Hoofdstuk 4 lesbrief Welvaart

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 489 woorden
  • 10 december 2009
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 6
2 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Onderwerpen

ADVERTENTIE
Fix onze energie!

Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past! 

Check Power Up The Planet!

• Overheid heeft het hoogste gezag.

• Publiekrechtelijke bevoegdheid: het recht om regels op te leggen aan een publiek.

• Nationale overheid: ministeries Den Haag.

• Publiekrechtelijke organen: provincies, gemeenten en waterschappen.

• Gedeeltelijk publiekrechtelijk: sociale zekerheid. Private instellingen met enkele
publiekrechtelijke bevoegdheden b.v. sociale premies.

• Collectieve sector: alle overheidsorganen inclusief de sociale zekerheid.

• Free rider: Iemand die ergens van profiteert, maar daar niet voor betaalt.

• Collectieve goederen: Overheid; het goed komt er sowieso & het goed is niet rivaliserend. Wij betalen het via belastingen.

• Individueel: Je betaalt voor het goed, er zijn geen free riders, niet betalen: je krijgt niks. Overheid heeft er wel invloed op.

• Nachtwakersstaat: overheid die zich beperkt tot het produceren van collectieve goederen als rechtspraak, veiligheid en openbaar bestuur.

• Quasicollectieve goederen: de overheid neemt de levering van individuele goederen op zich.

• Overheid doet verschillende dingen met het geld: overheidsconsumptie, overheidsinvestering -> leidt tot productiefactoren = inkomen.& inkomensoverdrachten, maar daar is geen tegenprestatie.

• Nationaliseren: de overheid neemt de eigendom en zeggenschap van een particulier bedrijf over.

• Inkomensvervangende uitkeringen: sociale uitkeringen die inkomstenverlies opvangen.

• Sociale voorzieningen: betaald uit algemene middelen

• Sociale verzekeringen: betaald uit premies

• Voorzieningen zijn voor mensen die niet op een andere manier kunnen voorzien in hun levensonderhoud.

• Sociale verzekeringen: volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.

• Volksverzekeringen: voor het hele volk. Meestal met A.

• Omslagstelsel: Schatting, dat ga je met z’n allen aan premies betalen.

• Werknemersverzekeringen: alleen voor mensen in loondienst.

• Zorgverzekering is verplicht!

• Belastingen: verplichte afdrachten aan de overheid, zonder dat daar een directe prestatie tegenover staat.

• Directe belastingen: via persoon (inkomen) & indirecte belastingen: via producten (BTW)

• Sociale premies: niet tot algemene middelen: hebben een duidelijk doel.

• Collectieve lasten: alle verplichten afdrachten van een burger, inclusief premies en belastingen, aan de collectieve sector.

• Niet-belastingmiddelen: andere inkomsten in de collectieve sector. Bijvoorbeeld: aardgas en deelnemen bedrijven.

• Een werkgever betaalt meer dan het brutoloon, ook de premies.

• Wig op de arbeidsmarkt: afdrachten aan de collectieve sector, dus alles tussen bruto- en nettoloon.

• Loonheffing is een voorheffing op de inkomensheffing: de belasting wordt van tevoren berekend, achteraf kijken ze of dat klopt en het verschil dat krijg je terug of moet je nog betalen.

• Vermogensrendementheffing: belasting over opbrengsten uit vermogen, bv: rente op spaarrekening en winstuitkering. 30% van 4% van je rendement.

• Heffingskortingen: korting wordt op de heffing in mindering gebracht.

• Milieuheffing: beter klimaat, vergroening belastingen.

• Invoerrechten: eerlijkere verdeling van de markt.

• Motorrijtuigenbelasting: gewicht van voertuig, geld: wegen.

• Sociale premies worden geïnd door de belastingdienst en verdeelt. Wat er te kort komt, wordt uit de schatkist betaald, evenals AKW.

• Heffingsbeginselen: draagkrachtbeginsel, doelmatigheidsbeginsel & profijtbeginsel.

• Draagkrachtbeginsel: mensen met meer inkomen, moeten meer belasting in procenten betalen; progressief belastingstelsel; de gemiddelde belastingdruk (heffingspercentage) of tarief stijgt naarmate het inkomen stijgt.

• Proportioneel: iedereen betaalt evenveel procent

• Marginaal tarief: percentage van de hoogste schijf waarin je met je inkomen valt.

• Doelmatigheidsbeginsel: inningskosten moeten opwegen tegen het te ontvangen belastingbedrag.

• Belastingmoraal: bereidheid om belasting te betalen.

• Profijtbeginsel: degenen die profiteren van een voorziening daarvoor laten betalen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.