Paragraaf 3.1 Betaalde en onbetaalde arbeid
Je kunt werken bij de overheid en bij ondernemingen. Als je werkt verdien je geld hiermee kun je goederen en diensten kopen. Als je werkt krijg je geld voor wat je hebt gedaan, dit kan in loon of salaris. Over het salaris moet je belasting betalen. Alles wat het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) registreert is de formele sector van de economie. Alles wat niet door CBS geregistreerd wordt heet de informele sector van de economie. Een voorbeeld is: het huishouden of iemand die training geeft in zijn vrije tijd. Hiervoor krijgen mensen ook niet betaald, dit is dus arbeid in ruime zin. Arbeid in enge zin is als er wel loon of salaris wordt uitbetaald. Zwarte arbeid is als er geen belasting over je loon wordt betaald en dus ook geen sociale premies worden afgedragen. Zwarte arbeid behoort tot de informele sector van de economie. Maar er wordt wel loon betaald dus valt het onder arbeid in enge zin. Dus:
> betaald > formele sector: wit
Arbeid > > informele sector: zwart
> onbetaald > informele sector
Paragraaf 3.2 Arbeid en scholing
Om kans te maken op een betaalde baan is scholing nodig. Voor steeds meer banen heb je goede scholing nodig. Door hoger opgeleide werknemers kunnen zij gespecialiseerde of vernieuwde producten maken, voor die producten kan je een hogere prijs vragen en daardoor zijn er ook hogere lonen. Ongeschoolde arbeid verhuist naar landen met lage lonen.
Sommige mensen verrichten zeer gespecialiseerd werk en andere juist iets veel breeders. Er is een verschil tussen mannen en vrouwen. Bijvoorbeeld een man en een vrouw die hetzelfde werk doen krijgen niet altijd hetzelfde salaris.Er zijn steeds meer vrouwen gekomen die betaalde arbeid doen. Het streven van gelijkstelling in de maatschappij heet emancipatie.
Er kan ook discriminatie zijn bij het aannemen van allochtonen. Ze nemen dan eerder een autochtoon aan. De allochtonen hebben hierdoor slecht of geen werk.
Van werknemers wordt verwacht dat zij problemen die ze tegenkomen bij hun werk kunnen oplossen en van werkgevers wordt verwacht dat zij het personeel aansturen.
Paragraaf 3.3 Arbeidsvreugde
Dat werk zinvol is is belangrijk, dit levert arbeidsvreugde op. primaire arbeidsvoorwaarden: het loon en de arbeidstijd.
secundaire arbeidsvoorwaarden: arbeidsomstandigheden bijvoorbeeld; een auto van de zaak, kinderopvang & een bedrijfsrestaurant. arbeidsvreugde: hangt af van verschillende zaken zoals de omgang met andere mensen op de werkplek, waardering, het apparatuur waarmee gewerkt wordt. Ook flexibiliteit zorgt voor arbeidsvreugde, bijvoorbeeld de mogelijkheid om parttime te werken of om iets later te beginne of eerder te beginnen i.v.m. kinderen en/of filles. De mogelijkheid om thuis te werken is ook iets wat bij arbeidsvreugde hoort.
Paragraaf 3.4 Aanbod van arbeid
Als je net een opleiding/studie hebt afgrond ben je een aanbieder van arbeid op een markt.
Dit is de arbeidsmarkt op deze markt wordt er gevraagd naar arbeiders door de overheid en werkgevers. Aanbieders van arbeid behoren tot de beroepsbevolking . De beroepsbevolking bestaat uit iedereen van 15 tot 67 jaar die minstens 12 uur per week kan/wil werken. Het aanbod van arbeid is verschillend. Het totale aanbod hangt sterk af van het aantal vrouwen dat wil werken. Dat komt omdat de mannen dan weten of de kinderen bijv. naar de opvang moeten of dat zij parttime kunnen werken en de vrouw het huishouden doet. Het is van belang of een uitkering een alternatief vormt voor een baan. De WAO is een uitkering voor arbeidsongeschikten. Vroeger was de WAO aantrekkelijk maar dat ging na een tijdje erg slecht, dus ik het vervangen door de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen). Bij de WIA gaat het erom wat je nog wel kan als je arbeidsongeschikte. Als de economie aantrekt nemen steeds meer mensen de moeite om zich op de arbeidsmarkt aan te melden.
Aantekeningen: Mensen die geen arbeiders van arbeid zijn maar wel tot de beroepsbevolking behoren zijn.
Arbeidsongeschikte; ziek
Mensen die niet ‘willen’ werken
Fulltime scholieren
Niet aangemeld als werkloos
Minder dan 12 uur willen werken.
Mensen die werken in loondienst die werken als werknemer in het bedrijfsleven of bij de overheid. Als je bij de overheid werkt ben je ambtenaar en sommige kiezen ervoor om een eigen onderneming te starten. Als je een eigen onderneming start zijn er wel grote risico’s bijvoorbeeld als je wilt terugvallen op een uitkering bij een ziekte. Maar toch gaan veel mensen het doen maar dan kleinschalig dit heet: startende ondernemers . In de dienstverlening heb je niet veel startkapitaal nodig om je eigen bedrijf te beginnen. Ondernemingen besteden ook veel werk uit reclame, inhuren van leidinggevenden, incassowerk, etc. Dit werk wordt vaak gedaan door kleine zelfstandigen want hier is vooral kennis voor nodig. Veel startende ondernemers zijn vaan exwerknemers van boven de 50.
Paragraaf 3.5 Vraag naar arbeid
De vraag naar arbeid staat tegenover het aanbod van arbeid. De vraag naar arbeid komt onder andere van ondernemingen, internationale instellingen, scholen enz. De vraag naar arbeid kan in de informele sector. Dat is huishoudelijk werk, klussen of verzorgen van kinderen. Of in de formele sector. Dat is bijvoorbeeld zwart werken.
Werkgevers zoeken op verschillende manieren arbeidskrachten.
- Elke dag staan in kranten personeelsadvertenties
- Ondernemingen kunnen vacatures bij de Centra voor Werk en Inkomen (CWI) inschrijven.
Werkzoekende schrijven zich ook in bij het CWI.
- Uitzendbureaus spelen soms een rol als het gaat om een vraag naar tijdelijke arbeidskrachten.
Bij uitzendbureaus zijn veel mensen ingeschreven die tijdelijk werk zoeken.
- Er wordt gebruik gemaakt van zogenaamde headhunters. headhunters zijn dienstverlenende ondernemingen die er hun beroep van maken om functionarissen te plaatsen.
- Overheid van bedrijfsleven zoeken langs informele weg mensen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden