Lesbrief Arbeidsmarkt

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1274 woorden
  • 13 december 2002
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Lesbrief Arbeidsmarkt Economie havo 4 Aanbod vaan arbeid bestaat uit alle mensen tussen de 15 en de 65 die kunnen en mogen werken. Dit is ook wel de beroepsbevolking. Deze mensen bieden hun arbeid aan op de arbeidsmarkt. Tot deze groep behoren ook de werklozen, zelfstandigen en werknemers. De werklozen die hierbij horen moeten wel officeel geregistreerd staan. Dat ben je pas als je ingeschreven staat bij het CWI. Je hebt de beroepsbevolking; officieel werklozen, werknemers, zelfstandigen
Je hebt de niet-beroepsbevolking; mensen die wel tussen de 15 en 65 jaar zijn maar die en niet werken en niet op zoek zijn naar werk. Door een deelnemingspercentage of ook wel participatiegraad bereken je het aantal personen van de gehele bevolking die tot de beroepsbevolking horen in procenten. Deelnemingspercentage= beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100% Beroepsgeschiktebevolking zijn de beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking bij elkaar. Het aanbod van arbeid stijgt elk jaar omdat onder andere de bevolking stijgt, zo’n stijging noemen we een demografische groei. Een andere belangrijke factor van de demografie is de samenstelling van het volk, er komen steeds meer mensen op de beroepsgeschikte leeftijd. Ook kan de stijging komen door maatschappelijke factoren; jongere vrouwen gaan ook meteen werk zoeken of als hun kinderen uit huis zijn dat ze dan ook werk gaan zoeken. Als er steeds meer mensen hun arbeid aan gaan bieden op de arbeidsmarkt dan noem je dat een aanzuigeffect want steeds meer mensen willen gaan werken. Andersom kan ook als mensen niet meer willen werken of ze kunnen als maar geen geschikte baan vinden dan wordt men ontmoedigt en dat noem je een ontmoedeginseffect. Ook bepaalde wetgevingen bepalen het aanbod van arbeid. Bijvoorbeeld de pensionsregeling en de leerplicht. Maar ook beïnvloedt de organisatie van het arbeidsproces het aanbod, zo kunnen tegenwoordig vrouwen ook gaan werken door betere kinderopvang en deeltijdbanen. Je hebt natuurlijk ook de vraag naar arbeid, dat zijn de werknemers, zelfstandigen en openstaande vacatures. Een concrete markt is een markt waar mensen elkaar echt tegenkomen en met elkaar praten bijvoorbeeld de banenmarkt. Een abstracte markt is een markt waar mensen elkaar niet in het echt zien bijvoorbeeld de arbeidsmarkt. De werkgelegenheid is alle werknemers en zelfstandigen bij elkaar opgeteld. Een arbeidsjaar is een volledige baan van tegenwoordig tussen de 38 en 40 uur. Maar er zijn tegenwoordig ook heel veel deeltijdbanen. Krappe arbeidsmarkt is als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod, de lonen worden dan bijvoorbeeld hoger. Ruime arbeidsmarkt is als de vraag kleiner is dan het aanbod de lonen zullen dalen bijvoorbeeld. Een verenging is een rechtsvorm dat wil zeggen dat het een organisatievorm is die in de wet voor komt. De wet stelt dan bepaalde eisen aan die organisatie vorm. Je hebt verschillende organisatievormen: De eenmanszaak: - Heeft 1 eigenaar - Moet zelf voor voldoende startvermogen zorgen - Je bent met je privé-vermogen aansprakelijk - Je kunt de winst voor jezelf houden - Is een makkelijke organisatievorm

