Doe mee met Markteffect's studiekeuze-onderzoek
Maakt niet uit of je je studie al gekozen hebt. Win één van de 200 (!) cadeaubonnen van €25

Meedoen

Lesbrief inkomen

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1443 woorden
  • 22 november 2001
  • 75 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
75 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Onderwerpen

ADVERTENTIE
Check check, dubbelcheck!

Heb jij tweestapsverificatie al ingesteld op je accounts? Tweestapsverificatie is jouw tweede slot op de deur šŸ”. Met tweestapsverificatie heb je 99,9 procent minder kans dat je account gehackt wordt. Check hoe jij je accounts beter kunt beveiligen!

Meer informatie
§ 1 Arbeidsproductiviteit = aantal producten dat gemaakt wordt binnen een bedrijf binnen een bepaalde tijd
Directe ruil = ruil in natura = goederen tegen goederen
Indirecte ruil = handel drijven met behulp van een algemeen aanvaard ruilmiddel
nu zijn is de meerderheid van de mensen in ontwikkelde landen werkzaam in de industrie- en dienstensector: dit komt door de stijging van de arbeidsproductiviteit in de landbouw als gevolg van mechanisering
mechanisering = het gebruik van -steeds betere- machines

Het doorvoeren van dergelijke arbeidsverdeling om productieprocessen heeft naast eerder genoemde specialisatie geleidt tot een verdere verhoging van de arbeidsproductiviteit
primair inkomen = inkomen dat je verdient door mee te helpen met produceren
vormen: · loon of salaris · rente · huur · pacht · winst · loon = dit krijg je in ruil voor het leveren van arbeid · rente = beloning voor het ter beschikking stellen van kapitaal · huur = als vergoeding voor kapitaal · pacht = dit ontvang je wanneer je een stuk natuur (zoals een stuk land) ter beschikking stelt van producenten · winst = de beloning voor ondernemersactiviteit
ondernemersactiviteit = alles wat te maken heeft met het opzetten en runnen van een bedrijf
Dus primair inkomen wordt verdient door productiefactoren: · arbeid · kapitaal · natuur · ondernemersactiviteit
bruto-inkomen = het primaire inkomen, van dit inkomen zijn nog niet de belastingen en premies afgehaald
netto-inkomen = dit is het inkomen dat je overhoudt na betaling van belastingen en premies
overdrachtsinkomen = dit zijn de uitkeringen die van de belastingen en premies worden betaald
Bij inkomen uit kapitaal kun je denken aan rente over spaargelden en aan huur die ontvangen wordt voor het verhuren van gebouwen § 2 De waarde van productie ó de inkomens die ontstaan in een bedrijf
Toegevoegde Waarde = opbrengst van de verkoop (omzet) – inkoop grondstof – inkoop hulpstof – diensten van andere bedrijven
grondstof à dit vind je terug in eindproduct

hulpstof à dit vind je niet terug eindproduct
Niet alleen bedrijven produceren, ook de overheid produceert à om dit aan te tonen wordt gebruik gemaakt van het gegeven dat productie ook gezien kan worden als inkomen. De overheid betaalt haar ambtenaren voor hun diensten: ambtenarensalarissen § 3 vaste activa = de grond, de gebouwen en de machines (kunnen voor meerdere productieprocessen gebruikt worden) vlottende activa = ze gaan slechts 1 productieproces mee (voorraden, debiteuren) liquide activa = geld in de kas, op lopende rekening bij bank (directe betaalmiddelen) passiva/vermogen = je kunt zien waar de middelen vandaan komen waarmee de bezittingen worden betaald. eigen vermogen = vermogen dat dor de eigenaar in het bedrijf is gestoken en waarover het bedrijf blijvend kan beschikken
lang vreemd vermogen = leningen die pas na jaren hoeven worden afgelost
kort vreemd vermogen = leningen die binnen een jaar moeten worden afbetaald
crediteuren = leveranciers die schuldeisers zijn
debiteuren = vorderingen op afnemers (die moeten nog betalen) saldo = verschil tussen opbrengsten en de kosten
besteedbaar inkomen = is het inkomen dat overblijft na betaling van winst aan belastingen
balans: Activa Balans op Passiva________
Vaste activa: Eigen vermogen: Vlottende activa: Lang vreemd vermogen: Liquide activa: Kort vreemd vermogen: -------------- ------------Totaal Totaal
resultaten rekening: Kosten Resultaten rekening over Opbrengsten____
Inkoopwaarde grond- en Omzet
hulpstoffen
Loon
Huur
Rente
Pacht (saldo) (saldo) ------------ ------------ Totaal Totaal § 4 nationaal product= waarde van de productie van een heel land
Dit krijg je door: al de toegevoegde waarden van alle bedrijven in een land en die van de overheid bij elkaar op te tellen

