Waar heb jij je schoolspullen gekocht?

Doe mee aan het Back To School onderzoek over schoolspullen en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Hoofdstuk 4, Werk, werk, werk

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3958 woorden
  • 26 oktober 2009
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
5 belangrijke vragen die je jezelf moet stellen als studiezoeker

Met keuze uit ruim 1.600 hbo- en wo-bachelors in Nederland is het best lastig om een studie te kiezen. Hoe begin je met zoeken, en hoe kom je dichterbij de studie die bij je past? Om je daarbij te helpen, hebben we vijf belangrijke vragen op een rijtje gezet die je jezelf moet stellen tijdens je studiezoektocht.

Naar de pagina
Hoofdstuk 4;

4.1 aanbod van arbeid.

Beroepsbevolking zijn mensen tussen 15 en 65 jaar die 12 uur per week kan en wil werken. Beroepsbevolking staat dus gelijk aan aanbod van arbeid. Er zitten dus mensen in die werken en een baan hebben maar ook mensen die als werkzoekende staan ingeschreven by centrum voor werk en inkomen (werkloze beroepsbevolking).

De beroepsbevolking kan worden beinvloed door 4 verschillende factoren:
1. Omvang en samenstelling vd bevolking:

- Geboorteoverschot, meer mensen geboren dan sterven
- Migratieoverschot, meer mensen komen in ons land dan eruit gaan.
Wat heeft dat ermee te maken? Als de bevolking toenoeemt, zullen er ook meer mensen werk zoeken. Stijging vd bevolking is dus stijging aanbod van arbeid.
2. De wetgeving
- Bijvoorbeeld de wet dat je tot 16e jaar leerplichtig bent. Je kunt moeilijk een baan van 12u per week accepteren als je nog naar school moet. Dus: aanbod van arbeid neemt af als mensen langer leerplichtig zijn.
-VUT (vrijwillige vervroegde uttreding) deze wet hield in dat mensen stopten voor hun 65e met werken, ze krijgen dan een uitkering die wordt betaalt uit de VUT-premies die werknemers van hun brutoloon en werkgevers uit de winst betalen.
3. maatschappelijke opvattingen

Arbeidsparticipatie van de vrouwen is flink gestegen afgelopen tijd. Door deze ontwikkeling is het aanbod van arbeid de laatste jaren sterk toegenomen.
Men volgt tegenwoordig ook langer onderwijs, daardoor neem aanbod van arbeid af.
4. Organisatie van het arbeidsproces
Meer mensen bieden zich aan op arbeidsmarkt omdat de kinderopvang bestaat, zo hoef je niet by je kids te blijven. Ook is een oorzaak deeltijdwerk.
Sommige beroepen hebben flexibele werktijden. Dan mag je zelf kiezen wanneer je begint en stopt met je werk. Door al deze factoren neemt het aanbod van arbeid toe.

4.2 Vraag naar arbeid.

De vraag naar arbeid bepaalt de omvang en de samenstelling van de werkgelegenheid. Hoeveel mensen werkgevers in dienst willen nemen is afhankelijk van twee factoren;
1. Conjuncturele factoren, hierbij gaat het om totaal aan bestedingen. (vraagfactoren)
2. structurele factoren, hierbij gaat het om de manier van produceren. (aanbodfactoren)

Conjuncturele factor: de effectieve vraag.

Als het totaal aan bestedingen van de gezinnen, overheid en buitenland toenoemt, moeten er meer goederen en diensten worden voortgebracht. We zeggen dat de effectieve vraag stijgt. Als de effectieve vraag stijgt (=totaal van de bestedingen) leidt dat tot een toename van de vraag naar arbeid.


Structurele factor: Arbeids of loonkosten per werknemer

Hoge arbeidskosten remmen vraag naar arbeid af en lage arbeidskosten stimuleren de vraag naar arbeid. Als lagere arbeidskosten leiden tot een lager netto loon, dan daalt de koopkracht van de werknemers. Want als je minder verdient, kun je minder besteden. Dat is dus weer nadelig voor ondernemingen.