De vennootschap onder firma - Zijn meerdere eigenaren - Moet daardoor veel overleg voeren - Hier ben je ook met de privé-vermogen aansprakelijk - Een vof is veel groter dan een eenmanszaak
De besloten vennootschap en de naamloze vennootschap - Scheiding tussen leiding en eigenaar - Ze zijn juridisch zelfstandig - Zijn niet met hun privé-vermogen aansprakelijk - Het aandeel houders zijn de eigenaren - Als aandeelhouder krijg je een deel van de winst - Bij een bv staan de aandelen op naam en zijn er enkele of een grote eigenaar(ren) - Zij hebben ook de dagelijkse leiding over het bedrijf - Bij een nv staan ze niet op naam en zijn ze ook vrij verhandelbaar - Er zijn dan heel veel eigenaren van aandelen - Voorbeeld van nv’s zijn Shell of ABN AMRO
De arbeidsovereenkomst is altijd een overeenkomst tussen werkgever en werknemer. Hierin worden de arbeidsvoorwaarden vastgelegd. Er zijn twee soorten arbeidsovereenkomsten: De individuele arbeidsovereenkomst: gaat over het loon en de arbeidstijd. Het overige wordt geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) In een CAO word bevoordeeld de pensioensregeling, vakantie, overuren, en data van loonsverhoging vastgelegd. In een CAO worden over bepaalde groepen ook sommige bedrijven hebben eigen CAO afspraken zoals Phillips. Meestal wordt een CAO afgesproken voor een bedrijfstak; zijn alle bedrijven die zich bezig houden met dezelfde soort productie. Bijvoorbeeld de bouwbedrijven. Werkgevers en werknemers onderhandelen over de CAO’s. Namens de werknemers zijn dat de vakbonden en namens de werkgevers zijn dat de werkgeversbonden of het bedrijf als die een eigen CAO regeling heeft (bijvoorbeeld Philips). Een organisatiegraad is het aantal werknemers dat aangesloten is aan een vakbond
In individuele arbeidsovereenkomsten worden er afspraken gemaakt over arbeidsvoorwaarden. Je hebt primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Primaire arbeidsvoorwaarden: loon en arbeidstijd. Secundaire arbeidsvoorwaarden: pauzes, reisvergoedingen, scholing, auto van de zaak enz. Sommige secundaire arbeidsvoorwaarden worden ook wel bij een CAO regeling geregeld. Rijksbegroting: is het overzicht van de inkomsten en de uitgaven van de overheid. Naast de rijksbegroting wordt er ook een miljoenennota gepresenteerd: is een soort samenvatting van de rijksbegroting. Als de rijksbegroting bekend is gaan de werknemers en de werkgevers om de tafel. Maar dat zou heel druk en chaotisch worden dus hebben de vakbonden zich verenigd in vakcentrales en de werkgeversbonden in werkgeverscentrales. Bekende vakcentrales zijn de FNV, CNV en het MHP. Als de vakcentrales en de werkgeverscentrales onderhandelen de arbeidsvoorwaarden dan noemen we dat een centraal overleg. Als een minister een arbeidsvoorwaarde algemeen verbindend verklaart dan geld deze afspraak voor alle bedrijven van die bedrijfstak. Inflatie is het stijgen van het algemeen prijspeil. Prijscompensatie is een loonstijging die gelijk is aan de stijging van het prijspeil. Arbeidsverdeling is het verdelen van het productieproces onder meerdere mensen zodat zij zich gaan richten op bepaalde onderdelen. Een stijging van de arbeidsproductiviteit betekent dat een werknemer meer gaat produceren per uur. Een initiële loonstijging is nog een stijging boven op de prijscompensatie zodat de koopkracht toeneemt. Een incidentiele loonstijging is een loonstijging door promotie bijvoorbeeld. Deze wordt niet afgesproken in een CAO. Loonstijging kan dus komen door: - Prijscompensatie - Inintiele loonstijging - Incidentiele loonstijging
Oorzaken van de stijging van de arbeidsproductiviteit: - Mechanisering en automatisering - Arbeidsverdeling en specialisatie - Scholing
Reacties van bedrijven op stijging van de loonkosten per product: - Prijzen verhogen - Productie verplaatsen - Machines plaatsen in plaats van mensen - Aangaan met minder risico’s
Het loon heeft 2 kanten: de koopkracht en de kosten voor de bedrijven
Productie = arbeidsproductiviteit x werkgelegenheid
Werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit = werkgelegenheid / productie
Consumptiegoederen: goederen die je niet gebruikt om iets te produceren
Kapitaalgoederen: koop je omdat je meer wilt gaan produceren
Diepte investering: je koopt iets waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt
Breedte investering: je koopt iets waardoor de arbeidsproductiviteit niet stijgt maar je wel een hogere productie krijgt
Wat is ook al weer de arbeidsproductiviteit = productie per werknemer per tijdseenheid

Schaalvoordelen: de kosten per product dalen als de productie stijgt. Er zijn verschillende soorten werkeloosheid: - Frictiewerkeloosheid: is bijvoorbeeld als iemand van school komt duurt het altijd een tijdje voordat hij/zij een baan heeft gevonden. - Seizoenwerkloosheid: bijvoorbeeld in toeristische campings hebben in de winter niemand nodig dus de medewerkers worden dan ontslagen omdat er op dat moment niets te doen is. - Kwalitatieve structuurwerkloosheid: er zijn wel banen vrij maar de mensen die de banen willen hebben niet de goede opleiding gehad dus deze banen zijn heel lang open - Kwantitatieve structuurwerkloosheid: er verdwijnen banen, er wordt minder geproduceerd waardoor er banen verdwijnen - Conjunctuurwerkloosheid: de vraag naar bepaalde producten neemt af omdat men te weinig te besteden heeft of omdat er nieuwe dingen zijn zoals toen met de lp’s. Productiecapaciteit: is het maximaal mogelijke productie in een bepaalde periode
Bezettingsgraad: werkelijke productie / productiecapaciteit

REACTIES

L.

L.

wat een beuk samenvatting!!!!

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.