringsregel, anticyclisch begrotingsbeleid, structurele begrotingsbeleid, bezuinigingsbeleid en)trendmatige begrotingsbeleid-> uitgaven voor 4 jaar vastgesteld.
4.5
Wig: het verschil tussen loonkosten voor de ondernemer en het nettoloon voor de werknemer.
wig= (loonkosten-nettoloon)/loonkosten
Te hoge collectieve lasten:
Ontmoedigende werking op arbeidsaanbod (het afdragen van veel belasting)
Te hoge loonkosten werkgever(hoge arbeidskosten-> kapitaal vervangt werk: werkeloosheid)
Aantasting concurrentiepositie(hogere arbeidskosten, hogere prijzen)
Gevolgen overheidsontvangsten(verhoging belastingdruk, minder belastingopbrengsten)
Ontwijking: bedrijven vestigen in buitenland, mensen schilderen zelf ipv een schilder inhuren
Ontduiking: illegaal iemand inhuren
Afwenteling: werknemers eisen hogere brutolonen> belastingverhoging bedrijven.
Demotivatie: niet stimuleren arbeidsparticipatie.
Collectieve sector reageert hierop..
Bezuinigingen collectieve uitgaven
Deregulering > minder regels
Privatisering> aandelenbezit verminderd
4.6
Inkomsten EU:
Een deel van de BTW
Douanerechten
Heffing op grond van de omvang nationaal product
Uitgaven: landbouw en visserij (en regionale steunverlening)
4.1
Collectieve sector
Overheid >Rijk+Lage overheden Gefinancieerd uit de schatkist
>Socialeverzekeringsfondsen:volksverzekering en Werknemersverzekeringen
Gefinancieerd d.m.v. premieheffing
Schatkist: belastingontvansten, niet-belastingontvangsten, leningen.
collectievelastendruk= (totale ontvangsten collectieve sector)/(bruto binnenlands product) x 100%
Belastingdruk en premiedruk: niet-belastingontvangst+belastingontvangst
collectieveuitgavenquote= (totale uitgaven collectieve sector)/(bruto binnenlands product) x100%
Waarde overheidsproductie> ambtenarensalarissen
Collectieve uitgaven
Overheidsuitgaven Inkomensoverdrachten
socialeverzekeringen
Overheidsbestedingen Overdrachtsuitgaven
Overheidsconsumptie Overheids
Investeringen Inkomensoverdracht
Via overheid
Ambtenarensalarissen Materiële overheids- consumptie
4.3
Inkomsten overheid
Belastingontvansten Niet-belasting ontvangsten
Directe belasting Indirecte belasting
Directe belasting
Loon en inkomstenbelasting -> loonheffing
Progressief: hoe meer inkomen hoe meer belasting.
Box 1: inkomen werk en woning (loon+eigenwoningforfait-fietsaftrek-hypotheekrente) berekend met schijventarief.
Heffingskorting: korting op te betalen belasting, hangt van het inkomen af.
Marginale belastingdruk: percentage te betalen aan de fiscus over elk extra inkomen.
Box 2: inkomen aanmerkelijk belang.(aandelen in een NV of BV)
Box 3: inkomen sparen en beleggen
Berekend op basis van gemiddeld vermogen van belastingplichtige in een jaar
Vermogen: verschil tussen waarde bezittingen en schulden.
Vermogensrendementheffing: fictief vast rendement ipv werkelijke ontvangsten interest en dividend
Vennootschapsbelasting
Indirecte belastingen
Omzetbelasting of BTW
Accijnzen
Invoerrechten
Niet-belastingontvangsten (inkomens buiten directe/indirecte belasting)
Retributies: betalingen aan de overheid voor een duidelijke tegenprestatie(vb. onderwijsgeld)
Belastingheffing
Draagkrachtbeginsel: hoe meer inkomen, hoe meer belasting men moet afragen.
Profijtbeginsel: als men betaalt, dan profiteert men daarvan (vb. retributies)
4.4
Begrotingstekort (wordt aangevuld door lenen)
Financieringstekort: het bedrag waarmee de staatsschuld toeneemt.
Begrotingssaldo: het verschil tussen totale overheidsuitgaven en inkomsten.
Financieringssaldo: het begrotingstekort verminderd met aflossing op de staatsschuld.
Begrotingsoverschot (inkomsten groter dan de uitgaven, staatsschuld neemt af)
EMU-saldo: saldo van alle (ook verzekeringsfondsen) inkomsten en uitgaven van de overheid.
Staatsschuld
staatsschuldquote= staatsschuld/(bruto binnenlands product) x 100%
Gevolgen (te) hoge staatsschuldquote
Te hoge rente, het veel lenen van geld, stijgende rente
Omvang begrotingssaldo
(Tekort niet toegestaan, guldenfinancieringsregel, anticyclisch begrotingsbeleid, structurele begrotingsbeleid, bezuinigingsbeleid en)trendmatige begrotingsbeleid-> uitgaven voor 4 jaar vastgesteld.
4.5
Wig: het verschil tussen loonkosten voor de ondernemer en het nettoloon voor de werknemer.
wig= (loonkosten-nettoloon)/loonkosten
Ontmoedigende werking op arbeidsaanbod (het afdragen van veel belasting)
Te hoge loonkosten werkgever(hoge arbeidskosten-> kapitaal vervangt werk: werkeloosheid)
Aantasting concurrentiepositie(hogere arbeidskosten, hogere prijzen)
Gevolgen overheidsontvangsten(verhoging belastingdruk, minder belastingopbrengsten)
Ontwijking: bedrijven vestigen in buitenland, mensen schilderen zelf ipv een schilder inhuren
Ontduiking: illegaal iemand inhuren
Afwenteling: werknemers eisen hogere brutolonen> belastingverhoging bedrijven.
Demotivatie: niet stimuleren arbeidsparticipatie.
Collectieve sector reageert hierop..
Bezuinigingen collectieve uitgaven
Deregulering > minder regels
Privatisering> aandelenbezit verminderd
4.6
Inkomsten EU:
Een deel van de BTW
Douanerechten
Heffing op grond van de omvang nationaal product
Uitgaven: landbouw en visserij (en regionale steunverlening)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden