Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2: Sparen en Beleggen

Beoordeling 1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 2083 woorden
  • 3 februari 2016
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 1
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Europese Centrale bank (ECB)

In de Eurolanden heeft maar één bank het recht om bankbiljetten in omloop te brengen, daarom wordt het ook wel de circulatiebank genoemd.

Nominale waarde

De waarde die op de euromunt vermeld staat.

Intrinsieke waarde (stofwaarde)

De waarde die de munt bevat, het aantal goud/zilver.

1.9 De geschiedenis van het geld

2.1 Ruilhandel en geld

Zelfvoorziening

Vorm van productie waarbij het geproduceerde niet wordt verkocht, maar wordt gebruikt om zelf van te leven.

Arbeidsverdeling

Het maken van producten werd over verschillende mensen verdeeld. Iedereen had zijn eigen taak.

Specialisatie

Iedereen koos een bepaald beroep en ging een soort product maken.

Ruil in natura/Directe ruil

Een ruil waar geen geld aan te pas komt. Wat men te veel produceerde voor eigen gebruik, probeerde men te ruilen tegen andere goederen of diensten. Zo kwam er steeds meer ruilhandel.

Loon in natura

Als een deel van je loon in goederen wordt uitbetaalt en dus niet met geld.

Geld

Dit is de tussenschakel, want soms wil de aardappelen hebben maar de ander niet de melk van jou. Eerst werden er schelpen en stukken ivoor gebruikt.

Algemeen aanvaard ruilmiddel (geld)

Als mensen in de samenleving het ivoor als betaalmiddel aanvaarden.

Indirecte ruil

Wanneer je geld voor een product of dienst ruilt. Dus met behulp van een algemeen aanvaard ruilmiddel

 

Vragen

  1. Een andere benaming voor een algemeen aanvaard ruilmiddel is geld.
  2. Twee voorbeelden van loon in natura;
  • Stel je werkt in een bloemenzaak dan krijg je elke week een paar bossen bloemen.
  • Maar ook een auto van de zaak is loon in natura.
    1. Soorten geld en betalingsverkeer

Chartale (stoffelijk) geld

Dat zijn de munten en bankbiljetten.

Girale (onstoffelijke) geld

(rekening-couranttegoeden)

Deze geldsoort is het belangrijkste. Spaarrekeningen zijn geen giraal geld. Het gaat om een rekening die je hebt op de bank hij moet voldoen aan 2 voorwaarden;

1. Je moet er direct geld van kunnen opnemen.

2. Je moet er mee kunnen overschrijven naar de rekening van iemand anders.

PIN

Personal identification number.

Elektronisch betalen

Er wordt betaalt met een pas (chipcard, chipper, chipknip), dus niet met bankbiljetten of munten.

De Nederlandse Bank (DNB)

Dit is de nationale bank in NL. ze helpen de ECB bij uitgifte van bankbiljetten.

 

Vragen

  1. a. Welke instelling zorgt voor de munten?
  • Munten worden geslagen door De Nederlandse Munt in Utrecht. Zij heeft ook de euromunten geslagen, die vanaf 1 januari 2002 in omloop werden gebracht.

b. Welke instelling zorgt voor de bankbiljetten?

-De bankbiljetten worden door De Nederlandse Bank (DNB) in opdracht van de Europese Centrale Bank uitgegeven. Zowel de munten als de bankbiljetten worden via de particuliere banken en de postkantoren (de Postbank) in omloop gebracht

  1. Waarin verschilt de Europese Centrale Bank van andere banken?

-  De Europese Centrale Bank is circulatiebank. Dit houdt in dat zij munten en bankbiljetten – via de particuliere banken – in omloop brengt. De ECB bepaalt hoeveel bankbiljetten er in omloop gebracht worden.

  1. Leg het verschil uit tussen een pinpas en een chipcard.

- Bij een betaling met een pinpas wordt er contact gemaakt met de computer van de bank. Vervolgens wordt het benodigde bedrag gelijk van de rekening van de klant afgeschreven. Bij een chipcard is dat contact niet nodig en wordt het benodigde bedrag van de kaart zelf afgeschreven.

Opgave

  1. a. Als een creditcard hacker jouw naam, het nummer van jouw creditcard en de afloopdatum van jouw creditcard weet te achterhalen, kan hij op jouw rekening allerlei goederen kopen. Creditcard hackers doen dit door in te breken bij webwinkels in de databank waar creditcardgegevens van klanten worden bewaard. Ook is het mogelijk om nepwinkels op het internet te openen. Wie daar een aankoop denkt te doen, geeft in werkelijkheid zijn creditcardgegevens vrij.

b. Ten eerste bestaan er natuurlijk andere methoden om via internet te betalen, zoals elektronische bankoverschrijvingen. Maar ook betalen via creditcard kan op allerlei manieren veiliger gemaakt worden. Zo kun je bijvoorbeeld je creditcard nummer in twee keer doorgeven, in plaats van in één keer. Of je kunt gebruik maken van speciale versleutelde e-mails om je creditcard nummer door te geven.

