Arbeidsmarkt,
Hoofdstuk 1
Het aanbod van arbeid zijn alle mensen tussen de 15 en 65 die willen kunnen en mogen werken. (beroepsbevolking)
Als je wilt werken en je bent hiertoe in staat en het is wettelijk toegestaan dat je werkt dan hoor je ook bij de beroepsbevolking.
mensen die alàWerknemers een baan hebben.
mensen met een eigen bedrijf + meewerkendeàZelfstandigen gezinsleden.
mensen zonder werk, die geregistreerd zijn bij hetàWerklozen CWI.
Je bent officieel werkloos als je staat ingeschreven bij het CWI.
Niet beroepsbevolking
Bevolking Zelfstandigen
Werkzaam
Beroepsbevolking Werknemers
Niet werkzaam
Niet beroepsbevolking zijn de mensen tussen de 15 en 65 die niet werken en niet op zoek zijn naar werk.
àBeroepsgeschikte bevolking/potentiële beroepsbevolking beroepsbevolking + niet beroepsbevolking.
Totale bevolking
jongeren 15> Beroepsbevolking 65+-ers
(mensen tussen 15 en 65)
Deelnemingspercentage / participatiegraad geeft aan welk deel van de beroepsgeschikte bevolking tot de beroepsbevolking hoort.
Deelnemingspercentage = beroepsbevolking : beroepsgeschikte bevolking × 100%
Het deelnemingspercentage van Duitsland bereken je dus als volgt:
Beroepsbevolking van Duitsland : beroepsgeschikte bevolking van Duitsland × 100%
Dit kan je natuurlijk ook binnen een beroepsbevolking uitrekenen bijvoorbeeld van alleen vrouwen of mannen.
De beroepsbevolking van Nederland groeit. Daar zijn verschillende oorzaken voor:
- demografische groei
- verandering bevolkingssamenstelling
- maatschappelijke opvattingen
- grotere deelname van vrouwen in het arbeidsproces, bijv. herintreding
- wetgeving (leerplicht, pensioen)
- organisatie van het arbeidsproces (deeltijd werken, betere kinderopvang)
Wanneer de economie stijgt, en het dus goed gaat in het land en met de banen ontstaat er een de beroepsbevolking groeit omdat de kans op een baan groteràaanzuigeffect is.
Huisvrouwen gaan bijvoorbeeld opzoek naar een baan of schrijven zich in bij het CWI.
Het tegenovergestelde van het aanzuigeffect is het ontmoedigingseffect. Wanneer een economische teruggang plaats vindt, ontstaat er de beroepsbevolking daalt omdat er minder kans is opàhet ontmoedigingseffect een baan.
De vraag naar arbeid komt van de bedrijven en de overheid, werkgevers. Werkgevers hebben arbeidskrachten nodig en vragen dus naar werknemers!
Vraag naar arbeid = vraag naar werknemers + vraag naar arbeidskracht + openstaande vacatures
Stijging bestedingen leidt tot een stijging van de vraag naar arbeid. Als de bestedingen dalen dan leidt dat tot een daling van de vraag naar arbeid. (aanzuigeffect en ontmoedigingseffect)
Ook wordt de vraag naar arbeid beïnvloed door de techniek en de loonkosten.
Op de arbeidsmarkt komen de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid bij elkaar, en er komt daar ook een prijs (het loon) vast te staan.
Dit gebeurt bij een banenmarkt, de werkgevers (vragers) en werknemers (aanbieders) ontmoeten elkaar dan op een bepaalde plek.
Zo’n een markt die je kan zien.àmarkt noemen we een concrete markt
De kun je niet zien. Er is geen plek waaràarbeidsmarkt in Nederland is abstract de vragers en aanbieders van arbeid elkaar ontmoeten.
Bij een arbeidsmarkt komen de vraag naar en het aanbod van arbeid samen en wordt er gekeken naar hoeveel mensen er daadwerkelijk arbeid verrichten. Dit wordt de werkgelegenheid genoemd.
Werkgelegenheid = zelfstandigen + werknemers
volledige baan, het aantal werknemers enàArbeidsjaar zelfstandigen is groter dan de hoeveelheid arbeidsjaren, dit komt doordat er ook banen in deeltijd zijn, dus meer mensen in 1 arbeidsjaar.
Krappe de vraag naar arbeid is groter dan het aanbod van arbeid, hetàarbeidsmarkt loon zal stijgen.
de vraag naar arbeid is kleiner danàRuime arbeidsmarkt het aanbod van arbeid, het loon zal dalen.
