Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoe kunnen ze het maken? Hoofdstuk 5

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 312 woorden
  • 26 januari 2012
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Produceren is het maken van goederen en het verlenen van diensten.

Productie door de overheid en bedrijven noem je productie in enge zin.

Je hebt ook productie in ruime zin dan moet je denken aan bijvoorbeeld het bakken van je eigen cake of vrijwilligers werk.

DE VIER PRODUCTIEFACTOREN ZIJN :
1 NATUUR : BRON VOOR GRONDSTOFFEN EN GROND BIJVOORBEELD OM BEDRIJVEN TE VESTIGEN.
2 ARBEID : DE INSPANNING DOOR MENSEN
3 KAPITAAL: GELD KAPITAAL GOEDEREN ZOALS GEBOUWEN , MACHINES EN MATERIALEN DIE IN HET PRODUCTIE PROCES GEBRUIKT WORDEN

4 ONDERNEMERSCHAP: HET VERMOGEN OM PRODUCTIEFACTOREN OP EEN WINSTGEVENDE MANIER TE COMBINEREN.

kapitaalintensief dat wil zeggen dat er voor de productie meer machines zijn gebruikt dan arbeid.

arbeidsintensief wil zeggen dat er naar verhouding meer arbeid in de productie is gebruikt dan machines

JE HEBT VIER PORDUCTIESECTOREN:
1 PRIMAIRE SECTOR : LANDBOUW, MIJNBOUW EN VISSERIJ. HET ZIJN BEDRIJVEN DIE RECHTSTREEKS GOEDEREN EN DIENSTEN LEVEREN UIT DE NATUUR.
2 SECUNDAIRE SECTOR: INDUSTRIELE BEDRIJVEN EN DE BOUWE . ZE VERWERKEN GRONDSTOFFEN TOT PRODUCTEN.
3 TERTAIRE SECTOR : COMMERCIELE DIENSTVERLENDE BEDRIJVEN ZOALS SCHOONMAAKBEDRIJVEN, WINKELS EN KAPPERS.
4 QUARTAIRE SECTOR: NIET-COMMERCIELE DIENSTVERELNENDE INSTELLINGEN ZOALS ZIEKENHUIZEN EN SCHOLEN

omzet = totale verkoopsopbrengst

afzet = aantal verkochte producten

omzet = afzet x verkoopprijs

brutowinst = verschil tussen de verkoop en inkoopprijs

nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten

nettowinst = de winst voor de ondernemer

consumentenprijs = de prijs die de consument voor een product in de winkel betaalt

consumentenprijs = verkoopprijs + BTW


Arbeidsproductiviteit = totale waarde van de productie delen door het aantal werknemers

Nationaal product = de totale waarde van de productie van alle bedrijven in een land.

Mechanisatie = lichamelijke arbeid word vervangen door machines

Manieren om arbeidsproductiviteit te verhogen:
- meer machines
- scholing
- verbetering van arbeidsomstandigheden

Automatisering = machines werken automatisch

Arbeidsverdeling = de verdeling van de werkzaamheden over verschillende bedrijven of personen. Door arbeidsverdeling kan de arbeidsproductiviteit stijgen.

Specialisatie van mensen = mensen ontwikkelen zich in bepaalde werkzaamheden binnen een bedrijf en beperken zich tot die bezigheden.

Specialisatie van een bedrijf = het bedrijf ontwikkelt zichzelf tot de productie van een bepaald product en beperkt zich tot de productie van dat product.

REACTIES

D.

D.

dankje voor je samenvatting! maar ik had een vraagje, heb jij toevallig ook samenvattingen van hoofdstuk 6 V2 7 & 8 ?? Ik ben zelf namelijk heel slecht in het maken van samenvattingen en economie is niet echt mijn beste vak :O

12 jaar geleden

D.

D.

Hey,
Ik ben afgestudeerd dus heb mijn economie schrift weg gegooid...sorry..ik probeer nog wel dingen online te zette wat ik nog heb van school...sorry

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.