Structurele factor: arbeidsproductiviteit

Arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer per tijdseenheid. Dus hoe hoger de apt hoe lager vraag naar arbeid (op korte termijn). Op lange termijn kan de vraag naar arbeid toenemen: als een onderneming minder werknemers hoeft te betalen voor dezelfde afzet, dalen de kosten vd onderneming. Als de verkoopprijs dan ook omlaag gaat neemt afzet toe. De concurrentiepositie wordt zo beter van de onderneming want het heeft een groter marktaandeel. Doordat er meer producten voortgebracht moeten worden, kan de vraag naar arbeid toenemen.

Structurele factor: de arbeidskosten of loonkosten per product

Een stijging van de arbeidskosten per product remt de vraag naar arbeid af; een daling van arbeidskosten per product stimuleert de vraag naar arbeid.
Arbeidskosten= loon:50.000, apt:10.000, 50.000/10.000=5=arbeidskosten per product.

Structurele factor: de arbeidstijd

By ADV(arbeidsduurverkorting) houdt men meestal zelfde loon of soms zelfs hoger. Er is dus een daling van apt en stijging van arbeidskosten per product (app). Dat leidt tot daling van vraag naar arbeid.


4.3 Productie en werkgelegenheid in de economische sectoren.

4 sectoren:

- Primaire sector, ondernemingen die zich bezighouden met landbouw, visserij en bosbouw
- Secundaire sector, fabricage en verwerking van grondstoffen staat centraal. Bijvoorbeeld; industrie, bouwnijverheid en onderneming die energie leveren.
- Tertiare sector, commerciele ondernemingen. Alle ondernemingen in deze sector streven naar winst. Voorbeelden: handel, transport, horeca, bank, reclame etc etc.
- Quartaire sector, niet commerciele ondernemingen. Deze streven niet naar winst. Hun taak is maatschappelijke dienstverlening. Het gaat hier om;
• Rijksoverheid en lagere overheden.
• Instellingen die sociale verzekeringen uitvoeren.
• Instellingen die grotendeels door overheid bekostigd worden. (scholen, bieb, ziekenhuis etc)

Marktsector= winststrevend= primaire, secundaire en tertiare sector.

Collectieve sector= instellingen die sociale verzekeringen uitvoeren=quartaire sector.

Tertiaire sector is laatste jaren veel gestegen ten opzichte van andere sectoren, omdat primaire e niet oneindig uitgebreid kan worden. Men kan niet oneindig voedsel tot zich nemen. Secundaire heeft veel concurrentie in het buitenland. Het gezinsinkomen gaat tegenwoordig vooral naar vakanties, horeca, afhaalmaaltijden etc.

4.4 de werkgelegenheid en werkloosheid

Arbeidsjaar is het aantal uren dat iemand met een volledige baan gedurende één jaar werkt. Omdat 1 arbeidsjaar ook gelijk kan zijn aan twee mensen met een halve baan is het aantal arbeisjaren dus altijd lager dan de werkgelegenheid uitgedrukt in personen.
Werkgelegenheid is gelijk aan de vraag naar arbeid. Werkloosheid is het verschil tussen de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid.

Verborgen werkloosheid zijn mensen die niet geregistreerd staan als werkloos maar wel een baan willen.
Als de economie aantrekt en de werkgelegenheid stijgt, bieden veel verborgen werklozen zich op de arbeidsmarkt aan. Zij gaan alsnog op zoek naar een baan. We noemen dit het aanzuigeffect of aanmoedigingseffect. Hierdoor kan het voorkomen dat de officieel geregistreerde werkloosheid niet daalt, of zelfs stijgt. Er zijn dan dus meer banen maar ook meer mensen die een baan zoeken. Een afname van de werkgelegenheid kan een ontmoedigingseffect hebben. De werkloosheid neemt dan maar weinig toe, mdat de verborgen werklozen niet actief op zoek gaan naar een baan.

Verborgen gelegenheid, zwartwerken is een voorbeeld daarvan. Je staat niet geregistreerd. Of by vacatures (open banen). By vacatures wordt iemand gezocht voor een bepaalde funcite. Maar het bedrijf kan de cavature bewust openlaten, bijvoorbeeld om loonkosten uit te sparen of omdat er geen goede kandidaat is.