Een arbeidsmarkt bestaat uit deelmarkten bijv. onderwijzers en loodgieters.
Hoofdstuk 2
Een een organisatievorm die in de wetàvereniging is een rechtsvorm voorkomt.
een rechtsvorm van de onderneming.àOndernemingsvorm
- Eenmanszaak
- Vennootschap onder firma
- Naamloze vennootschap
- Besloten vennootschap
Eenmanszaak:
- 1 eigenaar
- winst voor jezelf
- je kunt je eigen beslissingen nemen
- eenvoudige manier van beginnen
- je moet zelf voor voldoende startvermogen zorgen
- het bestaan komt in gevaar bij overlijden van eigenaar
- je bent als eigenaar privé aansprakelijk
Vennootschap onder firma (VOF):
- meerdere eigenaren
- je kunt werk beter verdelen
- je kunt samen overleggen
- je ook hier privé aansprakelijk bent
- je kans hebt op ruzie met mede-eigenaren
• Besloten vennootschap (BV) en de naamloze vennootschap (NV):
- er is een scheiding tussen bedrijf en eigenaren
- rechtspersonen (juridisch zelfstandig)
- aandeelhouders zijn eigenaren
Bij een BV staan de aandelen op naam. Meestal van directeuren-grootaandeelhouders dga’s. Deze hebben ook de dagelijkse leiding.
Bij een NV staan aandelen niet op naam, Aandeelhouders controleren directeuren.
Een werkgever en werknemer moeten altijd een arbeidsovereenkomst samenstellen. Dit is een overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer. De arbeidsvoorwaarden worden hier in zwart op wit vastgelegd zodat er geen onduidelijkheden kunnen ontstaan.
hierin staat het loon en de arbeidstijdàIndividuele arbeidsovereenkomst vastgelegd. De rest staat in het collectieve arbeidsovereenkomst (cao).
alle bedrijven die zich bezig houden met dezelfdeàBedrijfstak productie, bijvoorbeeld de bedrijfstak bouw voor alle bouwbedrijven.
àVakbonden / werknemersbonden / vakverenigingen onderhandelen voor de werknemers over het cao met de werkgeversbonden.
een vereniging die opkomt voor de belangen van deàVakbond werknemer.
komt op voor de belangen van deàWerkgeversbond werkgever.
het percentage werknemers dat aangeslotenàOrganisatiegraad is bij een vakbond.
Primaire arbeidsvoorwaarden:
- loon
- normale arbeidstijd
Secundaire arbeidsvoorwaarden:
- vakantieregeling
- duur van de middagpauze
- reiskostenvergoeding
- kinderopvang etc.
een overzicht van de inkomsten en uitgaven van deàRijksbegroting overheid.
samenvatting van deàMiljoenennota rijksbegroting.
Werkgevers en werknemers worden ook wel sociale partners genoemd.
wanneer de vertegenwoordiger van deàCentraal overleg werkgevers en de werknemers met elkaar praten wordt dit het centraal overleg genoemd.
Hoofdstuk 3
àLoon door de ogen van de werknemers inkomen, ze kunnen goederen en diensten kopen.
Loon door de ogen van de kosten, het kost de werkgevers alleen maar geld.àwerkgevers
àInflatie stijging van het algemeen prijspeil.
Bijvoorbeeld een inflatie van 3% (per boodschappenkar vol boodschappen) dat je 3% meer moet betalen; als het eerst 100 euro was dan is het na de inflatie 100 × 1.03 = 103 euro.
Wanneer er alleen een inflatie is en de lonen blijven hetzelfde daalt de koopkracht van de consumenten.
een loonstijging die de stijging van dàPrijscompensatie e prijzen dekt, dus dat je koopkracht niet daalt. Deze loonstijging is PROCENTUEEL gelijk aan die van de inflatie.
hoeveelheidàArbeidsproductiviteit producten een werknemer binnen een bepaalde tijd kan maken / voltooien. Als deze stijg spreken we van een stijgende arbeidsproductiviteit.
Oorzaken van het stijgen van de arbeidsproductiviteit zijn:
à- Mechaniseren en automatisering het gebruik maken van machines en technische apparatuur.
- Arbeidsverdeling het verdelen van het productie proces zodat de werknemersàen specialisatie zich maar op 1 ding hoeven te richten.
door scholing zijnà- Scholing werknemers bereid meer producten te maken per tijdseenheid.
Initiële stijging van het loon dat komt door een stijgendeàloonstijging arbeidsproductiviteit.