  1. Rondkomen van het inkomen

Budget

Het bedrag waarvan je moet rondkomen.

Begroting

Een schatting van de inkomsten en uitgaven voor een komende periode. Zo wordt snel duidelijk of de verwachte inkomsten en de verwachte uitgaven van elkaar afwijken.

Vragen

  1. Waarom is het nuttig voor een gezin om een begroting op te stellen?
  • Om je een beeld te vormen van uitgaven die in de nabije toekomst worden gedaan en de inkomsten die daar tegenover staan. Eventuele dreigende tekorten kunnen dan door tijdig te bezuinigen gemakkelijker worden opgevangen.
  1. Waartoe kan een overschot op de begroting worden bestemd?
  • Een overschot kan worden gebruikt voor toekomstige uitgaven bijvoorbeeld de aanschaf van een nieuwe auto of een wereldreis; ook kan een bestaande schuld worden afgelost.
    1. Soorten uitgaven en gezinsbegroting

Huishoudelijke uitgaven

Het gaat om uitgaven voor voedsel, drinken, persoonlijke verzorging, schoonmaakmiddelen, kleine uitgaven voor uitgaven, zakgeld en dergelijke.

Vaste lasten

Vaste lasten behoren tot bijvoorbeeld huur, abonnementen, verzekeringen, water, gas, elektriciteit en telefoon.

Incidentele uitgaven

Dit zijn de luxe dingen (eigenlijk overbodig) bijvoorbeeld vakantie,televisie en kleding. Ze komen af en toe voor niet vaak.

Vragen

1.        a. In drie categorieën:

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

            - vaste lasten: huur, abonnementen, water, gas, etc.;

            - huishoudelijke uitgaven: levensmiddelen, schoonmaakmiddelen etc.;

            - incidentele uitgaven: kleding, vakantie, reparaties, etc.

           b. Op deze manier krijg je een beter inzicht in je uitgavenpatroon.

          

2. Extra inkomen wordt doorgaans verkregen door meer te gaan werken of een andere, beter betaalde, baan te nemen.

  1. Lenen en besteden

Lenen (krediet opnemen)

Je krijgt geld van de bank die je in gedeeltes terug moet betalen = Aflossen.

Rente

Ook moet je de bank een vergoeding geven omdat ze jou geld lenen. Rente wordt berekend over het bedrag dat nog niet is afgelost.

Niet-duurzame goederen

Dit zijn goederen die niet lang mee gaan. Als goederen niet aan hoge milieueisen voldoen worden ze ook niet-duurzame goederen genoemd.

Duurzame goederen

Deze goederen gaan lang mee. Goederen, die aan hoge milieueisen voldoen worden ook duurzame goederen genoemd.

Vragen

  1. Waarom kan lenen voor sommige mensen riskant zijn?
  • Leningen moeten in de toekomst door aflossing worden terugbetaald; bovendien moet er ook een bedrag aan rente worden betaald. 

2 a. Duurzame goederen in de betekenis van jaren meegaan, bijvoorbeeld een afwasmachine. Duurzame goederen in de betekenis van het voldoen aan hoge milieueisen, bijvoorbeeld zonnecollectoren voor de opwekking van energie.

b.         Een windmolen voor de opwekking van energie.

c.         In de ene betekenis: Goederen die niet lang meegaan, bijvoorbeeld een pakje sigaretten, toilet papier. In de andere betekenis: Goederen die niet goed zijn voor het milieu, bijvoorbeeld een vrachtauto die op dieselbenzine rijdt.

  1. Soorten consumptief krediet

De 5 vormen van consumptief krediet;

Een persoonlijke lening

Dit houdt in dat iemand een bepaald bedrag leent en gedurende een bepaalde periode terug betaal, met rente en aflossing moet betalen. Hierbij kijkt de bank wel of je genoeg inkomen hebt voor het betalen van rente en aflossen.

Doorlopend krediet

Dit is dat een (bank)rekening waarmee tot een bepaald maximum bedrag mag worden geleend. Over het geleende bedrag moet wel rente worden betaald. Dus je krijgt niet al je geld in een keer, je mag max tot een bedrag lenen.

Een salariskrediet

Dit is dat iemand tot een bepaald bedrag rood mag staan op de bankrekening waar het salaris op wordt gestort. Het gaat hierbij om kleine bedragen, zo voorkomt de bank dat mensen te grote bedragen gaat pinnen dit noem je kredietlimiet.

Bij kopen op afbetaling

Hierbij wordt het grootste deel van het koopbedrag door een onderneming voorgeschoten; er moet namelijk wel een aanbetaling worden gedaan. De afbetaling gebeurt meestal doormiddel van maandelijkse betalingen (termijnen) gedurende een vastgestelde periode. Hoewel je slechts een deel van het product betaalt, ben je wel gelijk eigenaar.

 

Dit is een speciale vorm van koop op afbetaling; hier wordt je echter pas eigenaar als je alles hebt afbetaald. Je huurt het dus.

