Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4 Inkomen en belasting

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 754 woorden
  • 1 februari 2015
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 4

Paragraaf 1

Loon (loondienst) en winst (eigen baas) zijn vormen van inkomen. Over je inkomen moet je belastingen en premies betalen.

Paragraaf 2

De arbeidsmarkt, bestaande uit deelmarkten,  is een plaats waar vragers (werkgevers) en aanbieders (iedereen die kan en wil werken,  arbeidsparticipanten of de beroepsbevolking) van arbeid elkaar ontmoeten. De arbeidsmarkt is een abstracte markt (geen aanwijsbare plek). De weekmarkt in Breda is een concrete markt.

Menselijk kapitaal -> kennis, technische vaardigheden, opleiding en ervaring

De belangrijkste arbeidsvoorwaarden (loon, arbeidstijd, vakantie, pensioen, overuren, reiskostenvergoeding) zijn meestal al vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). De cao wordt geregeld door de werkgever en de vakbond.

Vakbonden zorgen ook voor behoud of verbetering van de koopkracht. Je koopkracht daalt als er sprake is van inflatie, een stijging van het gemiddeld prijsniveau (je geld wordt minder waard).

Indexcijfer koopkracht = indexcijfer nominaal loon / prijsindexcijfer • 100

Reëel loon is de koopkracht van het loon. Nominaal loon is het loon uitgedrukt in geld.

Paragraaf 3

Een ondernemingsplan geeft inzicht in je doelstelling, marktpositie, en de haalbaarheid van je plannen. Een ondernemingsplan is ook voor afnemers, leveranciers en banken van belang.

De aanschaf van kapitaalgoederen noem je investeren. Om te investeren is kapitaal (geld, ofwel vermogen) nodig. Investeringen kun je betalen met eigen geld (eigen vermogen) of met geleend geld (vreemd vermogen, hierover betaal je rente).

Productiefactoren:

  1. Kapitaal

  2. Arbeid

  3. Natuur

  4. Ondernemerschap

Uiteindelijk verwacht iedereen een beloning:

  • Bank -> rente

  • Werkneemster -> loon

  • Verhuurder -> huur

  • Grondeigenaar -> pacht


Paragraaf 4

Je kunt niet volledig beschikken over loon, winst, rente, pacht of huur, want je moet een gedeelte afdragen aan de overheid.

Op je loonstrook staat de loonheffing. de loonheffing bestaat uit loonbelasting en premie volksverzekeringen (AOW, de AWBZ en de Anw).
Afhankelijk van je werk betaal je ook premie voor je eigen ouderdomspensioen. Zo bouw je een bedrijfspensioen op voor later. Dit bedrijfspensioen is later een aanvulling bovenop je AOW-uitkering.Ook wordt de premie Zvw ingehouden. In het brutoloon zit een tegemoetkoming van de werkgever voor deze premie.De loonheffing die op het brutoloon wordt ingehouden, is een voorheffing, een voorschot op de inkomensbelasting (pas aan het einde van het jaar vastgesteld, omdat dan pas duidelijk is hoe hoog het verdiende inkomen is).

Het draagkracht beginsel houdt in dat hogere inkomens in verhouding meer belasting moeten afdragen dan lagere inkomens. Dat kan worden bereikt met een progressief belastingstelsel -> doordat de hogere inkomens een hoger percentage aan belasting betalen dan de lagere inkomens verandert de verhouding tussen de hoge en de lage inkomens ten gunste van de lage inkomens (nivellering).

Als je uitrekent hoeveel cent per verdiende euro, dus hoeveel procent van het inkomen, ieder moet afdragen, bereken je de gemiddelde heffingsdruk, het gemiddeld heffingstarief of het gemiddelde heffingspercentage.

Gemiddeld heffingspercentage = loonheffing / brutoloon • 100%

Bij een degressieve heffing betaal je procentueel minder belasting als je inkomen stijgt (denivellering).
Bij een proportionele heffing is de gemiddelde belastingsdruk voor iedereen hetzelfde.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Marginale druk of marginaal tarief. Marginale heffingsdruk -> geeft aan hoeveel cent je extra aan heffing moet betalen als je inkomen met 1 euro stijgt.

!!!ZIE BOEK BLADZIJDE 60 EN 61!!!

Paragraaf 5

Rente, winst, huur en pacht zijn voorbeelden van inkomen uit vermogen. Als je het totale inkomen dat met het vermogen wordt verdiend uitdrukt in procenten van het vermogen, dan vinden we het rendement op het vermogen. Inkomen uit vermogen in procenten van dat vermogen noemen we vermogensrendement.

Vermogensrendement = inkomen uit vermogen / vermogen • 100%

Ook over het inkomen uit vermogen wordt belasting geheven. Deze belasting heet vermogensrendementheffing. Het heffingstarief bedraagt 30%. De belastingsdienst hanteert dit tarief echter niet over het werkelijk verdiende inkomen uit vermogen, maar gaat uit van een fictief percentage van 4%. Over die 4% fictief rendement dient een heffing van 30% te worden betaald. Uitgangspunt voor de berekening is de waarde van het vermogen op 1 januari. De eigen woning valt er buiten. Een deel van het vermogen, in 2013 is dat € 21.139, is vrijgesteld van de heffing.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Ook over het inkomen uit vermogen wordt belasting geheven. Deze belasting heet vermogensrendementheffing. Het heffingstarief bedraagt 30%. De belastingsdienst hanteert dit tarief echter niet over het werkelijk verdiende inkomen uit vermogen, maar gaat uit van een fictief percentage van 4%. Over die 4% fictief rendement dient een heffing van 30% te worden betaald. Uitgangspunt voor de berekening is de waarde van het vermogen op 1 januari. De eigen woning valt er buiten. Een deel van het vermogen, in 2013 is dat € 21.139, is vrijgesteld van de heffing.

Belastbaar vermogen = vermogen op 1 januari – vrijstellingFictief rendement = 0,04 • belastbaar vermogenVermogensrendementsheffing = 0,30 • fictief rendement

Paragraaf 6

Inkomens die worden verdiend door bij te dragen aan het productieproces noemen we de primaire inkomens.

Als je werkloos of arbeidsongeschikt bent, ontvang je een sociale uitkering. Een sociale uitkering bestaat uit geld dat wordt overgedragen van de belasting- en premiebetaler naar de uitkeringsgerechtigde. Daarom noem je sociale uitkeringen overdrachtinkomens. Omdat sociale uitkeringen bruto worden vastgesteld, worden er belastingen en premies volksverzekeringen over geheven. Het inkomen dat iemand uiteindelijk overhoudt noem je het secundaire inkomen (primaire inkomens + sociale uitkeringen – de belastingen en premies).

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.