Gevolgen van werkloosheid:
-Weinig koopkracht ivm weinig inkomen.
-Sociaal isolement.


4.5 oorzaken van werkloosheid

Conjunctuurwerkloosheid: deze vorm van werkloosheid ontstaat als mensen minder gaan besteden. Als mensen minder gaan besteden brengen ondernemingen minder producten voort, en hebben ze dus minder personeel nodig. Als daardoor Av lager is dan Aa, is er sprake van conjunctuurwerkloosheid.
Oplossingen:
• Consumptie verhogen
• Overheidsuitgaven verhogen
• Export verhogen

Structuurwerkloosheid: 6 oorzaken:

1. verslechtering van de internationale concurrentiepositie.
o Als je als land slechte en dure producten voortbrengt, dan daalt de afzet en is er minder personeel nodig. De werkloosheid wordt dus veroorzaakt door de slechte manier waarop een land produceert. Zo verslechter je concurrentiepositie. Een oplossing is verlagen van productie kosten of een fusie.

2. lage scholingsgraad

- Ondernemingen met goed geschoolde werknemers hebben vaak een hoge apt. Daarom hebben ze dus ook lage arbeidskosten per product en verbetert de concurrentiepositie. Omgekeerd leidt een lage scholingsgraad dus tot verslechtering van concurrentiepositie en mogelijke structuurwerkloosheid. Daarnast heb je met goed geschoolde werknemers ook meer kans op innovatie.

3. arbeidsongeschiktheid
- Minder WAO-uitkeringen (uitkering die je krijgt als je arbeidsongeschikt bent) betekent ook dat WAO-premies die werknemers en gevers betalen omlaag kunnen. Daardoor dalen de productiekosten en wordt de internationale concurrentiepositie van bedrijven beter. Op lange termijn kan dan werkloosheid dalen.

4. Geringe arbeidsmobiliteit en slechte arbeidsbemiddeling
- Right man in the right place zorgt voor hoge apt en dus voor lage structuurwerkloosheid. Nadelen zijn:
- geschikte werknemers willen niet verhuizen.
- geschikte werknemers veranderen neit van baan als ze daarvor moeite moeten doen en het niet zeker is dat hun netto-loon erop vooruit gaat.

5. Frictiewerkloosheid
- het vinden van een baan kost tijd. De eerste drie maanden waarin je werkloos bent noem je frictiewerkloosheid.

6. Seizoenswerkloosheid
- de vraag naar een product kan soms behoordlijk schommelen als het gevolg van klimaat of de aard van het product. Seizoenswerkloosheid is het gevolg van zo’n onregelmatige vraag of productie.

4.6 Het marktmechanisme en budgetmechanisme

Marktmechanisme: De prijs komt tot stand door vraag en aanbod. Veel vraag is hoge prijs. Weinig vraag is lage prijs. Klein aanbod hoge prijs, hoog aanbod lage prijs.


Bij het marktmechanise is het zo dat aan de hand van de productie die je wilt realiseren, bepal je hoeveel werknemers er nodig zijn, wat hun opleiding moet zijn en over welke vaardigheden ze moeten beschikken.

Veel gezinnen kopen product > prijs wordt hoger op markt > veel ondernemingen gaan het product voortbrengen > ondernemingen vragen hiervoor productiefactoren.

Budgetmechanisme: by het budgetmechanisme wordt via budgetplannen vastgesteld wat er wordt geproduceerd en hoe de productiemiddelen worden gebruikt. Er zijn 2 soorten budgetmechanismes:

1. Bureaucratisch budgetmachanisme
By het burocratisch budgetmechanisme wordt de productieomvang van goederen en diensten (en dus van de in te schakelen productiefactoren) van bovenaf opgelegd. Ook binnen ondernemingen is er sprake van burocratisch budgetmechanisme omdat de bedrijfsleiding de besluiten neemt over het gebruik van productiefactoren.

