Hoofdstuk 2, Kiezen en kopen

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 913 woorden
  • 9 februari 2009
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 5
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie h1 kiezen en kopen

1 Schaarste en kiezen.

Behoeften = wensen van mensen.

-Primaire behoeften = behoeften die je nodig hebt om in
leven te blijven. (voedsel, onderdak, kleren)
-Secondaire behoeften = luxe goederen, extra, die je niet
nodig hebt om in leven te blijven.(vakantie ect.)
Middelen =zaken waarmee je je behoeften kunt vervullen
-Schaarse middelen zoals geld en tijd.
-Vrije goederen = niet schaars zoals zon lucht
en licht.

Goederen en diensten = zaken waarmee behoeften kunnen worden bevredigd.
-Consumeren = de goederen of diensten kopen.
-Zelfvoorziening =zelf de producten maken.
Schaarste = de spanning tussen beperkte middelen en onbegrensde behoefte.
Welvaart = De mate waarin je je behoeften kunt vervullen met schaarse middelen.
Als de welvaart toe neemt, neemt de schaarste af.
Alternatieve kosten =je kunt kiezen wat je met je tijd doet. Als je een uur extra hw doet dan kost dat een uur tv kijken, dat had je ook in dat uur hw maken kunnen doen. Tv kijken is nu dus een opgeofferd alternatief.

2 Wat kopen jongeren?


Steekproef = een deel van een groep onderzoeken en niet iedereen en zo
toch betrouwbare resultaten krijgen.

Omdat: -goedkoper
-kost minder tijd
Koopkracht = de hoeveelheid goederen en diensten die je met je geld
Kunt kopen.
Hoe meer inkomen hoe meer koopkracht. Als je inkomen sneller stijgt dan de prijzen gaat je koopkracht vooruit. Als de prijzen van goederen stijgen en je inkomen het zelfde blijft kun je minder kopen, je koopkracht is dus achter uit gegaan. Dat heet Inflatie.

Wat je koopt hangt van een aantal factoren af:

-persoonlijke factoren: leeftijd en geslacht.

-sociaal maatschappelijke factoren: mode en status.
-financiële factoren: inkomen.

Verband tussen stijgen van het inkomen en de uitgaven.

-Negatief verband:
Als je meer verdient ga je duurdere producten kopen
=Inferieuere goederen.
-Positief verband: als je meer gaat verdienen ga je meer uitgeven aan luxe producten.
-geen sterk verband: als je meer gat verdienen ga je niet meer uitgeven aan de eerste levensbehoeften(brood melk ect.)

3 Hoe kom je tot een keuze?


Je word beïnvloed door reclame = manier om de mening ven mensen over een product of iets anders te beïnvloeden.

Doel :

-Product verkopen
-Goed doel bereiken
-Naamsbekendheid Vergroten.
-Gedrag mensen Veranderen.

Misleidende reclame = reclame met onjuiste of onvolledige reclame.

Ideële reclame =reclame met een doel.(bijv. postbus 51 of van de overheid.
Doelgroep = bepaalde groep kopers waar de reclame zich op richt.

Jongeren zij een belangrijke doelgroep omdat:
-makkelijk beïnvloedbaar
-veel geld te besteden
-hebben veel invloed op koopgedrag ouders.

Marketing = rekening houden met de wensen van je klanten je doelgroep.
Marketing instrumenten = middelen om het verkoop beleid af te stemmen op de wensen van je doel groep.

-Prijs
- Plaats a b of c locatie bereikbaarheid,
-parkeer mogelijkheden.
-Product assortiment, verpakking
-Promotie reclame, demonstraties en orgineel opvallend.
-Personeel: service

samen de marketingmix

Reclame makers zijn gebonden aan de wetmisleidende reclame = wet die aangeeft wat wel en niet misleidende reclame is.

Als je vindt dat een reclame misleidend is kun je naar de :


-Reclame code commissie =

Commissie waar je als consument
je klacht over drukpersreclame (bijv.folders)
naartoe kunt sturen.


-Reclame raad = commissie waar naar je als
Consument je klacht over etherreclame (Reclame via tv of Radio)
naartoe kunt sturen.


4 Goedkoop of duurkoop?


Je word o.a ook geholpen met het maken van keuzes voor producten en diensten door consumenten organisaties = organisatie die opkomt voor de belangen van de consument.
Voorbeelden:
-consumentenbond(consumentengids)
-vereniging eigen huis (blad: woonconsument)
-ANWB (Kampioen)
-de goede waar &co (kritisch consumeren)
-vergelijking sites

De consumenten organisaties doen vergelijkend waren onderzoek zodat je als consument weet wat de beste goederen en diensten zijn.
Ook de overheid komt op voor de belangen van de consument. Ze maakt wetten over het gebruik van bepaalde stoffen en bepaalde verkoop methoden:

-Warenwet =wet die aangeeft dat alle artikelen aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. (zoals samenstelling van producten en het gebruik van kleur en smaakstoffen.)

-Colportagewet =wet die zegt dar verkopen aan de deur niet zomaar mag. Als consument heb je recht op bedenktijd. Door die wet kun je terug komen op beslissingen die je (overhaast of ondoordacht) bij de deur hebt genomen.


5 Consumptie en milieu


Hoe meer je koopt hoe meer er geproduceerd moet woorden hoe meer het milieu (=leefomgeving) word vervuild.
Milieuvervuiling = vervuiling van de leefomgeving
De toenemende consumptie is schadelijk voor het milieu omdat:
-grondstoffen raken op
-geluidshinder
-lucht bodem en grondwater vervuild.
De overheid probeert de consument schoner te consumeren en producenten schoner te laten produceren door:
-eisen te stellen aan consumptie(afvalscheiding) en productie(milieuvergunningen)
-Ecotaks (belasting op energieverbruik)
-boetes bij milieu vervuiling
-subsidie voor wie milieuvriendelijk produceert
-voorlichting

Zelfdoen:

-recycelen = het hergebruiken van materialen
-bewust consumeren


Kiezen van producten:

-met minder verpakking
-kringloopproducten
Producten met keurmerk =merk dat het
product aan bepaalde eisen voldoet.

Milieu vraagstuk is een voorbeeld van negatieve externe effecten =
Handelingen waarbij de desbetreffende consument of producent de samenleving schade toebrengt zonder dat dit in deprijs word meegeteld.

De maatschappelijke kosten zijn hierbij hoger dan de private kosten

maatschappelijke kosten = de kosten van een handeling van een consument of producent voor de hele samenleving.

private kosten = de kosten van een handeling door consument of producent voor de betrokkene zelf.

Een voorbeeld hiervan is auto rijden: De weg waar op je rijdt moet op een gegeven moment vernieuwt worden daar betaal de hele samenleving voor doormiddel van belasting. Jij zelf betaalt niet de vernieuwing van de weg terwijl je er wel voorzorg dat de weg vernieuwt moet worden omdat je er oprijdt.
Externe effecten = effecten op de behoefte bevrediging die buiten de markt omgaat en daardoor niet in de prijzen is opgenomen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.