Hoofdstuk 1, De vraag

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1052 woorden
  • 24 december 2003
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
43 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Vaardigheden H1 Consumeren Omgangstaal: Iets verbruiken, of soms iets gebruiken
Economie: Het kopen en aanschaffen van goederen en diensten voor het voorzien in de behoeften met de bedoeling daar niet verder mee te produceren. · Een keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker. Invloeden op het grote scala aan consumptiegoederen: 1) Technologische ontwikkelingen
Hebben ertoe geleid dat producenten steeds sneller met nieuwe typen producten op de markt komen. Moeilijker voor consument kwaliteit tussen verschillende producten te onderscheiden. Ook kooplust wordt gestimuleerd door automatische betaling. 2) Maatschappelijke ontwikkelingen

Tegenwoordig heeft het begrip consumeren zin gegeven aan ons bestaan. Hierbij wordt het milieu schade toegebracht. 3) Veranderde politieke verhoudingen
Verschuiving van macht, door macht bij EU te leggen. Nieuwe Europese producten verschijnen makkelijker op de Nederlandse markt, omdat de Europese regels soepeler zijn dan de Nederlandse. Individualisering Mensen laten zich minder leiden door vaste patronen die eeuwenlang door kerk, buurt en familie werden voorgeschreven. Mensen streven naar onafhankelijkheid. Invloeden waardoor gedrag consument wordt bepaald · Gezinssamenstelling · Beroep · Mode · Klimaat · Economische factoren
Collectieve Reclame Reclame gemaakt door alle producenten van één bepaald product. (bijv. vlees). · Reclame geeft info over producten die er te koop zijn en wat je met deze producten kunt doen. Tegelijkertijd manipuleert reclame ook de behoefte van de consument. · Consument neemt een kwetsbare positie in op de markt van consumptiegoederen, want de product bepaald wat er op de markt komt. Consument heeft recht op goede voorlichting, wordt geboden door: · Consumentenorganisaties (o.a. Consumentenbond). · Organisaties die zich met deelgebieden van consumptie bezighouden (o.a. ANWB) · Consumentenrubrieken op tv (Kassa! / “Ook dat nog”) Consumentisme Het streven van consumentenorganisaties naar een zo goed mogelijke belangenbehartiging van de consument. Ook de overheid oefent invloed uit op de consumptiemarkt m.b.v.: 1) Wetgeving
Biedt overheid mogelijkheid bepaald gedrag te verbieden (bijv. wapenbezit) of gedeeltelijk te verbieden (bijv. rookverbod openbare gebouwen) Ingrijpen relatie producent en consument (bijv. Wet Misleidende Reclame of voor etherreclame is er de Reclameraad) 2) Belasting –en premieheffing
Beperkt de middelen waarover de consument beschikt om zijn behoeften te bevredigen nemen af. 3) Overheidsuitgaven
Verplichtte overheidsbestedingen (collectieve goederen), zoals belastingheffing. 4) Individuele goederen
Hierbij zijn ook dwangmatige betalingen (bijv. onderwijs) 5) ”Demerit Goods” en ”Merit Goods” Demerit Goods Goederen waarvan de overheid het gebruik terug wil dringen m.b.v. accijnzen (bijv. tabak, alcohol) Merit Goods Goederen waarvan de overheid het gebruik wil bevorderen m.b.v. subsidies (bijv. bibliotheek) 6) Voorlichting
Overheid probeert m.b.v. voorlichting het consumentengedrag te beïnvloeden. Gedrag van de consument wordt beïnvloed door: “wat wil hij en wat kan hij”. Wil: Hangt af van de behoefte aan producten Kan: Wat zijn middelen zijn, te besteden bedrag VRAAG Ceteris Paribus Overige factoren worden constant verondersteld (=terwijl overige omstandigheden niet veranderen) Inkomenseffect Als het besteedbaar inkomen gelijk blijft, maar de prijzen dalen. Inferieure Goederen Goederen van mindere kwaliteit (margarine). Luxe Goederen Goederen van een betere kwaliteit (roomboter). Individuele Geeft het verband aan tussen de prijs van een goed en de gevraagde (prijs)vraagfunctie hoeveelheid van dat goed van een consument. Individuele vraaglijn De vergelijking van een individuele (prijs)vraagfunctie, weergegeven in een grafiek. Collectieve Geeft het verband aan tussen de prijs van een goed en de gevraagde (prijs)vraagfunctie hoeveelheid van dat goed van alles consumenten samen. Collectieve vraaglijn De vergelijking van een collectieve (prijs)vraagfunctie, weergegeven in een grafiek. · Horizontale as: gevraagde hoeveelheid
Verticale as: prijs