2. democratisch budgetmechanisme
By het democratisch budgetmechanisme wordt het budgetplan democratisch vastgesteld. Zoals de centrale overheid dat doet in NL met rijksbegroting.
Machtsverhoudingen sturen het democratisch budgetmechanisme.

4.7 Nadelen van het marktmechanisme en het budgetmechanisme.

Nadelen marktmechanisme;
- Gebrek aan collectieve goederen
- Milieuvervuiling
- Starre markten/prijzen (als bedrijven een economische machtspositie hebben)

- Varkenscyclus
- Individuele onzekerheid (bijvoorbeeld om een baan te krijgen/houden)
- Sociale onrechtvaardigheid (grote inkomensverschillen)

Gebrek aan collectieve goederen:
Voorbeelden: justitie, defensie, politie en brandweer. De overheid levert deze goederen. Je betaalt niet rechstreeks voor deze goederen. Ze worden niet voortgebracht door het marktmechanisme. Collectieve goederen zijn voor iedereen. Of je er nou voor of tegen bent, je wordt beschermd door het leger.
Milieuvervuiling:
Milieuvriendelijk produceren brengt extra kosten met zich mee, daarom zijn er maar weinig bedrijven die dit uit zichzelf doen. Daarom zijn er milieumaatregelen gemaakt door de overheid. Daarom moeten bedrijven wel extra kosten maken en soms loopt dat uit op faillisement. Dit gaat ten koste van de werkgelegenheid.

Starre markten/prijzen
Als een bedrijf een grote machtspositie heeft wilt dat zeggen dat ze die markt beheersen en een voorsprong hebben op kennis en productiemethoden. Zo is het lastig voor andere bedrijven om tot deze markt toe te treden. Zo kunnen bedrijven met grote machtspositie zelf een prijs vaststellen. Dat is prijsstarheid.

Varkenscyclus

Schema: Prijs van varkensvlees hoog > veel boeren besluiten varkens te gaan houden > groot aanbod dus daalt de prijs weer > boeren stoppen met het houden van varkens > prijs weer hoger. Etc etc.

Individuele onzekerheid
Het komen en gaan van bedrijven en beroepen brengt onzekerheden met zich mee voor de werknemers. Ze moeten zich regelmatig laten bijschoelen om te kunnen blijven functioneren in het bedrijf. Risico dat je je baan verliest speelt een grote rol.

Sociale onrechtvaardigheid
Er ontstaan hoge inkomensverschillen, in Nederland doet de overheid hier veel aan, bijvoorbeeld door de mensen met hoge inkomens meer belasting te laten betalen maar ook mensen met laag inkomen sociale uitkeringen te geven en huursubsidies en studiefinancieringen.

Nadelen van het budgetmechanisme
- Complexiteit, omdat beslissingen in samenhang met elkaar genomen moeten worden.
- Lange tijd die de besluitvorming kost
- Ontbreken van doelmatigheidsprikkels, omdat er geen marktmechanisme is dat fouten meteen genadeloos afstraft.
- Individuele onvrijheid, omdat je afhankelijk bent van allerlei overheidsbeslissingen.

4.8 De gemengde economische orde in Nederland.

Nederland heeft gemengde economische orde omdat zowel het marktmechanisme als het burocratisch budgetmechanisme een rol spelen.


Bij het marktmechanisme mag je kopen en/of produceren zo veel je maar wilt. Tot op zekere hoogte, want de overheid stelt randvoorwaarden. Bijvoorbeeld
- voorschriften voor milieu en veiligheid
- maatregelen tegen bedrijven die te veel macht op de markt hebben
- verzachting vd nadelige gevolgen van het marktproces. (bijvoorbeeld sociale uitkeringen voor mensen die laag inkomen hebben)

In bedrijven met 35 of meer personeelsleden is een ondernemingsraad (OR) verplicht. Daarin beslissen vertegenwoordigers van de werknemers mee over bepaalde zaken of ze brengen advies uit aan de directie. Zo hebben de werknemers toch zeggenschap over belangrijke besluiten die genomen worden in het bedrijf waar ze werken.

