Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 4, Productie door de overheid

Beoordeling 3.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 491 woorden
  • 11 juni 2001
  • 110 keer beoordeeld
Cijfer 3.4
110 keer beoordeeld

Hoofdstuk 4 Productie door de overheid Paragraaf 1 Collectieve sector: 1. Overheid (Rijk, provincies, schappen, gemeentes). 2. Sociale verzekeringsfondsen (Volksverzekeringen, werknemersverzekeringen). Voorbeelden schappen: * Waterschap * Recreatieschap (Biesbosch, Hooge Veluwe) * Woonwagenschap
A. Collectieve lastendruk (overheidsinkomsten) = Belastingen en soc. Premies/Nationaal inkomen X 100% B. Collectieve uitgavenquote = Uitgaven collectieve sector/Nationaal inkomen X 100% Wanneer er (veel) meevallers zijn: A > B Paragraaf 2 Salaris van overheidspersoneel wordt geacht gelijk te zijn aan zijn of haar toegevoegde waarde. Overheidsuitgaven("er gaat geld uit") Overheidsbestedingen("besteden aan / kopen van") Overheidsconsumptie Ambtenaren salarissen Materiële consumptie Overheidsinvesteringen (Dijken, onderwijs, snelwegen) Overdrachtsuitgaven("rijk naar arm")Voorbeelden zijn KB, Bijstand, huursubsidie
Paragraaf 3 Belastingen: verplichte betaling zonder aanwijsbare tegenprestaties. Wij onderscheiden 2 soorten: A. Directe belastingen
consument ? fiscus
Deze belastingen zijn inkomensafhankelijk. · loonbelasting · inkomensbelasting · vennootschapsbelasting · vermogensbelasting
B. Indirecte belastingen
consument ? winkelier ? fiscus
Deze belastingen zijn inkomensonafhankelijk. · accijnzen (vast bedrag) · BTW (%) · Invoerrechten (op importgoederen) · BPM ( vast % op motoren en personenwagens) Hoe wordt de hoogte van de loon- en inkomstenbelasting berekend? Verschil tussen loon- en inkomstenbelasting ? qua hoogte bedrag geen verschil. Loon: € 20.000,= ? voorheffing van € 8.000,= (meteen; inhouding op loon. Ontvangen rente, ontvangen pacht, ontvangen huren, ontvangen winst loon = inkomen. De loonbelasting wordt dus betaald door voorheffing en eventuele naheffing of teruggaaf. De inkomstenbelasting wordt alleen betaald door middel van een naheffing. Voor het berekenen van loon- en inkomstenbelasting is er 1 tarief ? schijventarief. Gegevens:Belastingvrije som = € 9.000,= Belastingtarieven: € 0,= t/m € 10.000,= ? 20% € 10.000,= t/m € 30.000,= ? 30% € 30.000,= en al het meerdere ? 50% Model: Bruto inkomen Aftrekposten - Belastbaar inkomen
Belastingvrije som - Belastbare som
Invulling model met gegevens uit tabel: Bruto inkomen € 100.000,= Rente over hypothecaire lening € 30.000,= - Belastbaar inkomen € 70.000,= Belastingvrije som € 9.000,= - Belastbare som € 61.000,= Te betalen belasting: Naam Percentage Bedrag
Belastbare som bedraagt € 61.000,= 1e schijf 20% van € 10.000,= € 2.000,= 2e schijf 30% van € 20.000,= € 6.000,= 3e schijf 50% van € 31.000,= € 15.500,= + Totaal te betalen aan belastingdienst € 23.500,= Enkele fiscale begrippen · Gemiddelde belastingdruk ? hoeveel % van inkomen gaan 'verloren' aan belastingen. Belasting € 23.500,= X 100% = 25.3% Inkomen € 100.000,= · Marginale belastingdruk ? hoeveel % belasting betaal ik over 1 gulden extra inkomen. In het geval van het voorbeeld is het hoogste tarief 50%, dit tarief is ook van toepassing als ik 1 extra gulden verdien, aangezien dit het toptarief is, dus is de marginale belastingdruk 50%. · Het schijventarief is progressief, dat wil zeggen dat naarmate mijn inkomen stijgt, ik relatief/procentueel meer belasting betaal ( 20%?30%? 50%). · Het BTW-tarief is proportioneel, dat wil zeggen dat naarmate ik meer koop, ik meer guldens aan BTW betaal, maar relatief/procentueel evenveel ( 6% of 19%, afhankelijk van soort goederen). · 1. Belastingen
2. Niet-belastingontvangsten · boetes, school-, markt-, parkeergeld etc. · staatsloterij · kijk- en luistergeld · retributies Ø In tegenstelling tot de belasting is dit een niet verplichte betaling aan de overheid in ruil voor een tegen prestatie (paspoort, bouwvergunning etc.) 2 belastingprincipes · Draagkrachtbeginsel ? rijk betaalt meer dan arm ? schijventarief · Profijtbeginsel

Alleen hij die profijt heeft, die betaalt ? hondenbelasting ? houderschapsbelasting ? tolgelden Paragraaf 4 Financieringstekort = het te lenen bedrag ? Begrotingstekort - aflossingen ? overheidsuitgaven - overheidinkomsten
Opvattingen over de staatsschuld
1. 1900? klassieke opvatting "de kleinste begroting is de beste" (à la VS) ? uiterst kleine rol van de overheid
2. 1955-1970 ? de anti-cyclische begrotingspolitiek ? dempende begrotingspolitiek
Probleem: praktijk anders want in 7 vette jaren gingen de uitgaven omhoog! ? consument heeft meer geld ? 2e auto ? meer Rijkswegen
3. 1970 ?

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.