microniveau= één enkel bedrijf op één enkel gezin
macroniveau= een heel land
bedrijfskolom: De Bedrijfskolom: consument
De totale productie van een bedrijfskolom kun je vinden door de productiewaarde van afzonderlijke bedrijven bij elkaar op te tellen
nationaal inkomen= de primaire inkomens van alle gezinnen in een land in een jaar bij elkaar optellen óf alle inkomenscategorieen optellen § 1 nominaal inkomen= inkomen gemeten in geld
reëel inkomen= inkomen gemeten in goederen
RIC= NIC/PIC X 100
De CPI geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in jaar stijgen en is daarmee een maatstaf voor inflatie
Hoe groter het deel van het inkomen dat aan een bepaalde productiegroep wordt uitgegeven, hoe hoger de wegingsfactor § 2 Gewogen indexcijfer= å (wegingsfactor x indexcijfer) å wegingsfactoren § 3 productiecapaciteit= de hoeveelheid goederen die een land in een jaar maximaal kan maken
bestedingsinflatie= als de prijzen stijgen: in een situatie van overbesteding, waarin de productiecapaciteit niet groot genoeg is om aan de vraag te voldoen

onderbesteding= als de bestedingen zo laag zijn dat de productiecapaciteit bij lange na niet bezet is
deflatie= een daling van het algemeen prijspeil
kosteninflatie= de kostprijs van de producten stijgt, producenten kunnen deze hogere productiekosten doorberekenen in de prijzen
loonkosteninflatie= de hogere lonen zijn de oorzaak van de inflatie
geïmporteerde inflatie= de hogere prijzen van geïmporteerde producten zijn de oorzaak van de inflatie
vraaginflatie= als de vraag de oorzaak is van inflatie (bijvoorbeeld huizenmarkt) winstinflatie= als winst de oorzaak is van inflatie (bijvoorbeeld de euro, BTW) Nadelen van inflatie: · het geld wordt reëel minder waard (geldontwaarding) · het beïnvloed het leen- en spaargedrag · wanneer de Nlse inflatie hoger is dan in het buitenland verslechterd de internationale concurrentiepositie van het Nlse bedrijfsleven, hierdoor kan de export en de productie dalen, dus daling van de werkgelegenheid · bij hyperinflatie neemt het vertrouwen in het geld af § 4 je hebt alleen iets aan geld als er productie tegenover staat (reële waarde) geldontwaarding= RIC=NIC/PICx100
functies van geld: · ruilmiddel · spaarmiddel · rekeneenheid · je kunt er overal mee betalen
chartaal geld= munten en bankbiljetten (kenmerk: stoffelijk) giraal geld= tegoeden die op een rekening bij de bank staan
functies banken: · beheren van betaalrekeningen en spaarrekeningen · het verzorgen van het girale bankverkeer · verstrekken van krediet (geld lenen) institutionele beleggers= financiële instellingen zoals: pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en beleggingsinstellingen banken kun je in verschillende groepen indelen: · algemene banken (primair) · hypotheekbanken (secundair) kenmerken algemene banken: · deze hebben een breed pakket aan diensten · ze zijn thuis in activiteiten die oorspronkelijk helemaal niet bij banken hoorden · tot deze banken behoren de 3 giganten: ABN-AMRO, RABO en ING (maar ook de SNS en de VSB zijn algemene banken) · kunnen giraal geld scheppen · primaire banken
kenmerken hypotheekbanken: · concentreren zich op een activiteit · vertrekken hypothecaire leningen · secundaire banken