3 adviesorganen van de sociale overheid:
SER : voor belangrijke bneslissingen op sociaal economisch gebeid eerst de SER om advies vragen

CPB : dit orgaan geeft voorspellingen over te verwachten economische ontwikkelingen. Politieke partijen schakelen CPB soms in om te kijken wat de gevolgen zijn van hun politieke voorstellen. (voor bijvoorbeeld werkgelegenheid of koopkracht)

CBS : Dit orgaan verzamelt alle informatie over de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Bijvoorbeeld: omcang nationaal inkomen, werkgelegenheid en het prijsniveau.


4.9 de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)

Als je ergens gaat werken teken je als werknemer een arbeidsovereenkomst met je werkgever, dit is een individuele arbeidsovereenkomst. In een individuele arbeidsovereenkomst staat bijvoorbeeld hoeveel uur je werkt per week, op welke tijden je aanwezig moet zijn en welke werkzaamheden je moet doen en je salaris.
Een individuele arbeidsovereenkomst moet passen binnen de algemene arbeidsvoowaarden. Die staan in de CAO voor de bedrijfstak waar je in gaat werken.
Een CAO geld dus voor een groep mensen en daarbinnen maken alle werknemers een individuele arbeidsovereenkomst die voldoen aan de CAO voor de hele bedrijfstak.
De CAO wordt opgesteld door vakbonden en werkgeversorganisaties binnen één bedrijfstak. Indernemingen met dezelfde soort productie vormen samen een bedrijfstak. Omdat er veel van de CAO afhangt zijn er vaak ruzies tussen verschillende vakbonden. Zo staken bijvoorbeeld mensen met het beroep buschauffeur omdat ze een hoger salaris willen.
Primaire arbeidsvoorwaarden: afspraken over geld (loon, vakantiegeld, winstdelingsregelingen)
Secundaire arbeidsvoorwaarden: afspraken die niet (direct) met geld te maken hebben.



Loonstijging kan 4 verschillende vormen hebben:
• Prijscomensatie: de lonen stijgen met een percentage dat gelijk is aan het percentage waarmee de kosten van levensonderhoud stijgen.

• Initiele loonstijging: een extra loonstijging bovenop de prijscomensatie, die hoger is dan de prijsstijging in dat jaar. Is er in een bepaald jaar sprake van een initiele loonstijging, dan stijgt het reele loon een dus de koopkracht van de werknemers.


• Incidentele loonstijging: loonstijging voor bepaalde werknemers vanwege bijvoorbeeld promotie of overwerk.

• Winstedelingsregelingen: de werknemers delen mee in de winst die de onderming behaald heeft.

Secundaire arbeidsvoorwaarden zijn bijvoorbeeld aantal vakantiedagen, werktijden en scholingsmogelijkheden. We bespreken 4 ontwikkelingen op dit gebeid.

1. arbeidsduurverkorting (ADV)
de vakbonden eisen vaak adv in bedrijfstakken waar veel banen dreigen te verdwijenen, bijvoorbeeld door automatisering. Deeltijdbanen hebben bovendien tot doel de werkgelegenheid over meer mensen de verdelen.

2. bedrijfstijdverlenging
Door adv stijgen de loonkosten per product. Om deze stijging te compenseren, willen steeds meer werkgevers de bedrijfstijd verlengen. Het doel daarvan is niet alleen een daling van de kapitaalkosten per product, maar ook een betere dienstverlening aan de klanten.

3. flexi-arbeid
Om loonkosten te sparen wordt steeds meer gebruik gemaakt van flexi-arbeid. Flexi-arbeid wil zeggen dat je mensen alleen inhuurt voor bepaalde klussen of een bepaalde periode. Een nadeel is dat je wekr en inkomen dan onzeker is omdat je niet weet wanneer/hoelang je moet werken en hoeveel salaris je ontvangt. Aan de andere kant worden veel mensen gedwongen flexi-arbeid te doen omdat de oude vaste banen al zijn ingenomen door oude werknemers. Om mensen met flexi-arbeid contract te beschermen is er een wet opgesteld.

4. Bepaalde categorieen werklozen in dienst nemen.

In sommige CAO’s worden afspraken gemaakt over het in dienst nemen van een bepaald aantal langdurig werklozen, allochtonen, schoolverlaters of herintreders.

