Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4

Beoordeling 10
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 667 woorden
  • 4 september 2008
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 10
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 4

- marktsector (particuliere sector)=ondernemingen + gezinnen
- collectieve sector (publieke sector)=overheid in ruime zin + de sector sociale zekerheid
*verschillen tussen overheid en particuliere ondernemingen:
- overheidsvoorzieningen hoeven niet kostendekkend te zijn
- marktmechanisme bepaald hoe de productiefactoren worden ingezet, vraag van de consumenten bepalen de prijs
en bij de overheid wordt de keuze gemaakt door de politieke krachtsverhouding in het parlement budgetmechanisme
* overheid in enge zin= Het Rijk (de centrale overheid)

* overheid in ruime zin= Het Rijk+de lagere overheden+de waterschappen
* 3 belangrijke functies van de overheid op economisch terrein zijn
- allocatiefunctie= de overheid beïnvloed de samenstelling van de productie in een land
- direct: alleen al de collectieve goederen die door de overheid worden geproduceerd
- indirect: via wetten en heffingen/belastingen/subsidies kan de overheid het gebruik, dus de productie te stimuleren/afremmen en “bemoeigoederen” (bijvoorbeeld musea)
- verdelingsfunctie= door belasting- en premieheffing en met het beleid met betrekking tot sociale uitkeringen oefent de overheid invloed uit op de verdeling van de besteedbare inkomens
- stabiliseringfunctie= de overheid heeft als taak om te zorgen voor een evenwichtige groei van de productie
* Rijksbegroting= de systematische schatting van alle rijksuitgaven voor het komende kalenderjaar en hoe het gefinancierd wordt
* Miljoenennota= samenvatting van de rijksbegroting
* 3 reden waarom de overheid geld uitgeeft
- voor zien in de behoefte van collectieve goederen (straatverlichting, leger, dijken.) iedereen kan er gebruik van maken.
- voorzien in de behoefte van quasi-collectieve goederen (onderwijs, wegen, openbaarvervoer) worden om politieke reden verstrekt
- herverdeling van het inkomen: via sociale voorzieningen en subsidies - herverdeling


* overheidbestedingen: zijn uitgaven waar iets tegenoverstaat - ze leggen beslag op productiecapaciteit
- overheidconsumptie: lopende uitgaven, die korte tijd nut afwerpen en daarna niet meer (aanschaf papier, verwarming)
- overheidsinvestering: het gaat hier om uitgaven die lang nut afwerpen (dijken, wegen)
* overdrachtsuitgaven: dit zijn uitgaven waar niks tegenover heb gestaan - uitkeringen, subsidies
- inkomensoverdrachten: huursubsidies en uitkeringen in het kader van sociale voorzieningen (Bijstand)
- vermogensoverdrachten: investeringssubsidies

* directe belastingen: loon en inkomstenbelasting, de vennootschap belasting, motorrijtuigenbelasting
* indirecte belastingen: BTW, accijnzen, invoerrechten, bijzondere verbruiksbelasting
* ons belastingstelsel hanteert 3 uitgangspunten
- doelmatigheidsbeginsel : de belastingsheffing mag niet nadelig zijn voor de welvaart ( per saldo)
- draagkrachtbeginsel: de belastingen moeten naar drachtkracht worden geheven (mensen met meer geld betalen meer belasting)
- profijtbeginsel: wie van de overheid meer profiteert moet er meer voor betalen (alleen mogelijk zijn retributies)
* niet belastingsontvangsten

- opbrengsten uit bedrijven: staatsbedrijven - belangrijkste is “aardgas-baten”
- retributies: betalingen aan de overheid waar individueel aanwijsbare prestatie tegenover staat(schoolgeld)
* collectieve lastendruk: de collectieve lasten als percentage van het nationaal inkomen
Formule: collectieve lastendruk = collectieve lasten : nationaal inkomen x 100%
* reageren op de druk van collectieve lasten door, …
- afwentelen: een ander laten betalen
- ontduiken: zwart werken, rommelen met belastingsformulieren
- ontwijken: op een geoorloofde manier belastingbetaling voorkomen - gebruik maken van exotische belastingconstructies
* Begrotingstekort: al de (geschatte) uitgaven van de Rijksoverheid groter zijn dan de (geschatte) inkomsten
* Financieringstekort: begrotingstekort-aflossing op de staatsschuld. De staatsschuld neemt elk jaar toe met het bedrag van het financieringstekort
* begrotingstekort kan op 2 manieren worden verkleind: bezuinigen en belastingsverhoging
** De Gulden financieringsregel= het principe dat de overheid alleen mag lenen om haar investeringen te betalen (de deltawerken)

** Anticyclisch begrotingsbeleid:
- in tijden van laagconjunctuur de bestedingen opvoeren - begrotingstekort neemt toe
- in tijden van hoogconjunctuur de bestedingen verminderen - begrotingstekort wordt kleiner - anti cyclisch
* inverdien effecten: de overheid geeft bijv 10 miljoen uit, daardoor gaat de economie groeien, wordt meer verdient, komen meer belastingopbrengsten, de uiteindelijke kosten zijn minder dat 10 miljoen voor de overheid
* staatsschuld quota= de totale staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen
Formule: staatsschuld quota= totale staatsschuld : nationaal inkomen x 100%
* door handhaving van de koppeling de zou de werkgelegenheid in het bedrijfsleven in gevaar kunnen komen omdat door koppeling hoge uitkeringen - sociale premies moeten omhoog - hogere arbeidskosten - diepte-investeringen
* een stijgend financieringstekort kan op korte termijn leiden tot meer werkgelegenheid omdat, de bestedingen toe nemen - meer productie leid tot meer werk
* een stijgend financieringstekort kan op lange termijn leiden tot minder werkgelegenheid omdat, de overheid meer geld moet lenen, hogere rente- en aflossingsverplichtingen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.