parallellisatie= branchevervaging, banken gaan ook steeds meer doen op andere gebieden (zoals verzekeringen en reizen), ook andere bedrijven
De Nederlandse Bank (DNB)= dit is de centrale bank van Nederland, de moederbank, zij staat boven alle andere banken in Nederland. Ze controleert de algemene banken zodat de klanten vertrouwen blijven houden
ECB= de centrale bank van Euroland, belangrijkste doel: inflatiebeheersing, zij streeft naar een inflatie van maximaal 2%, met behulp van het rente-instrument § 1 Door prijsstijgingen stijgt nominaal de waarde van de productie en dus van de inkomens § 2 welvaart= de mate waarin mensen in hun behoefte kunnen worden voorzien
schaarste= iets moet worden opgeofferd om een product te maken/tekort aan iets
hoe wordt welvaart nou gemeten?: · door het inkomen van iemand te meten · welvaart van landen vergelijken door inkomens te vergelijken
nationaal inkomen per hoofd= nationaal inkomen van een land/het aantal bewoners
informele circuit= productie van goederen en diensten die niet geregistreerd wordt, zoals vrijwilligerswerk en doe-het-zelfwerk
formele circuit= hierin vind geregistreerde productie plaats
witte circuit= legale circuit, geregistreerde productie
zwarte circuit= illegale circuit, belasting en premies worden ontdoken
grijze circuit= niet geregistreerde producten, maar wel legaal
Nadelen die verbonden zijn aan het meten van welvaart met behulp van het reële nationaal inkomen: · verdeling van de welvaart · sommige welvaartverhogende zaken worden niet meegeteld · andere welvaartsverlagende zaken worden wel meegeteld · milieunadelen worden niet meegerekent
duurzame ontwikkeling= een economische ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder de welvaart van de komend generaties § 3 De productiecapaciteit hangt af van de hoeveelheid en de kwaliteit van de productiefactoren: · arbeid à omvang en kwaliteit van de beroepsbevolking · natuur à klimaat, ligging, bodem, delfstoffen · kapitaal à omvang van de voorraad kapitaalgoederen

breedte-investering à arbeidsproductiviteit blijft gelijk à verhouding tussen arbeid en kapitaal gelijk
diepte-investering à arbeidsproductiviteit stijgt à bedrijf wordt kapitaalintensiever
de productiecapaciteit geeft aan hoe hoog het nationaal inkomen maximaal kan zijn
onderbesteding= als de productiecapaciteit niet volledig bezet is, weinig geproduceerd en het nationaal inkomen is laag § 4 conjuctuur= de schommelingen in de hoogte van het nationaal inkomen als gevolg van schommelingen in de bestedingen
laagconjuctuur= de groei van het reële inkomen is lager dan de trendmatige groei
trendmatige groei= de gemiddelde groei gerekend over een lange periode
hoogcunjuctuur= de groei van het reële nationaal inkomen boven het gemiddelde is
recessie= afnemende groei van het nationaal inkomen
depressie= een (absolute) daling van het nationaal inkomen, de groei is dus negatief
laagconjuctuur en hoogconjuctuur hebben invloed op: · bezettingsgraad · vraag naar arbeid
aanhoudende hoogconjuctuur kan leiden tot: overbesteding
aanhoudende laagconjuctuur kan leiden tot: onderbesteding
overheid kan proberen om het verloop van conjuctuur te beïnvloeden: bij laagconjuctuur: · door zelf meer uit te geven (overheidsbestedingen te vergroten) · belastingen verlagen (zodat gezinnen meer consumeren) bij hoogconjuctuur: · door zelf minder uit te geven (overheidsbestedingen te verlagen) · belastingen verhogen (zodat gezinnen minder consumeren) bezettingsgraad= benutte capaciteit / maximale capaciteit
nieuw – oud oud

REACTIES

P.

P.

bedankt voor je samenvatting

20 jaar geleden

J.

J.

dank je wel man ik heb dr veel aan gehad

20 jaar geleden

J.

J.

je hebt het wel mooi gedaan, maar je mist wel de laatste 4 hfsten , =hfst4,5,6,7
toch goed gedaan

20 jaar geleden

J.

J.

mooie samenvatting.
stuur er ff een foto bij:D

xxxx jan

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.