Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 6 Het Rijk

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo/vwo | 771 woorden
  • 27 juni 2007
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
4 keer beoordeeld

Paragraaf 1 Marktsector of particuliere sector, particuliere bedrijven en overheidsbedrijven die produceren voor de markt. Collectieve sector, het totaal vd overheid en de instellingen die de sociale verzekeringen verzorgen, deze omvatten de sociale fondsen, instellingen die de sociale verzekeringen verzorgen, en de overheid, die bestaat uit: - centrale overheid, die ook wel de rijksoverheid of het Rijk genoemd wordt - lagere overheden, dat zijn de provincies, gemeenten en de waterschappen
De regering en volksvertegenwoordiging in Den Haag zijn de belangrijke delen vd rijksoverheid. De ministers besturen het land en worden gecontroleerd door het parlement. In je eigen gemeente neemt de gemeenteraad politieke besluiten op voorstel van de burgemeester en de wethouders. De economie is splitsbaar in 2 sectoren: collectieve en de particuliere sector. Als je wilt weten hoe groot de collectieve sector (als deel van de hele economie) kun je naar de collectievenuitgavenquote kijken.
Paragraaf 2 De overheid is verantwoordelijk voor jouw veiligheid, bescherming tegen gevaren ´van buiten´, legt dijken aan, besturing van het land en zorgt voor een leger. Individueel leverbare eenheden, goederen diensten die niet splitsbaar zijn, bv lantaarnpaal. De overheid kan de gebruiker dus ook niet laten betalen naar de mate van zijn gebruik, collectieve goederen. Alleen de overheid kan collectieve goederen leveren. Individuele goederen, wel splitsbaar in individueel leverbare eenheden, tolweg, paspoort, gas, water, elektriciteit en onderwijs bv bij een schriftelijk cursus boekhouden. Ze kunnen heel goed door particuliere ondernemers geleverd worden. Paragraaf 3 Op de 3e dinsdag in september opent de koningin het nieuwe parlementaire jaar. In een gezamenlijke vergadering vd Staten-Generaal(1e en 2e Kamer) leest zij de troonrede voor. Daarin beschrijft de regering in grote lijnen haar plannen voor het komende jaar. De meeste plannen kosten geld. Vandaar dat de minister van Financiën op diezelfde dag de rijksbegroting aanbiedt. Dat is een overzicht vd verwachte ontvangsten en uitgaven van het Rijk. Elk departement maakt een begroting in vorm van een wetsontwerp. De stapel wetsontwerpen die bij elkaar de rijksbegroting vormen, is samengevat in de miljoenennota. In de loop van het jaar praten de 2e en 1e Kamer over de begrotingen. Zij moeten uiteindelijk die wetsontwerpen goedkeuren zodat ze wet worden. De 3 grootste uitgavenposten van het Rijk zijn: - onderwijs, cultuur en wetenschappen - rente op staatsschuld - sociale zaken en werkgelegenheid
Iedereen moet keuzen maken, dat komt omdat de wensen onbegrensd zijn en de middelen beperkt. Regering en parlement moeten dus prioriteiten stellen, zij moeten vaststellen wat het belangrijkst is. Paragraaf 4 De ontvangsten van het Rijk zijn verdeeld in niet-belastingen en belastingen. Niet-belastingen zijn bv het rijksdeel van de aardgasopbrengsten, betalingen voor overheidsdiensten en inkomsten uit de Staatsloterij. Belastingen zijn verplichte betalingen aan de overheid waar geen rechtstreeks aanwijsbare tegenprestatie van de overheid tegenover staat. Belastingen kun je verdelen in 2 groepen : - 1 kostprijsverhogende, indirecte, belastingen, dit zijn invoerrechten, omzetbelasting(BTW), houderschapsbelasting)wegenbelasting) en accijnzen. - 2 belastingen op inkomen, winst en vermogen, directe, dit zijn de loonbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, vermogensbelasting en successierechten(belasting op erfenissen) Wat de opbrengst voor het Rijk betreft zijn de belangrijkste belastingen: - de loon en inkomstenbelasting - omzetbelasting - vennootschapsbelasting
Meestal zijn de uitgaven van het Rijk groter dan de ontvangsten, Voor een deel van dit begrotingstekort - het financieringstekort - moet het Rijk nieuwe leningen afsluiten. Zo ontstaat de staatsschuld. Onze loonbelasting en inkomstenbelasting kennen een progressief tarief. Dat wil zeggen dat je een hoger percentage belasting betaalt als je meer verdient. Paragraaf 5 De particuliere sector kan alle individuele goederen verschaffen tegen een prijs de producent kan voortbestaan. Maar de overheid wil controle uitoefenen op de kwaliteit van het basisonderwijs en op de uitgifte van paspoorten en daarom regelt zij de verkoop zelf. Ook wil zij zelf bepaalde zaken, als onderwijs, betaalbaar houden voor mensen met een lagere inkomens. Treinkaartjes en kaartjes voor musea en popconcerten worden wel door particulieren aanbieders verkocht, maar door de overheid subsidieert, ze willen het gebruik ervan stimuleren. Omgekeerd maakt de overheid door het heffen van accijns het autorijden of roken en drinken duurder, gebruik afremmen. Alle landen hebben een particuliere sector waar de markt zorgt voor goederen en diensten, en daarnaast een collectieve sector waar regering en volksvertegenwoordigers beslissen over wat er moet gebeuren. Dit mengsel van marktwerking en overheidsingrijpen noem je een gemengde economie. De laatste tijd zijn er nogal wat overheidsdiensten en – bedrijven naar de particuliere sector overgegaan. Dan worden het commerciële bedrijven die wist moeten maken om te blijven bestaan. Een vb van deze privatisering is de Staatsuitgeverij. Minder vergaand dan privatisering is verzelfstandiging van een overheidsdienst. Bv de Ned Spoorwegen en de KPN. De overheidsinvloed wordt dan wel minder, maar blijft aanwezig. De overheid blijft meestal mede-eigenaar van het verzelfstandigde bedrijf.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.