Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 1051 woorden
  • 16 juni 2012
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
15 keer beoordeeld

2.1 Betaalt en onbetaald werk.

Je hebt twee soorten manieren van werken. Betaalt en onbetaald werken. Als je wit werkt, word dit geregistreerd en moet je hier belasting voor betalen. Bij zwart werken word dit niet geregistreerd en hoef je dus geen belasting te betalen. Ze hebben geen recht op een uitkering of arbeidsongeschiktheid. Zwart werken is illegaal. Je hebt ook vrijwilligers werk. Je doet werk zonder dat je ervoor betaald wilt worden.

Je hebt verschillende redenen om te werken (arbeidsmotieven):
1. Geld verdienen
2. Financiële onafhankelijkheid
3. Zelfontplooiing (= ontwikkeling)
4. Sociale contacten
5. Nuttig bezig zijn
6. Arbeidsvreugde

Je hebt ook redenen om niet te werken:
1. Drukke huishoudelijke plichten/ kinderen
2. Studenten
3. Culturele regels

Het Centrum voor Werk en Inkomen helpt bij het vinden van een (vaste) baan voor mensen. Als een werkloos persoon in aanmerking wil komen voor een uitkering is deze verplicht zich in te schrijven bij het Centrum voor Werk en Inkomen. Naast het CWI zijn er ook uitzendbureaus. Dit zijn particuliere bedrijven die ook bemiddelen tussen werkgevers en werknemers.

CWI                                                       Uitzendbureau
Niet-commercieel                                   Commercieel
Geen winstoogmerk                              Winstoogmerk
Vaste baan                                           Tijdelijk werk
Salaris van werkgever                          Salaris van uitzendbureau
Bemoeit zich met uitkeringen                Niet

2.2 Arbeidsovereenkomst en arbeidsvoorwaarden

Een individuele arbeidsovereenkomst houdt in dat de regels, rechten en plichten van de werknemer met de werkgever zijn vastgesteld. Je hebt twee verschillen in arbeidsvoorwaarden: primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Primaire houden de standaard dingen in: werktijden, loon en vakantieregeling. Secundaire houden de afspraken in die gemaakt worden over bijvoorbeeld de reiskostenvergoeding, een auto van de zaak, bedrijfskleding.

Er zijn ook bepaalde wetten voor deze overeenkomsten:
1. Man of vrouw maakt geen verschil (wet gelijke behandeling)
2. Op 23-jarige leeftijd heb je recht op volle minimumloon (Wet op het minimumloon)
3. Als een werkgever een overeenkomst sluit met een minderjarige, mag deze er van uit gaan dat de ouders dit goed vinden.
4. Er is volledige leerplicht tot het jaar dat het kind zestien word. (de leerplichtwet)
5. Maximale arbeidstijden (Arbeidstijdenwet)
6. Bepaalde veiligheid- en gezondheidsvoorschriften (Arbeidsomstandigheden wet (= Arbo-wet))
7. Als je ziek bent, krijg je 70% van je loon doorbetaald (ziektewet)

In een collectieve overeenkomst zijn er bepaalde regels en rechten al vastgesteld in de bedrijfstak. Een bedrijfstak is een groep bedrijven die ongeveer dezelfde producten verkopen, bijvoorbeeld Philips. (voorbeelden van werkgevers-werknemers organisatie zijn FNV, CNV, VNO-NCW, LTO-Nederland) Een collectieve arbeidsovereenkomst komt tot stand door onderhandelingen tussen werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties.

Er zijn arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (bijvoorbeeld zes of acht maanden.) en arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd (deze overeenkomst duurt voort totdat deze word opgezegd.). In een arbeidsovereenkomst is vaak een opzegtermijn opgenomen. Een opzegtermijn is een termijn van bijvoorbeeld vier werken, dat je een arbeidsovereenkomst mag opzeggen.

Een arbeidsovereenkomst kan eindigen door:
- Wederzijds goedvinden
- Stoppen tijdens proeftijd
- Ontslag op staande voet
- Economische redenen
- Verloop van de termijn

2.3 Bruto- en nettoloon

Een salarisspecificatie is een overzicht van hoe je salaris is berekend. Een brutoloon of brutosalaris is het afgesproken loon. Het nettoloon of nettosalaris is het inkomen dat de werknemer krijgt uitbetaald. Het brutoloon is je echte salaris. Je nettoloon is je salaris met alle ziektekosten er af.

Soorten inhoudingen en vergoedingen:
- Spaarloonregeling: Je spreekt af met de bank dat je elk jaar een bepaald bedrag stort. Pas na vier jaar kun je dit opnemen. Dit bedrag dat je spaart word ingehouden op je brutoloon. Voordeel is dat je geen belasting hierover hoeft te betalen.
- Levensloopregeling: een deel van hun loon sparen voor periodes van betaald verlof. Zo kunnen ze een tijdje vrij nemen maar krijgen ze wel betaald.
- Prepensioen: Met dit geld van hierboven kan men ook eerder met pensioen.
- Pensioenpremie: 65-plussers hebben recht op een pensioen. Dit is een maandelijks bedrag dat ze krijgen. Hoe langer je hebt gewerkt, hoe hoger je pensioen. Ze kunnen ook zelf geld sparen.
- Inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet: Een nominale premie is het bedrag dat je elke maand overmaakt naar de zorgverzekeraar. Werknemers betalen een door werkgevers ingehouden inkomensafhankelijke zorgbijdrage van 6.5% over het premieloon ZWV. Werkgevers zijn verplicht een vergoeding hiervoor te geven. Deze wordt opgeteld bij het loon.
- Loonheffing: Het geld van de loonbelasting wordt gebruikt voor voorzieningen in het onderwijs, verkeer en politie. Hoe hoger je inkomen hoe hoger je belasting. De premies volksverzekeringen worden op het loon ingehouden om de sociale uitkeringen te betalen

Overzicht sociale verzekeringen:
1. Werknemers verzekeringen: WW/WIA (WAO)
2. Volksverzekeringen: AOW/ANW/AWBZ/AKW

2.4 Inkomen en koopkracht

Inflatie is de stijging van het prijspeil. Als je meer gaat verdienen betekent dit slechts een voordeel als het ook een reële stijging van je inkomen betekent. De reële stijging van het inkomen is de koopkrachtstijging.

Een loonindexcijfer drukt het loon in een bepaalde periode uit in een percentage van het loon in de basisperiode. Het indexcijfer kun je berekenen met de formule:

Indexcijfer = waarde in een bepaald jaar : 1% van de waarde in het basisjaar

De consumentenprijsindex geeft aan met hoeveel procent de consumptiegoederen zijn gemiddeld zijn gestegen in gezinnen. Het Reële loonindexcijfer kun je berekenen met de volgende formule:

Reële loonindex = nominale loonindex : 1% consumentenprijsindex

Dit indexcijfer geeft aan met hoeveel procent de koopkracht van het loon is gestegen tegenover het basisjaar.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.