Elke CAO gaat ter goedkeuring naar de overheid. Als de overheid de CAO goedkeurt gelden de afspraken officieel in de desbetreffende bedrijfstak.

4.10 de jaarlijkse cyclus van het sociaal-economisch overleg

De overheid en de sociale partners overleggen regelmatig met elkaar in de Stichting van Arbeid (SvdA). Het belangrijkste onderwerp is bijna altijd het terugdringen van de werkloosheid. Soms levert dit een Centraal Akkoord op. Darin zijn de afspraken tussen de sociale partners (over de loonontwikkeling en andere arbeidsvoorwaarden) vastgelegd. Deze afspraken zijn de richtlijnen voor de CAO-onderhandelingen. Dit gebeurt dus voordat er CAO’s worden opgesteld voor bedrijfstakken.

In de MEV (Macro-Economische Verkenning) staat de voorspelling van het CPB voor de economische ontwikkeling in het jaar waarvoor de miljoenennota geldt.

Vakcentrales komen op voor de belangen van de werknemers. Bij het overleg met de werkgeverscentrales en de overheid streven ze in het algemeen naar loonsverhoging en werkgelegenheid.

Werkgeverscentrales komen op voor de belangen van de werkgevers. In het algemeen streven ze naar afpsraken die leiden tot hogere winsten. (voorbeeld werkgeverscentrale: NCW (nederlandse christelijke werkgeversbond).

Een groot probleem by het bestrijden van de werkloosheid is het volgende. De conjunctuur- en strctuurwerkloosheid zijn lang niet altijd met dezelfde afspraken en maatregelen te bestrijden. De huidige werkloosheid wordt grotendeels veroorzakt door structurele factoren. Daarom gaat de laatste jaren de aandacht vooral uit naar bestrijding van de structurele werkloosheid. Dit blijkt uit het feit dat vakcentralesvaak tevreden zijn met een matige loonstijging. Op die manier verbetert de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en kan de structuurwerkloosheid dalen. Een matige loonstijging leidt echter wel tot een geringe toenamne van de consumptie, zodat de conjunctuurwerkloosheid niet echt ebstreden wordt. Gelukkig staat hier tegenover dat de bestedingen uit het buitenland (export) door de genoemde afspraken wel flink stijgen.


4.11 Ingrijpen van de overheid in loonvorming

De belastingheffing door de overheid beinvloedt in het algemeen de looneisen van de vakbonden bij de CAO-onderhandelingen. Daarom verlaagde de overheid een paar keer de inkomstenbalasting in de hoop dat de vakbonden niet al te hoge looneisen zouden stellen.

Als er over het algemeen lagere lonen zouden worden uitgekeerd heeft dat voordelen voor de overheid:

- De overheid bezuinigt op ambtenaarssalarissen, omdat ambtenaren hun looneisen vaak afstellen op de lonen uit het bedrijfsleven.
- De overheid kan bezuinigen op sociale uitkeringen, omdat deze vaak een percentage zijn op het laatst verdiende loon.
- Lagere lonen verbeteren de internationale concurrentiepositie en daarmee de werkgelegenheid. De overheid hoeft dus minder uitkeringen uit te keren aan werklozen.

Minimumloon is het loon dat iemand op een bepaalde leeftijd minimaal moet krijgen. Werkgevers zijn tegen het minimunloon, omdat de apt van de meeste ongeschoolden te laag is, om hen winstgevend in dienst te nemen.

4.12 Ingrijpen van de overheid in de arbeidsmobiliteit.

Overal is er werkloosheid, dus ook in Nederland. 3 redenen hoe de overheid dat in verschillende regio’s probeert te verminderen;


1. Geografische mobiliteit bevorderen.
- verhuiskostenregelingen; verhuiskosten van mensen die dichterbij hun werk gaan wonen zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting
- vervoerskosten verlagen; kosten voor vervoer aftrekbaar voor inkomstenbelasting.
- infrastructuur verbeteren; woon en werkplaatsen worden zo beter bereikbaar.

