Hoofdstuk 9

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 648 woorden
  • 12 oktober 2007
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Hoofdstuk 9. Overheid en miljoenennota.

par 9.1: functies van de overheid.
allocatiefunctie= het werk verdelen, jij doet dit, jij doet dat. Ook heeft overheid invloed op het verkopen van productiegoederen, zoals merit-goederen (gebruik wil laten toenemen) en demerit-goederen (gebruik laten afnemen)

Herverdelingsfunctie= kloof arm-rijk overbruggen door de inkomens te nivelleren. Dit doen ze dmv het progressieve belastingstelsel, waarbij vooral het draagkrachtbeginsel belangrijk is.
Hoe meer je verdient, hoe meer belasting,premies je moet betalen over je inkomen.

stabiliseringsfunctie= geleidelijke stijgende welvaart sturen.
*structurele wlhd: arbeidsplaatsen beter aansluiten op de beroepsbevolking. Dus beïnvloed de overheid de inzet van productiefactoren. En stimuleert overheid investeringen in onderwijs, infrastructuur.
*conjunturele wlhd: gebrek vraag van consumenten (onderbesteding = werkloosheid). Door belastingen te verlagen, of eigen bestedingen op te voeren. Bij overvloed van vraag van consumenten (overbesteding=inflatie), belastingen omhoog en zelf bezuinigen.

Par 9.2: Ontvangsten van de collectieve sector.
Collectieve sector bestaat uit 1.overheid 2.sociale zekerheid.

Overheid 2 bronnen van inkomsten:
1. Belastingen, deze zijn te verdelen in *directe bel= belastinginkomsten uit arbeid
Belastinginkomsten uit vermogen
Vennootsschapsbelasting
*indirecte= BTW
Accijnzen
Bijzondere verbruiksbelasting.
2. niet-belastingen = aardgasopbrengst, opbrengst boetes en retributies (enige MET tegenprestatie)

Sociale zekerheid inkomsten:
-AOW -sociale premies (betaalt door wn en wg)
Sociale premiedruk = alle soc premies bij elkaar even groot als 20% van BBP.

Alle ontvangsten van collectieve sector waar geen direct aanwijsbare tegenprestatie tegenover staat noemen we collectieve lasten. (belastingen, niet-belastingen, sociale premies)
Collectieve lastendruk = coll. Lastendruk in percentage van BBP (ong. 50%)

Par 9.3: Het belastingplan 2001.
box 1= inkomens uit arbeid, inkomsten uit periodieke uitkeringen, winst en inkomsten uit eigen woning. (progressief tarief, heffingskortingen, salaris ^, belasting ^)
box 2= mensen met onderneming.
Box 3= inkomsten uit vermogen (bv 2e huis) (vermogensrendementheffing)

Par 9.4: Beginselen van belastingheffing.
1. Draagkrachtbeginsel = salars ^, belasting ^. Progressief belastingsstelsel.
2.beginsel van bevoorrechte verkrijging = meer belasting over erfenis.
3. Profijtbeginsel = paspoorten, abonnement bieb . Verband diensten aan individu en hoogte van heffing. Dus alleen bij retributies.
4.welvaartsbeginsel = belastingheffing mag uiteindelijk niet nadelig zijn voor welvaart. Bij hogere belastingen krijg je belastingvlucht.
5. Beginsel van minste pijn = loonbelasting, ingetrokken voor ontvangst.
6. Maximale realisatie = Als de kosten voor inning in verhouding tot opbrengst heel hoog zijn, beter dit beginsel achterwege laten.

Par 9.5: Reacties op druk van collectieve lasten.
afwentelen= Werknemers vragen loonsverhoging vanwege stijgende belasting, werkgever vraagt weer hogere prijzen vanwege loonsverhoging, iedereen wentelt op elkaar af. Spiraal omhoog.
Ontwijken= verhuizen naar België, of tanken in België.
Ontduiken= ILLEGAAL. Bv zwart werken.

Par 9.6: Rijksbegroting.
Rijksbegroting is wetsvoorstel van regering aan parlement, gaat over uitgaven.
De miljoenennota is samenvatting van rijksbegroting, ook word hierin uitgelegd hoe de begroting past in de financiële en economische toestand van het land.

Par 9.7: Financieringstekort en de staatschuld.
Uitgaven (inclusief aflossing op staatschuld) = bv 300, waarvan 10 aflossing.
- ontvangsten = bv 250
Begrotingstekort = -50
-aflossing op staatschuld = -50 + 10
financieringstekort = -40

3 manieren om tekort te financieren:
1. Lenen op open kapitaalmarkt door staatsobligaties. (via tendersysteem)
2. Onderhands lenen op kapitaal markt bij institutionele beleggers.
3. Kortlopend lenen op geldmarkt. (kortlopende schuld = vlottende schuld, langlopende schuld = gevestigde schuld, een langlopende lening om kortlopende schuld af te lossen = consolidatie van vlottende schuld)

Par 9.8: terugdringen van financieringstekort en staatsschuld.
Gerrit Zalm bedacht: Trendmatig begrotingsbeleid = uitgaan van bescheiden economische groei.
Dus verwachten ze eerder meevallers dan tegenvallers en hoeven zo niet steeds bijstellingen en extra bezuinigen te doen.
Zalmnorm = strikte scheiding uitgaven en inkomsten. Meevallers? Niet gebruiken voor extra uitgaven maar alleen om financieringstekort terug te brengen.

Par 9.9 en 9.10: gewenste omvang van het tekort.
Keynes was vraageconoom. Had een kort termijn model waarbij de productiecapiciteit vast staat.
Bij onderbesteding: Conjuncturele wlhd (Philips ontslaat mensen omdat wij minder besteden aan senseo’s)
Bij overbesteding: bestedingsinflatie.

Bij beiden tegelijk: stagflatie. Om dit te remmen, doet overheid belastingen omhoog.

Anti cyclisch = gaat het goed: remmen, gaat het slecht: gas geven
pro-cyclisch = zelfde als anti-cyclisch, maar doordat je effect van bv remmen pas heel laat merkt, worden de conjunctuurschommelingen juist versterkt.

Par 9.11: financiën van gemeenten en provincies.
3 bronnen van inkomsten:
1. Eigen heffingen : a.onroerend zaakbelasting, handelbelasting, toeristenbelasting. B. parkeergelden en andere retributies.
2. Gemeentefonds
3. Specifieke uitkering door rijksoverheid.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.