Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1 en 2: Geld, leven en werken

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1312 woorden
  • 12 december 2015
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
4 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1 Huishoudens + Hoofdstuk 2 Geld om van te leven

Huishoudens
Een huishouden is/zijn een persoon/meerdere personen, die zelf de economie voor zichzelf doet/doen.
Economen zijn er mee bezig hoeveel mensen gemiddeld verdienen per uur, en waar ze dat aan uitgeven.

Gezinshuishouding =    een huishouding met een gezin/persoon
Bedrijfshuishouding =  een onderneming waarbij ze goederen maken en/of diensten doen om geld te verdienen

Inkomen
Zakgeld =                                           Geld dat je krijgt van je ouders, waar je niks voor hoeft te doen
Primair inkomen =                         Inkomens die je bijv. krijgt als je werkt, maar ook je rente, je pensioen etc.
                                                               er staat een tegenprestatie tegenover
Overdrachtsinkomens =              inkomens die worden overgedragen van primair inkomen naar iemand anders
                                                               overdrachtsinkomens, bijvoorbeeld kinderbijslag, bijstand, AOW etc.

Bij de inkomstenverdeling zijn er 5 categorieën:             Loon, Pacht, Rente, Huur en Winst

Als iets een percentage van de totale inkomsten dan heet dat een quote.
Winstquote =                                  percentage winst van alle inkomsten
Overig-inkomensquote =           percentage alle inkomsten behalve de loon

Er zijn 4 productiefactoren (middelen die de productie van iets mogelijk maken)
1. Kapitaal -                                       machines, gebouwen, materiaal (ook wel kapitaalgoederen)
2. Arbeid -                                         werk dat mensen doen
3. Natuur -                                         alles wat de mensen niet hebben gemaakt. Een kavel, zonlicht warmte etc.
4. Ondernemerschap -                 het menselijk opzicht waarbij ze de 3 andere factoren combineren

Vrije tijd
De meeste mensen hebben graag vrije tijd, het CBS doet daar vaak onderzoeken in.
Tegenwoordig verdienen jongeren meer geld, en economen zoeken uit waar ze dat aan uitbesteden.

Budgetlijn = lijn die het verband aangeeft tussen arbeid en vrije tijd
Participatiegraad = percentage werkenden en werklozen van het aantal mensen

Werken

cao = collectieve arbeidsovereenkomst, afspraak tussen werkgevers en vakbonden
vakbond  = groep mensen van dezelfde bedrijfstak. Hoe meer leden de vakbond, hoe sterker ze zijn
Als mensen gaan “meeliften” met de vakbond, dus gebruik maken van de afspraken, zonder lid te zijn, dan kan de vakbond later niet meer zijn onderhandelingen doen.

Bij je loonstrookje zie je dat er nog belasting en premie voor verzekeringen af moet, en de belasting verschilt per categorie. Hoe lager je inkomen, hoe kleiner percentage je hoeft te betalen en andersom.

Van die loonbelasting gaat er altijd standaard een heffingskorting vanaf. Met zwart werken betaal je die belastingen niet, maar ben je niet verzekerd voor ongevallen, en werk je dus ook illegaal.

Het gebeurt vaak dat er conflicten zijn tussen werkgevers en werknemers, om dat op te lossen zijn er ondernemingsraden, elk (meer dan 50 werknemers) bedrijf heeft er een. Willen werkgevers een beslissing nemen, moet die ondernemingsraad het goedkeuren, die op komt voor de werknemers. Op school heet dat de medezeggenschapsraad. Dat kan adviesrecht of instemmingsrecht hebben. 

Rekenen

Afronden= getal erachter 5 of meer, dan naar boven   getal erachter minder dan 5, dan naar beneden
Afronden altijd op 1 decimaal, tenzij anders aangegeven, bij euro’s ALTIJD op 2 decimalen

Gemiddeldes kan je op 2 manieren berekenen:

Ongewogen gemiddelde

Cijfers tellen allemaal even zwaar

Som van grootheden / aantal grootheden

Gewogen gemiddelde

Cijfers hebben verschillende waarden

Som van wegingen (wegingsfactor * grootheid) / som van wegingsfactoren

Als er niks over het afronden vermeld staat, afronden op één decimaal. Bij geldbedragen altijd met 2 decimalen.

Percentages

Formule voor percentages:        deel / geheel * 100%,

Je kan veranderingen aangeven met percentages: je gebruikt de formule: ( je rekent percentages uit)
                            

Procenten kan je ook gebruiken om verschillen tussen 2 grootheden in verhouding te zetten.
Relatieve verandering = procentuele verandering, in procenten dus
Absolute verandering = verandering in aantallen, (kilo’s of euro’s)
budgetonderzoek = onderzoek naar bestedingspatroon van consumenten

Procentpunt :                                   verschil in procenten
Procenten / percentages:           verschil in verhouding met het oude

Btw betaal je, maar je hebt dat niet altijd door. De ondernemer waar je het geld aan geeft, geeft een deel daarvan aan de overheid. Normaal is dat altijd 21%, maar het kan ook een lager percentage zijn:
6% btw bij:                                        eten & drinken (geen alcohol) boeken, tijdschriften, medicijnen,                                                                                         diensten van fiets-onderhoud en bijv. kappers

Geld uitgeven

Er zijn drie soorten uitgaven:
1. Huishoud geld  - dagelijkse / wekelijkse uitgaven – vb. eten en drinken, cadeaus, uitgaan etc.
2. Vaste lasten – maandelijkse/jaarlijkse uitgaven - vb. gas en licht, telefoon, dagblad
3. Reserveringen – plotselinge uitgaven              - vb. auto, huis, maar ook ongelukken met de auto

Een begroting is een overzicht over een periode waarin je de uitgaven en ontvangsten bij elkaar zet
Je hebt een sluitende begroting als de uitgaven en ontvangsten gelijk zijn

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.