2. Mobiliteit tussen beroepsgroepen bevorden.
Door technische veranderingen verdwijnen en ontstaan er banen. De overheid helpt mensen die hun baan dreigen te verliezen op deze manieren;
- om- her- en bijscholing; de overheid financieert deze mogelijkheden via de Centra voor Werk en Inkomen, terwijl studiekosten aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting.
- Beloningsverschillen te vergroten: als schaarse/heel goede werknemers minder belasting hoeven te betalen, kan de marktwerking op de arbeidsmarkt toenemen. De beloning van zulke werknemers zal hoe dan ook stijgen door de werking van het marktmechanisme.


3. Mobiliteit tussen niet-werken en werken bevorderen
Om het zoeken van een baan of aanbieden van een baan aantrekkelijker te maken, kan de overheid de volgende financiele prikkeltjes geven;
- vergroten van verschil tussen lonen en uitkeringen
- verlaging minimumloon
- arbeidskostensubsidies voor werkgevers, waardoor zij werknemers tegen het minimumloon toch winstgevend kunnen laten werken. (arbeidskostensubsidies zijn subsidies die werkgevers krijgen als ze een werknemer hebben die voor minder dan 115% van het minimumloon werkt).

4.13 Het bestrijden van werkloosheid

Conjunctuurwerkloosheid:
Alleen by conjunctuurwerkloosheid is er sprake van algemene werkloosheid. De bestedeningen zijn dan zo laag, dat in alle bedrijfstakken minder personeel nodig is. Dan is de overheid de beste instantie om de werkloosheid tegen te gaan. Ze kan haar bestedingen vergroten en/of de belastingtarieven verlagen, zo hebben mensen meer te besteden namelijk. En moeten bedrijven meer produceren en hebben ze weer meer personeel nodig.
Een andere manier is om de conjunctuurwerkloosheid te bestrijden is het vergroten van de hoeveelheid geld (munten, bankbiljetten en girale tegoeden) in handen van gezinnen en bedrijven. Dat kan bijvoorbeeld door het verlagen van de rentestand waardoor het opnemen van krediet van gezinnen en bedrijven bij banken goedkoper wordt. In Nederland kan de Nederlandsche Bank maatregelen nemen waardoor de rentestand daalt.


Structuurwerkloosheid
Er zijn twee soorten structuurwerkloosheid:

1.Kwantitatieve structuurwerkloosheid
Deze vorm van werkloosheid ontstaat als het aantal aangeboden arbeidsplaatsen niet groot genoeg is om aan de vraag van arbeidsplaatsen te voldoen. Deze vorm van werkloosheid is vaak een gevolg van verslechtering van de internationale concurrentiepositie van een land. Het achterblijven van de stijging dan de apt bij de stijging van de loonkosten (waardoor de loonkosten per product stijgen) is in dat land vaak de oorzaak van die verslechtering.
Kapitaalkosten zijn de kosten die samenhangen met de aanwezige kapotaalgoederen zoals gebouwen, machines en dergelijke. Zijn bijvoorbeeld de kapitaalkosten laag in verhouden tot de arbeids(loon)kosten, dan zullen de ondernemingen proberen de productiefactor arbeid te vervangen door kapitaal.

2.Kwalitatieve structuurwerkloosheid
Deze vorm ontstaat als uit het aantal werklozen onvoldoende gescikte mensen kunnen worden aangetrokken om de vacatures op te vullen. Er zijn dus tegelijk werklozen en vacatures. Dit kan het gevolg zijn van het ontbreken van werklozen met een geschikte opleiding. Ook kan het zo zijn dat de afstand tussen de cavatures en de werkzoekenden te groot is.







