hoofdstuk 3 De markt in moeilijkheden

Beoordeling 9.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 621 woorden
  • 25 januari 2016
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 9.2
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Verdien 25 euro Bol.com tegoed met dit onderzoek

Samen met Oxford doen wij weer onderzoek naar schoolspullen: waar heb jij dit jaar je schoolspullen gekocht en wat zijn je favoriete items? Vul de vragenlijst in en maak kans op 25 euro Bol.com tegoed. 

Doe mee!

Economie hoofdstuk 3 De markt in moeilijkheden

§ 1 De grens over

Export: de verkoop van goederen en diensten aan het buitenland.

Voordelen:

  • het levert werkgelegenheid en inkomen op in Nederland.
  • export naar landen buiten het eurogebied levert buitenlands geld op.

Import: de inkopen van goederen en diensten in het buitenland.

Bruto binnenlands product (bbp): de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land in een jaar.

Open economie: een economie die veel handel met het buitenland drijft.

Exportquote: het percentage van de export ten opzichte van het bbp.

Importquote: het percentage van de import ten opzichte van het bbp.

Wereldhandel: de totale internationale handel van alle landen.  ---- }de wereldhandel is de motor van de Nederlandse economie geworden dat komt door de export.

Invoerrechten: belastingen op ingevoerde goederen en diensten.

Interne markt: gezamenlijke markt van alle landen van de EU waarbinnen vrijhandel is.

Europese Unie: samenwerkingsverband van 27 Europese landen met onder meer onderlinge vrijhandel. Voorbeelden:

  • Vrij verkeer van arbeid en kapitaal

Werknemers mogen binnen de EU vrij de grens over en in een ander land van de EU gaan werken. Ze hebben geen werk- of verblijfsvergunning nodig ® vrij verkeer

Geld mag binnen de EU vrij de grens over. Dit heet ‘’vrij verkeer van kapitaal.

  • Vrij verkeer van goederen en diensten, dus geen invoerrechten.

De 27 landen van de EU hebben met elkaar afgesproken dat ze bij de onderlinge handel geen invoerrechten heffen.

Subsidie: een geldbedrag waarmee de overheid goederen of diensten goedkoper maakt.

§ 2 De uitkomsten van de markt

Welvaart: de mate waarin mensen in staat zijn om hun behoeften aan schaarse goederen en diensten te bevredigen.

Externe effecten: een ‘’bijwerking van de markt (die buiten de markt omgaat).

Negatief extern effect: extern effect waarbij de welvaart daalt.

Positief extern effect: extern waarbij de welvaart stijgt.

§ 3 De overheid, bemoeizuchtig?

Overheid: het rijk en de lagere overheden.

De overheid kan zich op vier manieren bemoeien met de vraag en aanbod:

  1. De overheid stimuleert de vraag naar goederen met subsidie.
  2. De overheid remt de vraag naar goederen af met accijns.
  3. De overheid levert goederen die het bedrijfsleven niet kan leveren.
  4. De overheid maakt de inkomensverschillen kleiner.

Collectieve sector: de  overheid en de sociale fondsen.

Sociale fondsen: instellingen die de sociale verzekeringen verzorgen.

De overheid bestaat uit twee delen:

  1. De rijksoverheid (het rijk).
  2. De provincies, gemeenten en waterschappen, met elkaar de lagere overheden.

Rijk: de centrale overheid.

Lagere overheden: provincies, gemeenten en waterschappen.

Bij de rijksoverheid horen de regering, het parlement en de departementen (ministeries). De regering bestuurt t land, het parlement controleert de regering. De regering en het parlement beslissen over zaken die alle Nederlanders aangaan.

De provincies, gemeenten en waterschappen horen bij de lagere overheid. Het provinciebestuur controleert het werk van de gemeenten in de provincie. Het provinciebestuur zorgt er ook voor dat de gemeenten samenwerken. De gemeente houdt zich bezig met zaken die alleen de inwoners van de gemeente aangaan. Waterschappen zorgen voor de waterhuishouding in Nederland. Zij bewaken het waterpeil en de kwaliteit van het water, een belangrijke taak in het waterrijk Nederland.

Accijns: kostprijsverhogende belasting op sommige goederen.

Kostprijsverhogende belasting: belastingen op goederen en diensten die de kostprijs verhogen.

Btw: kostprijsverhogende belasting op bijna alle goederen en diensten.

Collectieve goederen: goederen die niet in individueel leverbare eenheden verkocht kunnen worden.

Minimumloon: het minimale brutoloon dat werkgevers moeten uitbetalen.

Belasting op inkomen, winst en vermogen: belasting op inkomen, winst en vermogen die de belastingplichtige zelf draagt.

§ 4 De arbeidsmarkt

Aanbod van arbeid: mensen met betaald werk plus mensen die betaald werk zoeken.

Vraag naar arbeid: de vraag naar arbeidskrachten door bedrijven.

Collectieve arbeidsovereenkomst: een overeenkomst waarbij alle werknemers van een bedrijf of van een hele bedrijfstak dezelfde arbeidsovereenkomst met hun werkgever hebben

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.