Internationale handel hoofdstuk 1

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 943 woorden
  • 23 maart 2004
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Economie hoofdstuk 1 Nederland handelsland Door de eeuwen heen heeft Nederland grote hoeveelheden goederen uit het buitenland gekocht (‘invoer’ of import) en evenzo heeft het producten aan het buitenland verkocht ( uitvoer of export). Het verschil tussen de waarde van de uitvoer en de waarde van de invoer noemen we uitvoersaldo (=exportsaldo). Als de waarde van de uitvoer groter is dan waarde van de invoer is er een exportverschot en in het geval de waarde van invoer groter is dan de waarde van de uitvoer spreken we van een importoverschot. Hebben we het over de aantallen verhandelde goederen dan spreken we van exportvolume en importvolume. De concurrentiepositie die een land heet ten opzichte van andere landen wordt in de eerste plaats bepaald door de productiekosten, zoals de loonkosten en de machinekosten. Daarnaast is ook de kwaliteit van de producten die een land maakt belangrijk. Omdat verschillende landen zich toeleggen op verschillende producten spreken we van internationale arbeidsverdeling. In Japan wordt arbeid ingezet voor het maken van auto’s, in Indonesië voor kleding, in Brazilië voor koffie, in Nederland voor machines, om een paar voorbeelden te noemen. Landen specialiseren zich in bepaalde producten. Verschillen in internationale concurrentiepositie zijn hier de oorzaak van. Belangrijke oorzaken dat landen verschillen in concurrentiepositie ten opzichte van elkaar zijn: 1. de natuurlijke omstandigheden
2. technische ontwikkeling: - de loonkosten per product - de kwaliteit van de producten

3. de infrastructuur
2.Technische ontwikkeling
Een land met een modern machinepark en een goed geschoolde bevolking kan zijn producten vaak goedkoper maken en van beter kwaliteit. Vooral de loonkosten zullen lager kunnen zijn. -Loonkosten per product
Loonkosten zijn vaak een belangrijk onderdeel van de productiekosten. Als de loonkosten in een land laag zijn kan een product goedkoper gemaakt worden en dus tegen een lagere prijs op de markt gebracht worden. Een land met lage loonkosten heeft al gauw een gunstige concurrentiepositie t.o.v. andere landen.Ook de belangrijk is de arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit geeft aan hoeveel een arbeider gemiddeld in een bepaalde tijdperiode produceert. -Kwaliteit van de productie
Het is al eerder opgemerkt : door innovatie, modernisering, goede scholing van de bevolking trachten een kwalitatief zo goed mogelijk producten te maken. 3 De infrastructuur
In sommige landen is de infrastructuur beter dan in andere: betere havens, wegen, luchthavens, telecommunicatie. Hierdoor kan de aanvoer van voor de productie benodigde grondstoffen of het overleg over de productie soepeler verlopen en dat maakt de kosten van de productie lager. Daarom bekijken we de expert- en importcijfers (zowel wat betreft goederen en diensten) in verhouding tot het nationaal inkomen van een land. We doen dit met behulp van exportquotes en importquotes. Een hoge exportquote die samengaat met een hoge importquote weerspiegelt een open economie. Exportquote = waarde export x100 importquote = waarde import x100 Nationaal inkomen nationaal inkomen
Vaak hebben kleine landen een meer open economie dan grote landen. We noemen hier van twee oorzaken: - Kleine landen hebben vaak maar een soort klimaat en bodemgesteldheid waardoor ze niet veel verschillende goederen kunnen produceren. Daarom zijn ze voor bepaalde goederen aangewezen op het buitenland. - Een andere oorzaak voor het meer open karakter van kleinere economieën heeft te maken met het ontbreken van schaalvoordelen bij sommige productieprocessen. Onder schaalvoordelen verstaan we dat je per eenheid product goedkoper produceert naarmate je meer produceert. Er zijn andere factoren die de mate van openheid van een economie beinvloeden, maar die niet met de omvang van de economie te maken hebben. - Sommige landen kunnen slechte vervoersmogelijkheden hebben of een ruig landschap, waardoor de mogelijkheden voor import en export beperkt zijn. Dit is het geval bij landen als Afghanistan en Bhutan. - Sommige landen hebben een regering die zoveel mogelijk onafhankelijk willen zijn van het buitenland. Zulke regeringen staan import en export nauwelijks toe. Noord –Korea en Cuba zijn hier een voorbeeld van. De betalingsbalans is een geordend overzicht van alle inkomsten en uitgaven van een land met betrekking tot het buitenland in een jaar. De geldstromen met het buitenland zijn verdeeld in inkomsten en uitgaven. Verder worden ze verdeeld naar soort. Daarom heeft de betalingsbalans verschillende rekeningen. Op de lopende rekening van de betalingsbalans worden de waarden van de handel in goederen en diensten van een land weergegeven. Op de kapitaalrekening worden investeringen, leningen, en beleggingen geregistreerd. Een materieel overschot op de betalingsbalans betekent dat de inkomsten uit het buitenland groter zijn dan de uitgaven aan het buitenland. De voorraad internationale betaalmiddelen neemt dan toe. Deze voorraad intern. Betaalmiddelen word ook wel goud en deviezenvoorraad genoemd. Deviezen zijn internationaal geaccepteerde valuta’s, bijvoorbeeld euro’s, dollars en yens. Tabel 7 zie blz 21
Naar aanleiding van de gegevens in tabel 7 kan het volgende worden opgemerkt: - De VS hebben het grootste tekort op de lopende rekening ter wereld - Veel ontwikkelingslanden hebben een tekort op de lopende rekening. De leningen en schulden die daarvan het gevolg zijn zijn voor hun veel moeilijker af te betalen dan voor de rijke VS. - Japans betalingssituatie is omgekeerd aan die van de VS. Japan heeft een enorm overschot op de lopende rekening. Omdat het veel meer verdient met zijn export dan het uitgeeft aan import houdt Japan veel geld over. Loonmatiging heeft in verhouding lagere productiekosten tot gevolg en daarmee kunnen de prijzen laag gehouden worden. Daarnaast zouden grote loonstijgingen voor extra importen kunnen zorgen. Loonmatiging matigt dus de import en dat houdt het overschot op de lopende rekening in stand. Bedrijven met productievestigingen in verschillende landen noemen we multinationale ondernemingen of multinationals. De internationale handel vindt dan plaats tussen verschillende vestigingen van een multinationale onderneming. De sterke groei van het aantal multinationals wordt gestimuleerd door het steeds vrijere handels- en betalingsverkeer. Een belangrijk motief voor de internationalisering is kostenbesparing.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.