4 manieren om kwantitatieve werkloosheid te bestrijden:

- Stimulering van innovatie; door procesinnovatie kunen de totale productiekosten worden verminderd. De verbetering van het concurrentievermogen die hiervan het gevolg is, kan leiden tot een toename van de afzet en daarmee tot een toename van de vraag naar arbeid.
By productinnovatie; als de vraag naar nieuwe of verbeterde producten groot genoeg is, zal de onderneming haar productie uitbreiden.
- ADV, VUT en deeltijdbanen; dergelijke maatregelen maken het mgelijk dat de bestaande werkgelegenheid over de mensen kan worden verdeeld.
- Verlenging van de bedrijfstijd; door verlenging van de bedrijfstijd dalen de kapitaalkosten per eenheid product omdat voor het voortbrengen van dezelfde productieomvang minder vaste kapitaalgoederen nodig zijn. De totale kosten per eenheid product kunnen heirdoor zodanig afnemen dat de productie winstgevender wordt.
- Beheersing/verlaging van de (arbeids)kosten; lagere lonen hebben tot gevolg dat een werknemer voor een werkgever eerder zijn loon waard is. Als het loon van werknemers die vanwege een laag scholingniveau weinig productief zijn, maar voldoende daalt, wordt het voor een werkgever op een bepaald moment toch interessant om deze werknemers in dienst te nemen.

4 manieren om kwalitatieve werkloosheid te bestrijden:
- Om- her- en bijscholing; binnen een bedrijf of door het centrum van werk en inkomen kunnen mensen zodanige vaardigheden worden bijgebracht dat huidige of toekomstige vacatures door hen worden vervuld.
- Reiskostenvergoeding; door het beiden van verschillende vergoedingen wordt het aantrekkelijker voor werkzoekenden om banen te accepteren die ver zijn van hun huidige woonplaats. Om de arbeidsmobiliteit te bevorderen, heeft de overheid reiskosten voor het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer en met de fiets aftrekbaar gemaakt voor de inkomstenbelasting. Ook kunnen bedrijven deze kosten voor hun rekening nemen.
- Loonsubsidies; door loonsubsidies nemen werkgevers gemakkelijker WAO-ers, allochtonen, langdurige werklozen aan etc etc.

- Quotering; by quotering belooft een bedrijf of bedrijfstak om een bepaald aantal mensen in dienst te nemen uit bepaalde categorieen werkzoekenden.

Bestrijding seizoenswerkloosheid
Klimaatinvesteringen (voorbeeld;in de tuinbouw gebruikt met glastuinbouw, zo kan je in de winter alsnog dingen verbouwen).

Bestrijding frictiewerkloosheid
Deze vorm van werkloosheid is te bestrijden met betere voorlichting voor werkzoekenden en betere arbeidsbemiddeling door de centra voor werk en inkomen.

4.14 Het bestrijden van een arbeidskrachtentekort.
Soms is er opeens een arbeidskrachtentekort bijvoorbeeld als een bedrijfstak plotseling enorme orders krijgt.
Als dit bij meerdere bedrijfstakken tegelijk gebeurt noemen we dat een overspannen arbeidsmarkt. De schaarste aan arbeid veroorzaakt dan hele hoge lonen.
Als deze sterke loonstijgingen vervolgens in de verkoopprijzen wordt doorberekend, stijgen ook de prijzen. Daar kunnen de vakbonden aanleiding in zien om hoge looneisen te stellen. Zo behoudt je de hoge koopkracht, want mensen hebben meer te besteden. Als de werkgevers met die looneisen akkoord gaan, ontstaat er een loon-prijsspiraal: lonen en prijzen zwepen elkaar telkens weer op. Door hogere verkoopprijzen kunnen dan afzetmarkten verloren gaan.

Oplossingen arbeidskrachtentekort (op korte termijn):

- werknemers overwerk laten doen
- uitzendkrachten inschakelen
- buitenlandse werknemers aantrekken

de overheid kan haar eigen bestedingen verlagen of de belastingtarieven verhogen, in beide gevallen wordt er minder besteed, zodat er oo minder prodocten hoeven worden voortgebracht.

Oplossingen arbeidskrachtentekort (op lange termijn):
- arbeidsbesparende innovatie
- flexibele pensionering (mensen mogen na 65e doorwerken als ze dat willen)
- kinderopvang (om huisvrouwen te stimuleren om zich aan te bieden op arbeidsmarkt)
- deeltijdwerk (paar uurtjes werk zou al heel erg fijn zijn)
- immigratie

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.