Hoofdstuk 8: het bankwezen en vermogensmarkt
Par. 8.1: het bankwezen.
Bank houdt zich bezig met:
1. Aan- en verkoop vreemde valuta’s.
2. Aantrekken van spaargelden.
3. Kopen en verkopen van aandelen, obligaties en andere waardepapieren voor cliënten.
4. Verzekeringen en vakantiereizen.
5. Verzorging girale betalingen tussen rekeninghouders.
6. Kredietverlening.
Par 8.2 en 8.3: de vermogensmarkt, geld- en kapitaalmarkt.
Vermogensmarkt = het geheel van vraag en aanbod van geld en krediet.
Deze markt is op te delen in twee delen.
1. Geldmarkt – korte looptijd. Banken zijn zowel vragers als aanbieders van kortlopend krediet.
Een belangrijke kredietvorm is het rekening-courantkrediet. Ook schatkistpapier zijn schuldbekentenissen van de staat met korte looptijd.
2. Kapitaalmarkt – lange looptijd. Voorbeelden:
*Aandelen, waarbij je mede-eigenaar bent. Je winst heet dividend, en de waarde van je aandeel wordt bepaald op de aandelenkoers. Vraag stijgt ten opzicht van aanbod, koers ^
*Obligaties, stukje van een lening. Nominale waarde is meestal 1000 euro per stuk. Met bepaald rentepercentage = couponpercentage.
*Onderhandse lening sluiten geldlener en belegger rechtstreeks een leningovereenkomst.
Voordeel is dat beter rekening word gehouden met behoeften van schuldenaar en sommige kosten kunnen worden vermeden (drukkosten, adm.kosten)
Rentevergoeding afhankelijk van:
1. Risico. Is deze groot, rente ^ (risicopremie)
2. Looptijd. Is deze lang, rente ^
3. Overdraagbaarheid. Is deze moeilijk, rente ^
Par 8.4: De effectenbeurs.
Dit gebeurt allemaal op bv Wall Street via beursindexen als Down Jones, AEX.
Tegenwoordig hebben we giraal effectenverkeer.
Om risico te voorkomen bij beleggen is het verstandig te spreiden.
Heb je hier zelf geen of vermogen tijd voor, laat dit dan over aan speciale beleggingsfondsen.
Deze beleggingsfondsen worden samen met grote beleggers (pensioensfondsen en verzekeringsinstellingen) de institutionele beleggers genoemd.
Efficiënte markt = markt waar alle nieuwe informatie direct in prijsvorming wordt verwerkt.
Dus de koers zal dan alleen veranderen als er nieuwe informatie binnenkomt.
par 8.5: Opties.
Optie = het recht om een waardepapier tegen een vooraf bepaalde koers, de uitoefenprijs, en op een tevoren afgesproken tijdstip te kopen of verkopen.
Calloptie= recht te kopen.
Koop je voor bv 2,- als je denkt dat koers gaat stijgen. De prijs van aandeel Philips is op dat moment 25,-, 3 maanden later is deze 30,- Nu heb jij het recht om een aandeel te kopen voor 25,- dat je daarna meteen verkoopt voor huidige prijs. Winst = 5,-
Putoptie = recht te verkopen.
Koop je voor bv 2,- als je denkt dat koers gaat dalen. De prijs van aandeel Philips is op dat moment 25,-
3 maanden later is deze 20,-. Nu heb jij het recht om een aandeel te kopen voor 20,- en meteen te verkopen voor 25,-. Winst = 5,-
8.6: De Economische en Monetaire Unie.
De ECB en nat. Centrale banken houden ontwikkelingen in de gaten.
ECB= voeren monetair beleid = prijsstabiliteit.
DNB= toezicht financiële instellingen en bevorderen bestuursverkeer.
EMU heeft 12 lidstaten, om deel te nemen moet je voldoen aan voorwaarden die zijn opgesteld in het verdrag van Maastricht. Deze voorwaarden zijn:
beperkte inflatie, lage rente, overheidsfinanciën tonen en wisselkoers.
Financieringtekort niet meer dan 3% van BBP en staatsschuld niet meer dan 60% van BBP.
Stabiliteitspact= begroting in evenwicht, conjunctuurschommelingen ondervangen.
Par 8.7: De ECB.
ESCB = 1. De ECB en 2. Centrale banken van 15 lidstaten EU.
besluitvormende orgaan van ESCB is Raad van bestuur van ECB + 12 bankpresidenten van centrale banken. Zij besluiten over het monetaire beleid, de rente, in het eurogebied.
Doelstelling = handhaven prijsstabiliteit. Dus koopkracht euro (interne waarde)
Par 8.8: Het monetair beleid.
stijging van geharmoniseerde consumptieprijzen minder dan 2% op jaarbasis.