Vragen

  1. a. Consumptief krediet is een lening die gebruikt wordt voor de aanschaf van goederen en diensten.

b. Manieren om te lenen:

- bij vrienden of bekenden;

- bij kredietinstellingen(banken);

- kopen op afbetaling;

- lenen met een onderpand (hypothecaire lening).

  1. a. Als je een product op afbetaling koopt, wordt er niet gekeken naar je inkomen. Bij een lening van een bank is dit wel het geval. Bij kopen op afbetaling moet je een bepaald product of een bepaalde dienst kopen en bij lenen via een bank ben je vrij in het besteden ervan.

2.7 Hypothecaire lening

 

Hypothecaire lening (hypotheek)

Dit betreft een lening met een bepaald onderpand bijv. een huis of een stuk grond. Hierbij gaat het bijna altijd om een hoog bedrag en een lange looptijd.

 

Hij/zij is degene die de lening ontvangt; hij of zij geeft namelijk het recht van een hypotheek aan degene die de lening versterkt. Dit kan een bank of verzekeringsmaatschappij zijn, deze leeninstelling heet de hypotheeknemer.Als je de hypotheek niet meer kan betalen mag de hypotheek nemer het onderpand verkopen.

1. Een hypothecaire lening wordt afgesloten op basis van een onderpand (een huis). Bij consumptief krediet      ontbreekt zo’n onderpand. Daarnaast hebben hypothecaire leningen vaak een langere looptijd dan consumptief krediet en gaat het bij hypothecaire leningen om hogere bedragen dan bij consumptief krediet.

2. a. Als je nu geld leent, kun je nu meer consumeren. Je moet echter wel in de toekomst rente en aflossing betalen. Hierdoor kun je in de toekomst minder consumeren.

b. Als je geld spaart, neem je de beslissing om nu niet je hele inkomen uit te geven aan consumptie. Door te sparen kun je echter in de toekomst meer besteden.

2.8 Sparen = niet consumeren

 

Bij sparen zijn de inkomsten hoger dan de uitgaven. Bij het gewone spaargebruik spreken we van: geld naar de bank brengen. Bij het economisch spaargebruik spreken we van: het niet-consumeren van inkomen. Hier wordt er een deel van je inkomen gespaard.

 

Als je je geld op een spaarrekening zet krijg zet krijg je er rente op. Veel economen benadrukken het belang van sparen voor de groei van de economie.

 

Dit is dat een onderneming het spaargeld bij de bank leent en die daarvan hun onderneming kunnen uitbreiden, meer geld besteden aan betere machines. Zo kan de productie hoger worden en kan er meer verdiend worden, zo groeit de economie.

De hoogte van het spaarbedrag hangt af van verscheidene omstandigheden (factoren). Mensen met hoge inkomens sparen veel vergeleken met mensen met lage inkomens. Sommige mensen consumeren veel, dus houden ze minder over om te sparen; deze mensen hebben een hoog consumptiepatroon.

Vragen

1a. ​Sparen is een gedeelte van het besteedbaar inkomen niet-consumptief aanwenden.

b. ​Omstandigheden (factoren) die van invloed zijn op het spaargedrag:

b. ​Omstandigheden (factoren) die van invloed zijn op het spaargedrag:

​- leeftijd;

​- inkomen;

​- consumptiepatroon

2.9 ​Gedwongen en vrijwillige besparingen

Gedwongen besparingen

Het grootste deel van je besparingen zijn gedwongen besparingen. Dit komt doordat op de salarissen automatischbpesioenpremies worden ingehouden door de werkgever.

 

Dat is een uitkering die je elke maand krijgt als je bogen de 65-plus bent, je hebt dat geld al die jaren opgespaard bij een instelling die heet het pensioenfonds. Een voorbeeld: Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).

Kapitaaldekkingsstelsel

Dit is het bedrag dat per maand wordt uitgekeerd. Dit systeem is het kapitaaldekkingsstelsel. Dit houd dus in dat alle werkenden via hun pensioenpremies een vermogen bij elkaar sparen (gedwongen).

 

Algemene Ouderdomswet

Vrijwillige besparingen

Vrijwillige besparingen worden doelen nagestreefd; men spaart bij doelsparingen net zo lang tot men een bepaald doel bij elkaar heeft gespaard.

Omslagstelsel

Dit is dat de werkende van nu betalen via hun ingehouden AOW-premie de AOW-uitkering van de 65-plussers.

Vragen

 3a. ​Het omslagstelsel is een systeem waarbij de jaarlijks te betalen premies zijn afgestemd op het totaal van ​de in dat jaar te verrichten uitkeringen. De premies worden dus doorgeschoven van premiebetalers naar ​uitkeringsgerechtigden.

b.​Bij een kapitaaldekkingsstelsel vindt er opbouw van een kapitaal (geldbedrag) plaats tijdens de werkzame ​periode van werknemers, waaruit na pensionering het pensioen kan worden bekostigd.

c. ​Van het omslagstelsel wordt gebruik gemaakt bij de AOW (Algemene Ouderdomswet); het ​kapitaaldekkingsstelsel wordt gebruikt voor de

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.