De koopkracht stijg wanneer een werknemer bovenop de prijscompensatie nog een initiële loonstijging krijgt.
Incidentele loonstijging door bijvoorbeeld promotie, deze loonstijgingenàloonstijgingen staan niet in het cao, en de prijscompensatie en initiële loonstijgingen wel.
minder uren werken in de week,àArbeidstijdverkorting (ATV) verkorting van het arbeidsjaar.
OORZAKEN GEVOLGEN
Arbeidsverdeling &
Specialisatie
Mechanisatie& Stijging
automatisering productiecapaciteit
Scholing
De rede dat de meeste goederen in het buitenland (lagelonenlanden) gemaakt worden is doordat de lonen in die landen lager zijn. Dat is een stuk goedkoper voor de producenten.
Wanneer de loonstijging sneller stijgt dan de arbeidsproductiviteit worden de loonkosten per product hoger en dit kan leiden tot minder of geen winst! (voorbeeld bladzijde 43 arbeidsmarkt)
Prijzen verhogen
Lage lonenlanden
Stijging door loonkosten
Mensen vervangen door machines
Minder uitbreiden
Als de Nederlandse bedrijven hun prijzen meer verhogen ten opzichte van het buitenland zal de concurrentiepositie van Nederland dalen. Het buitenland zal dan minder kopen van Nederland en dat daling van deàbetekend dat er minder geproduceerd hoeft te worden werkgelegenheid.
Ondanks dat iedereen graag hogere lonen wilt, is het niet goed als de lonen ineens met tientallen procenten stijgen, hierdoor daalt namelijk de werkgelegenheid.
het is eenàLoonstijgingen hebben 2 kanten kostenpost voor bedrijven maar de werknemers besteden het, dus verdienen de bedrijven het als het ware weer terug.
lonen stijgen snellen dan prijzen à bestedingen stijgen àconsumptie stijgt à koopkracht van gezinnen stijgt à werkgelegenheid stijgtàproductie stijgt
Hoofdstuk 4
Indexcijfer = jaar-n : basisjaar × 100
De arbeidsproductiviteit stijgt als een werknemer meer produceert per tijdseenheid dan daarvoor, dit kan leiden tot een daling van de werkgelegenheid.
Productie = werkgelegenheid × arbeidsproductiviteit
Werkgelegenheid = productie : arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit = productie : werkgelegenheid
Voor een procentuele verandering van 1 van de bovenstaande begrippen is het makkelijker om met indexcijfers te werken.
Indexcijfer productie = indexcijfer werkgelegenheid × indexcijferproductie : 100
Indexcijfer werkgelegenheid = indexcijfer productie : indexcijfer arbeidsproductiviteit × 100
Indexcijfer arbeidsproductiviteit = indexcijfer productie : indexcijfer werkgelegenheid × 100
het vernieuwen van producten enàInnovatie productieprocessen
De arbeidsproductiviteit ligt tegenwoordig veel hoger machines,àdan vroeger, dat komt omdat bedrijven investeren in kapitaalgoederen gebouwen, transportmiddelen en computers. Door deze goederen gaat het produceren van de producten veel sneller.
het kopen van goederen enàConsumeren diensten.
Wanneer de lonen van de werknemers stijgen dan kan de ‘fabrikant’ ervoor kiezen om de werknemers te vervangen voor machines, zo’n substitutie van arbeid dooràvervanging noemen we kapitaal.
in verhouding meer machines danàKapitaalintensief werknemers.
meer werknemers dan machines.àArbeidsintensief
Diepte vernieuwing en vervanging van machines met als gevolg stijging vanàinvestering de arbeidsproductiviteit een bedrijf koopt dan machines van een betere kwaliteit.
vervanging en vernieuwing van machines metàBreedte investering als gevolg dat de arbeidsproductiviteit gelijk blijft een bedrijf koopt machines van dezelfde kwaliteit.
de kosten per product dalen alsàSchaalvoordelen de productie omvang stijgt.
een onderneming metàMultinational vestigingen in verschillende landen bijv. Philips.
àConcurrentiepositie het vermogen om beter en / of goedkoper te kunnen produceren dan de concurrenten.
de lonen stijgen niet zo veel als deàLoonmatiging loonruimte toe laat.
Hoofdstuk 5
Omdat economen alles willen meten, willen ze ook de werkloosheid meten. Maar dat kan alleen maar als je weet wie er wel en niet onder de werklozen vallen.
