§1 Beroepsbevolking = bestaat uit alle mensen tussen 15 en 65 jaar die min. 12 uur betaald werk per week
verrichten of zich voor min. 12 uur per week beschikbaar willen stellen voor de arbeidsmarkt.
Arbeidsparticipatiegraad = een percentage dat de deelname van mensen aan de arbeidsmarkt weergeeft
Arbeidsjaar = is een volledige baan van een vol jaar. Wordt gebruikt om de werkgelegenheid weer te geven
Werkgelegenheid = het aantal arbeidsplaatsen dat beschikbaar is bij bedrijven & de overheid. Werkgelegenheid is de vraag naar arbeid.
Arbeidsmarkt = is het totaal van aanbod van arbeid (beroepsbevolking) & vraag naar arbeid (werkgelegenheid).
- Krappe arbeidsmarkt = als de vraag groter is dan het aanbod
- Ruime arbeidsmarkt = als het aanbod groter is dan de vraag
§2 Geregistreerde werkloosheid = alle mensen tussen 15 & 65 jaar die:
- Als werkzoekende staan ingeschreven (geregistreerd) bij het CWI én
- Op zoek zijn naar werk voor min. 12 uur per week
Centrum voor Werk & Inkomen (CWI) = overheidsinstelling die werkzoekenden inschrijft & ze helpt bij het vinden van een baan. Wie een uitkering aanvraagt, moet staan ingeschreven bij het CWI
Verborgen werkloosheid = alle mensen die werk zoeken, maar niet als werkzoekende zijn geregistreerd bij CWI
Tijdelijke werkloosheid = mensen die korter dan 1 jaar naar werk zoeken.
Frictiewerkloosheid = ontstaat doordat mensen tijdelijk geen werk hebben na een opleiding of tussen 2 banen
Langdurige werkloosheid = mensen die langer dan 1 jaar naar werk zoeken
De 2 organisaties waar het CWI mee samenwerkt:
- UWV à Uitvoeringsorgaan Werknemers Verzekering
- GSD à Gemeente Sociale Dienst
§3 Kwalitatieve structurele werkloosheid = werkloosheid die is ontstaan door kwaliteitsverschil tussen aanbod &
vraag van arbeid. BV: op het gebied van scholing.
Kwantitatieve structurele werkloosheid = werkloosheid door onvoldoende arbeidsplaatsen, o.a. door mechanisatie, automatisering en verplaatsing van de productie naar het buitenland
Conjuncturele werkloosheid = door schommelingen in de groei van de economie is de vraag naar producten te laag; hierdoor ontstaat werkloosheid
Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) = verzamelt gegevens over de bevolking & werkloosheid.
§4 ongeschoold werk = werk waarvoor je geen opleiding voor nodig hebt. BV: schoonmaakwerk
Geschoold werk = werk waarvoor je een opleiding voor nodig hebt. BV: accountant
Vacature = een baan waarvoor iemand wordt gezocht. Dit kan bij een bedrijf of overheid zijn.
Solliciteren = Jezelf presenteren aan een mogelijke werkgever als kandidaat voor een vacature.
Open sollicitatie = geen vacature, je stuurt ook cv mee.
CV = curriculum Vitae / levensloop.
§1Collectieve sector = het deel v/d economie & de maatschappij dat wordt betaald en georganiseerd door de
overheid. Ook onderwijs & zorg.
Particuliere sector = bedrijven & organisaties die niet bij de overheid horen. Bedrijven in de particuliere sector moeten zich houden aan: wetten & regels v/d overheid & belastingplichtig zijn.
Quartaire sector = bestaat uit organisaties zonder winstoogmerk in de publieke dienstverlening.
Privatiseren = afstoten van overheidsbedrijven zodat deze naar de particuliere sector gaan.
Infrastructuur = alle basisvoorzieningen waardoor mensen kunnen wonen en werken. BV wegen, bruggen, riolering, industrieterrein, vliegveld.
Ruimtelijke ordening = hoe de provincie wordt ingedeeld
Overheid werkt op 3 niveaus:
- Gemeente; Straten/parkeren/huisvuil ophalen/bevolkingsregister
- Provincie; rampenplannen/deel milieu beheer
- Rijk (rijksoverheid); leger, =centraleoverheid
SER = Sociaal Economische Raad
§2 Maatschappelijke kosten = kosten die ontstaan doordat bedrijven of personen schade toebrengen aan de
leefomgeving. BV schade aan het milieu door de industrie, schade op straat door vernielzucht. De overheid draait meestal voor die kosten op.
Inkomensverdeling = de manier waarop de inkomens zijn verdeeld over de mensen. Daarbij kijk je vooral naar het verschil tussen de hoogste en de laagste inkomens en of er veel mensen zijn die het gemiddelde verdienen
Tot je 16e jaar heb je volledige leerplicht.
Na je 16e moet je minstens 1 dag per week naar school (partiële leerplicht)
§3 Belasting = een verplichte bijdrage aan de overheid van particulieren/bedrijven
Accijns = gebruiksbelasting voor bepaalde goederen: tabak, alcohol, brandstof
Directe belasting = belasting die door de belastingplichtige direct wordt afgedragen: loonbelasting
Indirecte belasting = belasting die niet door de belastingplichtige wordt afgedragen: accijns of btw
Vermogensrendementsheffing = vast percentage. 4%.
Soorten belasting:
- Belasting over winst
- Vennootschapsbelasting
- Omzetbelasting
- Waterschapsbelasting
OZB = Ontroerend Zaak Belasting
§4 Rijksbegroting = overzicht van alle te verwachten inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid, opgesteld door
het ministerie van Financiën
Miljoenennota = toelichting op de rijksbegroting, op Prinsjesdag gepresenteerd
Begrotingstekort = de uitgaven overstijgen de inkomsten. De overheid kan bezuinigen, lenen of de belasting verhogen om het begrotingstekort te verminderen.
Financieringstekort = begrotingstekort – aflossing op de staatsschuld. Het geeft aan hoeveel de staatsschuld zal toenemen.
Maatregelen om het begrotingstekort te verminderen:
- De uitgaven verlagen (bezuinigen)
- De inkomsten laten stijgen door hogere belastingen
- Meer geld lenen. Als je meer geld leent dan moet je ook meer rente betalen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden