Levensloop

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1465 woorden
  • 5 juli 2017
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Hoofdstuk 1

Opofferingskosten: De waarde van datgene wat we opofferen om iets te verkrijgen. We kiezen het alternatief met de hoogste waarde. De opofferingskosten bestaan uit de waarde van het op een na beste alternatief.

Bedrag uitgedrukt in euro's-->Nominaal. Voor de bepaling van de veranderingen in koopkracht is niet alleen de verandering van de nominale waarde, maar ook de verandering van de prijzen van belang.

Als het elkaar niet vertrouwen de overhad heeft is een gevangenendilemma een niet-coöperatief spel. Als ze dit wel doen, dan is het een coöperatief spel.

Het herhalen van het spel heeft invloed op de strategie. De coöperatieve strategie, waarin de een dus precies hetzelfde doet als de ander, staat beken als tit-for-tat. Je begint dus met samenwerken, maar als je tegenspeler van strategie verandert en niet meer samenwerkt, straf je die onmiddellijk door ook niet meer samen te werken. Het profiteren van anderen noemt men free-ridergedrag of meeliftersgedrag. Meer dan 2 personen bij een gevangenendilemma-->Veelpersoonsdilemma.

Hoofdstuk 2

Over inkomen moet inkomensheffing worden betaald. Deze heffing bestaat uit inkomstenbelasting en premies voor de volksverzekeringen. De heffing is een jaarbedrag. Na afloop van het jaar stelt de belastingdienst vast hoeveel je moet betalen over het voorbije jaar. Wie een looninkomen verdient, betaalt maandelijks alvast een voorheffing. Deze heffing wordt afgetrokken van het brutoloon. De werkgever draagt de loonheffing af aan de belastingdienst. De belastingdienst stelt een maandelijkse loonheffing vast op basis van het verwachte jaarinkomen.

Hoe inkomens zijn verdeeld over personen, kun je in beeld brengen met een lorenzecurve.

Nivellering: Wanneer de relatieve of procentuele inkomensverschillen als gevolg van de herverdeling kleiner worden.

Denivellering: Als de relatieve of procentuele inkomensverschillen als gevolg van de herverdeling groter worden.

Vormen van herverdeling:

  • Iedereen hetzelfde bedrag --> Denivellering, want voor kleinere inkomens is dit een grotere opgave

  • Iedereen hetzelfde percentage--> Er verandert niets.

  • Percentage stijgt bij hoger inkomen-->Nivellering.

    Hoofdstuk 3

    Een ruiltransactie mondt uit in een overeenkomst of contract. Als alle onvoorziene gebeurtenissen in een contract zijn opgenomen, noemen we het contract een volledig contract.

    Als gevolg van risicoaversie zullen partijen bij ruiltransacties moeite doen om de contracten zo volledig mogelijk te maken.

    Asymmetrische informatie: De ene partij heeft andere of meer informatie dan de andere partij.

    Averechtse selectie: De koper kiest het tegengestelde van wat hij wil kiezen. Manieren om vertrouwen te winnen bij de consument: Garantie geven en een goede reputatie hebben.

    Als je de premie van een verzekering wilt uitrekenen:

    Premie= Kans op schade x de gemiddelde hoogte van de verwachte schade.

    Bij een verzekering heb je goede en slechte risico's. Op de goede risico's kan de verzekeraar winst maken en op de slechte risico's verlies. Averechtste selectie tegengaan:

  • Collectieve dwang

  • Premiedifferentiatie

  • Eigen risico

    Moral hazard: Iemand gaat zich roekelozer gedragen, omdat hij de schade niet zelf hoeft te betalen. Oplossen:

  • Verplicht eigen risico: Eerste deel van de schade zelf betalen

  • Maximum vergoeding

  • Bonus-malus regeling.

    Sociale verzekeringen bestaan uit:

  • Werknemersverzekeringen-->Voor mensen in loondienst. WW, ZW en WIA

  • Volksverzekeringen-->Gelden voor iedereen. AOW, AWBZ, Anw en AKW.

    Sociale uitkeringen worden betaald uit belastingen en premies. De verhouding tussen het aantal uitkeringsgerechtigden en het aantal mensen dat belasting en premie betaalt, noemen we de inactieven/actieven-ratio.

    i/a-ratio = inactieven / actieven x100.

    Uitkomst = 70--> 100 mensen met een baan betalen voor 70 uitkeringen.

    Hoofdstuk 4

    De belangrijkste arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst. Werkgeverbonden onderhandelen met werknemersbonden over de voorwaarden.

    Indexcijfer koopkracht= indexcijfer nominaal loon / prijsindexcijfer x 100.

    De koopkracht van het loon heet ook reëel loon. Het nominaal loon is het loon uitgedrukt in geld.

    De fiscus deelt het inkomen in in boxen. In box 1 wordt het inkomen belast dat wordt verdient met arbeid: het loon voor de werknemers en de winst voor zelfstandigen. Box 2 is voor diegenen die minstens 5% van de aandelen van een bedrijf hebben. In box 3 wordt het inkomen belast dat wordt verdiend met vermogen.

    Hoe bereken je de inkomensheffing?

    1. Bepaal het bruto jaarinkomen. Er zijn uitgaven, die je van het bruto inkomen mag aftrekken voordat de belasting wordt verrekend: rente over een hypothecaire lening, reiskostenaftrek, giften, pensioenpremies. Als dit van het bruto inkomen is afgehaald, heb je het belastbaar inkomen.

    2. De loonheffing wordt berekend via de belastingschijven. Over elke schijf wordt een heffing berekend die per schijf naar beneden wordt afgerond op hele euro's. Er zijn heffingskortingen. Voor iedereen geldt een algemene heffingskorting. Deze is inkomensafhankelijk.