Werkloosheid volgens het minesterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Werkloos zijn mensen van 16 tot 64 jaar, die niet of minder dan 12 uur per week werken en die werk zoeken voor minstens 12 uur per week, en die staan ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen, en die aan de slag kunnen als er binnen 2 weken een geschikte baan voor hun is.
Werkloze beroepsbevolking volgens het CBS.
Mensen van 15 tot en met 64 jaar, die verklaren tenminste 12 uur per week te willen werken, en die daarvoor beschikbaar zijn, en die activiteiten ontplooien om werk voor tenminste 12 uur per week te vinden.
mensenàVerborgen werklozen die niet staan ingeschreven bij het CWI maar wel zoeken naar werk. Deze worden niet meegeteld omdat ze dus niet bij het centrum van werk en inkomen staan ingeschreven.
Wanneer is het goed gaat met de economie daalt het aantal verborgen werklozen door het aanzuigeffect.
Wanneer er sprake is van het ontmoedigingseffect nemen de verborgen werklozen juist toe!
Naast dat is deàverborgen werkloosheid bestaat er ook verborgen werkgelegenheid werkgelegenheid die niet in cijfers tot uiting komt. Voorbeelden hiervan zijn zwart werk en vrijwilligers werk.
Verschillende vormen van werkloosheid:
werkloosheid die ontstaat omdat hetà- Frictiewerkloosheid tijd kost voor de werknemer om na zijn studie of oude baan weer een nieuwe baan te zoeken.
werkloosheid die ontstaat doordat sommigeà- Seizoenswerkloosheid producten alleen in de winter of alleen in de zomer geproduceerd worden en er in de rest van het jaar niet veel te doen is. Voorbeelden hiervan zijn; IJssalon en Skileraar.
verkeerde opleiding bijà- Kwalitatieve structuurwerkloosheid bepaalde banen. De vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid zijn niet goed op elkaar aangesloten. Er worden bijvoorbeeld timmermannen gevraagd maar er worden alleen maar leraren aangeboden.
erà- Kwantitatieve structuurwerkloosheid zijn te weinig arbeidsplaatsen. Oorzaken hiervan kunnen zijn: - arbeiders worden vervangen door machines, - bedrijven gaan efficiënter werken, - bedrijf verplaatst naar het buitenland, etc.
à- Conjunctuurwerkloosheid de maximale hoeveelheid die een land of bedrijf kanàproductiecapaciteit produceren. De productiecapaciteit wordt niet helemaal gebruikt omdat een bedrijf niet alles kan verkopen binnen de bepaalde tijd. Dan spreken we over een bezettingsgraad = werkelijke productie : productiecapaciteit ×àbezettingsgraad 100 %
de totale vraag naar goederen en diensten die eenàEffectievenvraag àland produceert in een periode. Wat nou precies conjuncturele werkloosheid is wanneer de bestedingen laag zijn in relatie tot de productiecapaciteit wordt er weinig geproduceerd en worden er mensen ontslagen.
àeconomisch gezegd conjuncturele werkloosheid wordt veroorzaakt doordat de effectieve vraag kleiner is dan de productiecapaciteit. Het gaat dan slecht met de economie. Conjunctuurwerkloosheid doet zich gelijktijdig in een heel land voor.
Bestrijden van conjunctuurwerkloosheid:
1 de overheid moet meer geld uitgeven aan bijvoorbeeld wegen of salarissen van ambtenaren
2 belastingen verlagen of subsidies verstrekken
Bestrijden kwalitatieve structuurwerkloosheid:
1 omscholingsprojecten
2 arbeidsmobiliteit vergroten
mensen zijn bereid om te reizenàRegionale arbeidsmobiliteit of te verhuizen voor hun baan.
Bestrijden van kwantitatieve structuurwerkloosheid:
1 loonkosten verlagen
2 arbeidstijdverkorting
Bestrijden van seizoenswerkloosheid en frictiewerkloosheid:
betereàFrictiewerkloosheid arbeidsbemiddeling
in de zomer voetbalwedstrijden inàSeizoenswerkloosheid de kuip, in de winter concerten.
Maar deze 2 werkloosheden worden niet de volle 100% bestreden omdat dat gewoon niet kan.
Maatregelen om werkloosheid te minderen:
meer mensen in een arbeidsjaar.à- Deeltijd Hierdoor kunnen meer mensen werken, en omdat huisvrouwen vaak geen volledige baan willen i.v.m. kinderen bijvoorbeeld is dit een goede oplossing.
- 4 dagen in de 1eek 9 uur werken en 1 dagàArbeidstijdverkorting (atv) vrij.
à- Flexibilisering
REACTIES
1 seconde geleden