Hoofdstuk 3.1 + 3.2

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 806 woorden
  • 6 november 2014
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 5
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

§3.1 Rondkomen

Begroting = een schatting van alle verwachte inkomsten en uitgaven.

Budgetteren = zorgen voor een evenwicht tussen de inkomsten en uitgaven.

Besteedbaar inkomen = arbeidsinkomen + inkomen uit bezit + overdrachtsinkomen – belastingen – premies – overige inhoudingen.

Vaste lasten = regelmatig terugkerende uitgaven (huur, hypotheek, gas, water, elektriciteit, abonnementen, verzekeringen).

Huishoudelijke uitgaven = de dagelijkse boodschappen en uitgaven voor persoonlijke verzorging.

Reserveringsuitgaven = niet-regelmatige en/of onverwachte uitgaven

Bij een begrotingstekort zijn de verwachte uitgaven hoger dan de verwachte ontvangsten.

Bij een begrotingsoverschot zijn de verwachte inkomsten hoger dan de verwachte uitgaven.

 

§3.2 Sparen, belegen en lenen

Rente wordt berekend per jaar.

Enkelvoudige rente/interest: over het oorspronkelijk gestorte bedrag.

Samengestelde rente/intrest: ook nog over de al ontvangen rente.

Hoe langer je je spaargeld vastzet, hoe hoger het rentepercentage meestal. Nadeel: soms betaal je opnamekosten/boetrente (spaardeposito).

Dagelijks opvraagbare spaarrekening = je kunt elk moment geld opnemen.

Depositogarantiestelsel: om spaarders te beschermen, als de bank failliet gaat krijg je een bepaald bedrag terug (€100.000), dit geld wordt bijeengebracht door de overige banken.

Beleggen: hogere rente dan bij spaarrekeningen meestal (als het bedrag winstgevend is), het is risicovoller dan een spaarrekening.

Dividend = de winstuitkering aan de aandeelhouders. Je moet hier 15% dividendbelasting over betalen.

Aandelenkoers/beurswaarde = de prijs van het aandeel in euro’s.

Nominale waarde = de waarde waartegen het aandeel oorspronkelijk werd uitgegeven, hierover wordt het dividendpercentage berekend.

Koerswinst = de winst die je maakt als je een aandeel tegen een hoger bedrag verkoopt, dan je hem hebt gekocht.

Speculanten = mensen die aandelen tegen een lage koers proberen te kopen en later tegen een (veel) hogere koers weer te verkopen.

De Amsterdam Exchange Index (AEX) geeft  een gewogen gemiddelde weer van de koersen van de 25 belangrijkste aandelen van de Nederlandse nv’s. De Amsterdam Midkap Index (AMX) is de koersindex van middelgrote Nederlandse nv’s. Bekende andere beursindices zijn de Dow Jones (VS), de Nikkei (Japan) en de DAX (Duitsland).

Als je een obligatie koopt, leen je geld aan een onderneming of overheid. Bedrijven en overheid geven obligaties uit om hun investeringen en tekorten te financieren.

Een obligatielening is een hoge, langlopende lening verdeeld in kleine obligaties.

Nominale waarde van een obligatie = het oorspronkelijke schuldbedrag.

De obligatiehouder krijgt een vast interest- of rentepercentage dat wordt berekend over de nominale waarde. Deze rente wordt couponrente genoemd.

Net als aandelen worden obligaties verhandeld op de Amsterdamse effectenbeurs.

De prijs van de obligatie (obligatiekoers) kan afwijken van de nominale waarde.

De obligatiekoers worden op de beurs in procenten uitgedrukt, bij een aandeel in euro’s.

Asymmetrische informatie: als de manager van een beursgenoteerde onderneming meer beursinformatie heeft dan de marktdeelnemers.

Moreel wangedrag = (in dit geval) het misbruiken van voorkennis bij handel in aandelen.

Wet financieel toezicht: dit morele wangedrag is verboden, je mag niet de aandelen expres door familie laten kopen, als je weet dat de aandelen voor de aandeelhouders veel geld gaan opleveren.

Autoriteit Financiële Markten (AFM) = de toezichthouder die toeziet op de naleving van de Wet financieel toezicht.

Redenen om geld te lenen zijn bijvoorbeeld geld voor de aanschaf van dure goederen, zoals een huis of een auto, of om tegenslagen of tijdelijke tekorten op te vangen.

De effectieve rente op jaarbasis is het werkelijke rentepercentage inclusief de kosten dat je per jaar betaalt over het geleende bedrag (bv. afsluitkosten en/of administratiekosten).

Voor langlopende leningen moet je meer rente betalen. Leningen met een onderpand hebben een lagere rente. Als je de lening niet kunt terugbetalen, is het onderpand er om je schuld alsnog af te lossen.

Het maximale bedrag dat je kunt lenen hangt af van:

  • Je besteedbaar inkomen.
  • Andere leningen die je al hebt.
  • De hoogte van de rente.

De looptijd van de lening moet niet langer zijn dan de verwachte levensduur van het product waarvoor je geld hebt geleend.

Consumptieve kredieten = leningen zonder onderpand voor vaak een duur product. Bv. persoonlijke leningen, doorlopende kredieten, kopen op afbetaling, huurkoop.

Bij een persoonlijke lening betaal je elke maand een vast bedrag voor rente en aflossing samen. Een langere aflossingstijd maakt het maandbedrag lager, maar dan ben je meer geld aan rente kwijt.

Bij een doorlopend krediet spreek je met je bank af tot welk bedrag je maximaal rood mag staan. Als je rood staat, betaal je hier wel rente over.

Kopen op afbetaling: je betaalt een deel van het aankoopbedrag (de aanbetaling), de rest betaal je in termijnen. Voordeel: je hoeft niet eerst te sparen, je hebt het product gelijk. Nadeel: uiteindelijk betaal je (veel) meer dan bij contante betaling.

Hypothecaire lening: de bank leent je geld om een huis te kopen. De looptijd is meestal 30 jaar. De rente is maximaal 30 jaar lang aftrekbaar van je inkomstenbelasting, je mag de hypotheekrente dus van je bruto-inkomen aftrekken. Dit s zodat meer mensen een huis kopen i.p.v. bv. lenen. Het huis wordt als onderpand gebruikt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.