Lesbrief Economische Groei SAMENVATTING HOOFDSTUK 1
ECONOMISCHE GROEI
1.1 PRODUCTIE EN INKOMEN
Onder welvaart wordt verstaan de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.
Groei van productie en inkomen = economische groei = stijging van de welvaart.
loon
rente
verkoopwaarde
Inkoopwaarde d = productiewaarde = huur = inkomen
toegevoegde waarde pacht winst
Loonquote = loon / (nationaal) inkomen x 100%
Arbeidsinkomensquote (AIQ) = loon + toegerekend loon zelfstandigen / (nationaal) inkomen x 100%
Overig-inkomensquote (OIQ) = 100% - AIQ
1.3 ECONOMISCHE GROEI GEMETEN
Nominale groei is gemeten in geld en reële groei houdt in dat het gemeten wordt in koopkracht of goederen, en reëel is in de meeste gevallen het belangrijkst. We spreken pas van economische groei wanneer het reëel nationaal inkomen stijgt, dat wil zeggen de hoeveelheid geproduceerde goederen en diensten ook toeneemt.
Door een stijging van de arbeidsproductiviteit zal, bij een gelijk blijvend aantal werkenden, het nationaal product en daarmee het nationaal inkomen stijgen.
SAMENVATTING HOOFDSTUK 2
HET NATIONAAL INKOMEN
2.2 DE PRODUCTIECAPACITEIT
De omvang van de productiecapaciteit wordt bepaald door de kwaliteit en de kwantiteit van de productiefactoren arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap.
De arbeidsproductiviteit wordt bepaald door een aantal factoren: • De mate van scholing van de beroepsbevolking • De technische ontwikkeling, zoals mechanisering en automatisering • De efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie bij bedrijven en overheid. • De arbeidsmentaliteit
Door een grotere beroepsbevolking stijgt de productiecapaciteit.
Bedrijven waarschuwen vaak voor te grote loonstijgingen: deze vergroten de arbeidsinkomensquote en duwen daarmee de winstquote omlaag waardoor investeringen en daarmee werkgelegenheid in gevaar komen.
Technische vernieuwingen kunnen niet alleen arbeidsbesparend, maar ook kapitaal- en milieubesparend zijn. Ook de natuurlijke omstandigheden hebben invloed op de productiecapaciteit, zowel op de omvang als de samenstelling van de productiecapaciteit.
Ondernemerschap
Goed ondernemerschap kan zorgen voor een efficiënte organisatie van het productieproces en goede keuzes als het gaat om het doen van investeringen.
2.3 DE BESTEDINGEN
De productiecapaciteit geeft de maximaal mogelijke omvang van het nationaal inkomen aan.
We duiden de verhouding tussen de bestedingen en de productiecapaciteit aan als de bezettingsgraad: Bezettingsgraad = bestedingen / productiecapaciteit x 100%.
VOORRAAD
INVESTERINGEN = vlottend
NETTO
INVESTERINGEN
UITBREIDINGS
INVESTERINGEN
BRUTO
INVESTERINGEN
= vast
VERVANGINGS
INVESTERINGEN
Investeringen worden betaald met geld dat gezinnen en bedrijven sparen en dat vervolgens door bedrijven geleend worden. Dit wil niet zeggen dat al dit geld ook automatisch geïnvesteerd wordt. De hoogte van de investeringen hangt vooral af van de economische vooruitzichten, de toestand van de economie en de rentestand.
Overheidsbestedingen
De overheidsconsumptie bestaat uit de personele overheidsconsumptie (de betaling van ambtenarensalarissen) en de materiele overheidsconsumptie.
Export
Het buitenland koopt bij onze bedrijven: het buitenland legt beslag op onze productiecapaciteit. Omgekeerd kopen binnenlandse bedrijven in het buitenland. Dit is de import.
De vier bestedingscategorieën in drie sectoren ^ gezinnen en bedrijven > particuliere sector ^ particuliere sector ^ sector overheid
NATIONAAL INKOMEN = consumptie + investeringen + overheidsbestedingen + export – import.
De gemiddelde groei van het nationaal inkomen noemen we de trendmatige groei. De schommelingen in de groei van het nationaal inkomen als gevolg van schommelingen in de bestedingen noemen we de conjunctuur.
Afnemende groei van het nationaal inkomen heet een recessie. Bij een depressie is de groei negatief.
2.4 OVERHEID EN CONJUNCTUUR
Sneeuwbaleffect: Door hogere bestedingen stijgt het nationaal inkomen, hierdoor stijgt de consumptie, waardoor het nationaal inkomen stijgt, etc. Dit sneeuwbaleffect, dat er voor zorgt dat extra bestedingen versterkt blijven doorwerken heet het multipliereffect.
Anticyclisch begrotingsbeleid: Bij onderbesteding stimuleert de overheid de bestedingen en bij overbesteding remt de overheid de bestedingen af. Haar beleid gaat dus tegen de conjunctuurcyclus in.
REACTIES
1 seconde geleden