    Dit is gebaseerd op het draagkrachtbeginsel. Hierdoor vindt er een nivellering van inkomens plaats.

    Gemiddeld heffingspercentage= inkomensheffing / brutoloon x 100%.

    Progressieve belasting: Mensen met een hoger inkomen betalen % meer belasting--> Nivellering.

    Degressieve belasting: Mensen met een hoger inkomen betalen % minder belasting--> Denivellering.

    Proportionele belasting: Iedereen betaalt hetzelfde % --> Niets veranderd.

    Rendement op vermogen: Het totale inkomen dat met het vermogen wordt verdiend uitgedrukt in procenten van dat vermogen.

    Vermogensrendement = Inkomen uit vermogen / Vermogen x 100%.

    Hierover wordt ook belasting geheven-->Vermogensrendementsheffing. Het heffingstarief bedraagt 30%. De fiscus hanteert dit tarief echter niet over het werkelijk verdiende inkomen uit vermogen, maar gaat uit van een fictief percentage van 4%. Over die 4% fictief rendement dient een heffing van 30% te worden betaald. Een deel van het vermogen is vrijgesteld van die heffing.

    Belastbaar vermogen= vermogen op 1 januari – vrijstelling

    Fictief rendement= 0,04 x belastbaar vermogen

    Vermogensrendementsheffing= 0,3 x fictief rendement.

    De inkomens die worden verdiend in het productieproces zijn loon, winst, huur, rente en pacht. Deze inkomens die worden verdiend door bij te dragen aan het productieproces noemen we de primaire inkomens.

    Een sociale uitkering bestaat uit geld dat door de overheid wordt overgedragen van de belasting- en premiebetaler naar de uitkeringsgerechtigde-->overdrachtsinkomens. Het inkomen dat iemand uiteindelijk overhoudt nadat de overheid heeft genomen en gegeven is het secundair inkomen/besteedbaar inkomen.

    Primaire inkomens + sociale uitkeringen – belastingen en premies.

    Hoofdstuk 5

    Het kopen van een huis heeft langdurige en verstrekkende gevolgen. Wie eerst heeft gespaard, kan een deel van de aankoopprijs of de inrichting van het huis zelf betalen. In de meeste gevallen moet er een hypothecaire lening worden afgesloten. Huren brengt minder risico's met zich mee. Wel is de huur niet aftrekbaar bij de inkomstenbelasting terwijl de hypotheekrente dat wel is.

    De prijzen van huizen kunnen zo sterk dalen dat de waarde van het huis kleiner is dan de hypotheek die er op rust--> Het huis staat onder water. Wie in zo'n situatie zijn huis verkoopt, heeft te weinig opbrengst om de hypotheek af te lossen en blijft achter met een restschuld aan de bank.

    Hoofdstuk 6

    De rechten voor een AOW worden opgebouwd tussen 15 en 67 jaar. 2% per jaar dat iemand in Nederland woont. In Nederland is het sociaal minimum vastgesteld op 70% van het minimumloon, voor samenwonenden of gehuwden is dit 100%. Er zijn 2 mogelijkheden om de benodigde premies voor de AOW binnen te krijgen:

  • Het kapitaaldekkingsstelsel: Iedereen die een inkomen heeft, wordt gedwongen een premie te betalen.

  • Het omslagstelsel: De premies die nodig zijn om de uitkeringen te betalen in een bepaald jaar worden omgeslagen over de personen die in dat jaar een inkomen verdienen. --> Is in Nederland.

    De premie is vastgesteld op 17,9% van het inkomen. Boven een bepaald inkomen stijgt de premie niet verder-->Premie-inkomensgrens. Wanneer de opbrengst aan premies onvoldoende is, wordt het tekort aangevuld met belastingen.

    De AOW-uitkering kan waardevast of welvaartsvast zijn. Het is waardevast als de koopkracht van de uitkering gelijk blijft. Hiervoor moet de uitkering evenveel stijgen als de inflatie. Het is welvaartsvast als de jaarlijkse stijging van de uitkering even groot is als de gemiddelde jaarlijkse loonstijging bij de bedrijven.

    De betaalde pensioenpremie is aftrekbaar voor de belastingen, maar over de pensioenuitkering wordt wel belasting betaald. Pensioen is uitgesteld loon.

    Hoofdstuk 7

    Overheidsdiensten moeten worden betaald. De werkenden dragen geld af in de vorm van belastingen en sociale premies. De overheid geeft dit geld weer uit in de vorm van sociale uitkeringen en voorzieningen.

Figuur: De werkenden betalen de gehele consumptie. A + C = B2, dus consumptie jongeren + ouderen= Afdracht werkenden.

Jongeren en ouderen zij netto ontvangers van overdrachten: ze betalen belastingen, maar krijgen een veel groter bedrag terug. De werkenden zijn de netto betalers.

Naast het inkomen speelt ook het vermogen een rol.

Als de overheid het profijtbeginsel hanteert, betalen degenen die gebruikmaken van een voorziening voor deze voorziening. Bij het daadkrachtbeginsel betalen degenen met een hoog inkomen procentueel een groter deel van de uitgaven dan degenen met een laag inkomen.

Grijze druk: Het aantal 65-pussers als percentage van het aantal 20-67-jarigen.

Groene druk: Het aantal jongeren tot 20 jaar als percentage van de bevolking 20-67 jaar.

Stijgende kosten van de vergrijzing opvangen:

  • AOW-leeftijd verhogen

  • Staatsschuld laten oplopen zodat de vergrijzing kan worden opgevangen

  • Stimuleren van de deelname in arbeid

  • Het stimuleren van immigratie

  • Het verhogen van de AOW-premie

  • Het inkomensafhankelijk en vermogensafhankelijk maken van de AOW-uitkering.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.