Paragraaf 1.1, 1.2 en 1.3

1.1:

Het begrip huishouden betekent in het dagelijkse taalgebruik iets anders dan in de economische wetenschap. In het normale taalgebruik is een huishouden een gezin met of zonder kinderen; in de economische wetenschap is het elke eenheid die zelfstandig economische beslissingen maakt. Economische beslissingen zijn bijna altijd beslissingen waarin het gaat om keuzes als; wat voor werk wil ik doen, hoe lang, waaraan besteed ik vrije tijd enz. Gezinshuishoudingen zijn voor economen erg interessant, zij willen van de huishoudens antwoord op bovenstaande vragen. Bedrijfshuishoudingen zijn ondernemingen die producten of diensten aanbieden.

1.2:

Jongeren krijgen het meeste geld van hun inkomen uit zakgeld & bijbaantjes. Zakgeld is een overdrachts- en bijbaanloon is een primair inkomen. Ook volwassenen werken met hetzelfde systeem. Hebben ze voor hun geld gewerkt, is dat primair inkomen. Daarvan moeten ze 40% aan de belasting en overheid afstaan. Dat geld wordt vervolgens gebruikt om bijvoorbeeld de uitkeringen en subsidies te betalen, zoals AOW of huursubsidie. Alimentatie valt NIET onder overdrachtsinkomen!!!

1.3:

Bedrijven die een winkel willen openen zoeken eerst uit of er in die buurt gelijksoortige winkels zijn, en hoe de huishoudens er samengesteld zijn en wat ze te besteden hebben. Door middel van reclame proberen bedrijven klanten te trekken. Reclame kan op veel verschillende manieren worden gemaakt, zoals met de huis-aan-huispost of directe reclame. Reclame valt onder marketing. Voor mensen die geen huis-aan-huispost willen hebben zijn er speciale ja-nee en nee-nee stickers voor op de brievenbus.