De strategie die de ECB hiervoor hanteert bestaat uit 2 onderdelen.
1. Richten op groei van geldhoeveelheid. IS deze groei v. geldhoeveelheid meer dan 4,5 dan ECB rente ^.
Dit leidt tot verlaging geldgroei en zo minder inflatiedruk.
Ook ontmoedigd de ECB inflatieverwachtingen, want word deze verwacht, stijgen prijzen meteen al.
2. Of daadwerkelijk overgaan tot renteverhogingen, heeft ook te maken met andere macro-economische en financiële marktvariabelen.
Voor uitvoering monetair beleid = noodzakelijk dat ECB de geldmarktrente kan sturen.
Doordat het geldstromen ontstaan tussen banken en consumenten en ondernemingen is dit mogelijk.
Stel, ik koop een reep chocola bij de AH, ik pin deze, dan gaat geld van mijn Rabo rekening naar de bv ABN amro rekening van de AH. Aan eind van de dagen tellen de ABN amro en Rabobank hun transacties op en betalen elkaar alleen het nettobedrag. Dit doen ze via rekening die ze aanhouden bij ESCB, dus die is ook wel de Bankier van de banken.
Zo wisselt saldo van elke individuele bank bij de ESCB.
De ESCB geeft geen rente op positieve salso’s en stelt grens aan rood-staan, dit zet banken aan tot efficiënt kasbeheer.
Bij kasoverschot: rentegevend bij andere bank ipv renteloos bij ESCB.
Bij kastekort: proberen gunstige lening bij andere bank ipv lenen bij ESCB.
dus dit resulteert in gelijktijdige tekorten en overschotten van de banken. Dus zullen ze moeten lenen van het ESCB. De rente die ze hiervoor moeten betalen is de refi-rente.
Banken rekenen deze kosten van refi-rente weer door aan consumenten.
Par 8.9: Het monetaire instrumentarium.
1. Reserveverplichtingen: kredietinstellingen zijn steeds elke maand verplicht gemiddeld 2% van bepaalde passivakosten van hun balans aan te houden bij 1 van centrale banken.
Dus bv.
Activa Passiva.
Kas. Rek.cour. is bv 100,000 mln.
tegoed ECB. Termijndepositos.
2% van 100,000 mln = 2000 euro.
Dit komt uit de kas, dit vind de bank niet leuk, want het kasgeld hebben ze nodig voor in de muur te stoppen (zodat wij kunnen flappen-tappen).
2. Open markttransacties: sturen van rente en beheersen van liquiditeitsverhoudingen.
Voorbeeld:
via schatkistpapier leent overheid van de banken.
De ECB zegt: Rabobank, ik heb ook schatkistpapier, koop die van mij over.
Gevolg: kas van Rabo naar beneden, dus rekening-courant naar beneden.
of: ECB zegt: Rabobank, ik heb leuke dollars hier, wissel die met mij in.
Waardoor Rabo dollars ontvangen als de wisselkoers laag is. 3 maand later als de wisselkoers gunstiger is, zegt ECB: rabobank, jij krijgt euros weer, en ik de dollars weer. Dus de kas is voor 3 maand naar beneden geweest.
3. Permanente faciliteiten: kortlopende liquiditeiten.
Kredietinstellingen met liquiditeitstekort kunnen beroep doen op bv. marginale beleningsfaciliteit, waarover ze Lombard-rente moeten betalen (hoger dan refi-rente)
Par 8.10: Toezicht.
Toezicht op 1. Bankwezen 2.beleggingsinstellen 3.wisselkantoren.
1. Bankwezen valt uiteen in bedrijfseconomisch toezicht en structuurtoezicht.
Bedrijfseconomisch toezicht = Banken moeten letten op liquiditeit (vermogen om aan normale opvragingen van rekeninghouders te voldoen, men kijkt naar kasgeld en rekening bij ESCB) en op hun solvabiliteit (vermogen om eventuele niet terugbetaalde kredieten uit eigen middelen op te vangen. Dus als een debiteur niet meer zijn rente en aflossing kan betalen, moet bank dit kunnen opvangen uit hun reserves)
Structuurtoezicht = voorkomen van ongewenste machtsposities die ontstaan door fusies.
2.Doel toezicht belegginsinstellingen is:
*goede werking financiële markten
*beschermen potentiële beleggers op de markten.
Par.8.12: Publicaties DNB en ECB.
DNB:
1. Jaarverslag > visie ontwikkeling Nederlandse economie.
2.Kwartaalbericht > cijfermatige analyse economische situatie.
ECB:
1.Jaarverslag > visie ontwikkeling economie in eurogebied.
2.Maandbericht > economische ontwikkelingen geschetst.
3.Weekstaat > info ontwikkelingen geldmarkt.
REACTIES
1 seconde geleden