Prijsgevoelig Hoe sterk reageert de gevraagde hoeveelheid op de prijsverandering
Prijselasticiteit van Geeft aan hoe sterk de vraag reageert op de prijsverandering. de vraag
Je kunt de prijselasticiteit van de vraag als volgt berekenen: SEGMENTELASTICITEIT % verandering van de vraag gevolg
Ep _____________________ = _____ % verandering van de prijs oorzaak (oorzaak is noemer en gevolg teller) · De prijselasticiteit van de vraag is o.a. een belangrijk gegeven voor de overheid. Je kunt de prijselasticiteit van de vraag ook als volgt berekenen: SEGMENTELASTICITEIT Qv P
____ x ____ P Qv Qv = hoeveelheidverandering
Qv = oude hoeveelheid P = prijsverandering
P = oude prijs
Primaire goederen Dit zijn de eerste levensbehoeften
Inelastische vraag De vraag veranderd nauwelijks (bijv. primaire goederen) Volkomen inelastische De vraag veranderd totaal niet door de prijsverandering
vraag
Elastische vraag De vraag is erg gevoelig voor prijsverandering
Prijselasticiteit: Inelastisch = Tussen -1 en 0 (-1 < Ep < 0) Absolute waarde kleiner dan 1 (niet naar +/-teken kijken) Volkomen Inelastisch = 0
Elastisch = kleiner dan –1 · Als de prijselasticiteit precies –1 is, is hij noch elastisch, noch inelastisch. Substitutiegoed Goederen die concurreren (bijv. pepsi en coca cola) Complementair Goed Goederen die elkaar aanvullen (dvd’s en dvd-speler) Kruisprijs De prijs van het andere goed. Kruiselingse prijselasticiteit % verandering in de vraag naar een bepaald goed

Ek ____________________________________ % verandering in de prijs van een ander goed
Positieve elasticiteit, sterkte reactie: Inelastisch = tussen de 0 en 1
Elastisch = groter dan 1
Verband tussen de gevraagde hoeveelheid en het inkomen: Qv = 0,01Y + 15 (waarin Y = inkomen) Individuele Geeft het verband weer tussen de vraag naar een bepaald goed van
Inkomensvraagfunctie de consument(Qv) en het inkomen van die consument (Y). Collectieve Geeft het verband weer tussen de vraag naar een bepaald goed van
Inkomensvraagfunctie alle consumenten (Qv) en de inkomens van die consumenten (Y). · De lijnen van deze functies zijn individuele –en collectieve inkomensvraaglijn. · Individuele inkomensvraaglijn wordt ook wel Engelkromme genoemd. Wet van Engel Bij een toename van het inkomen stijgen weliswaar de uitgaven aan voedsel, maar het percentage van het inkomen dat aan voedsel wordt uitgegeven, wordt steeds kleiner. · Al gaat de wet van Engel niet op, dan nog spreek je van een Engelkromme. Drempelinkomen Het inkomen, vanaf waar men geld uit gaat geven aan luxe-goederen. Verzadigingsinkomen Verder inkomensstijging leidt niet meer o een toename van de uitgaven aan dat product. · Negatief verband tussen gevraagde hoeveelheid en inkomen is ook mogelijk, bijv. bij inferieure goederen. Inferieure Goederen Goederen die men minder koopt, naarmate het inkomen stijgt. Inkomenselasticiteit van de vraag (hoe reageert gevraagde hoeveelheid op verandering inkomen): % verandering in de vraag naar een bepaald goed
Ey ____________________________________ % verandering van het inkomen
Verandering positie prijsvraaglijn: 1) Als de prijs van het product zelf verandert zal ook de vraag veranderen, maar de prijsvraaglijn zelf niet. à verschuiving langs de prijsvraaglijn. 2) Laten we de andere factoren veranderen (inkomen, behoefte enz.) dan zal de lijn wel een wijziging ondergaan. Neemt het aantal koffiedrinkers bijv. toe, dan schuift de lijn naar rechts. Macro-economie (landelijk) Hier bekijken we het koopgedrag van alle consumenten met betrekking tot alle consumptiegoederen. · De omvang van de totale consumptie wordt bepaald door de kopkracht van het nationaal inkomen.

REACTIES

J.

J.

wow egt goed

19 jaar geleden

L.

L.

hee
is dit het hoofdstuk van vraag en aanbod??

xx.

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.