Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 5: Economische modellen

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 716 woorden
  • 18 maart 2014
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
1 keer beoordeeld

THEORIE HOODSTUK 1 EN 2

Conjunctuur: schommelingen in bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit.

Trend: gemiddelde groei van de conjunctuur.

Nationale particuliere consumptie: geldwaarde van de bestedingen consumenten.

Overheidsconsumptie: aanschaf van bijvoorbeeld computers voor overheidsinstellingen.

Import leidt niet tot vraag in Nederland dus zal EV in Nederland dalen door import.

Knelpuntfactor is de factor die bepalend is voor de productiecapaciteit. Maar Y* veranderen is moeilijk, omdat hier vaak investeringen voor nodig zijn.

Klassieken: minder vraag zal ervoor zorgen dat de lonen dalen. Door deze lage lonen neemt de werkloosheid af omdat het voor bedrijven aantrekkelijker is om mensen in dienst te nemen. Door de lage kosten zullen de prijzen dalen, en dit zorgt voor een stijgende afzet, wat de productie stimuleert en dus weer voor meer werkgelegenheid zal zorgen.

Keynes: als de lonen dalen, daalt ook de koopkracht van mensen. De vraag zal dalen, dus de productie ook. Omdat er meer werklozen zijn, zijn er meer mensen met een uitkering. Een kleinere groep werkenden zal dit moeten betalen, dus gaan de premies omhoog. De werkenden krijgen zo ook minder koopkracht.De overheid zal de bestedingen moeten beïnvloeden. Bij onderbesteding ontstaat pessimisme waardoor mensen hun aankopen zullen uitstellen.

HOOFDSTUK 3

Spaargeld wordt gebruikt voor investeringen van bedrijven. Hieruit volgt S = I, en hierom kun je uit de C de spaarfunctie afleiden, je ziet namelijk aan de marginale consumptiequote hoe groot het spaarlek is.

Als er meer geproduceerd wordt dan verkocht is er sprake van voorraadintering.

Er is inkomensevenwicht bij W = Y = EV.

Dingen met getallen zijn gedragsvergelijkingen, iets als EV = C + I is een definitievergelijking.

Exogene variabelen: buiten het model (getallen zoals I)

Endogene variabelen: bepaald door de exogene (c)

Gemiddelde consumptiequote: C / Y

Marginale consumptiequote: ∆C / ∆Y

Multiplier: ∆Y / ∆Co, Io, Oo

Multiplier van Co of Iovinden:

1Y = 0,75Y + 20 + 1Io

0,25Y = 20 + 1Io

Y = 4x20 + 4xIo

Multiplier autonome consumptie of autonome investeringen berekenen:

1Y = cY + Co + Io

1Y – cY = Co + Io

(1-c)Y = Co + Io

Y = Co of Io / 1 – c

Apt = totaleproductie / aantalarbeiders

Av = Y / apt

U = Aa – Av

Bestedingsevenwicht:Y = Y*

Laagconjunctuur: EV < Y*

Hoogconjunctuur: EV > Y*

Wil je berekenen hoe hoog de marginale consumptiequote moet worden om bestedingsevenwicht te bereiken, dan moet je voor de marginale consumptiequote een c invullen. Vul voor Y de gewenste waarde in.

Us = Aa – Av*

Uc = Av* - Av of ook wel U –Us

HOOFDSTUK 4

C + I + O = C + S + B

S + B = I + O

(S – I) + (B- O) = 0

S – I: wordt er meer gespaard of geïnvesteerd? Dit heet het particulier spaarsaldo. Als I kleiner is dan S is er een vraagtekort.

B – O: overheidssaldo. Wanneer O groter is dan B is er een overheidstekort.

Anticyclisch beleid: bij onderbesteding zal de overheid de autonome overheidsbestedingen verhogen of de autonome belastingen en marginale belastingquote verlagen (stimuleren consumptie).

Als de overheid de economie stimuleert zijn de kosten kleiner dan het bedrag van de investering, door stimulering wordt EV hoger, waardoor Y stijgt, en B ook stijgt. Dit noemen we het inverdieneffect. Een uitverdieneffect doet zich voor wanneer door ingrijpen van de overheid Y daalt, en B dus ook.

Progressief belastingstelsel: naarmate iemand meer inkomen heeft, betaalt hij meer in procenten. Bo < 0

Degressief belastingstelsel: naarmate iemand meer inkomen heeft, betaalt hij minder in procenten. Bo > 0

HOOFDSTUK 5

Importlek: import leidt tot vraag in het buitenland, en verkleining van de vraag in Nederland. Het deel van Y dat hierdoor wegvalt bij de EV heet het importlek.

Iets raars met multiplier, snap er niks van…

Inkomens- en vermogenstransacties worden in een betalingsbalans opgenomen, dit zijn de geldstromen die het nationaal inkomen bepalen. Het saldo hiervan wordt het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans genoemd (E – M)

Kapitaalexport: wanneer het buitenland een tekort heeft op de lopende rekening heeft, leent zij het van de besparingen van de Nederlandse gezinnen.

Besparingen = investeringen bedrijven + tekort van de overheid + tekort van het buitenland

Kapitaalimport: Wanneer Nederland een tekort heeft en dit leent van het buitenland.

Besparingen + overschot buitenland = investeringen bedrijven + tekort overheid

Het particulier spaarsaldo samen met het overheidssaldo is het nationaal spaarsaldo. Dit is bij inkomensevenwicht gelijk aan het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans.

Y = C + I + O + E – M

Y – (C + I + O) = E – M

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.