Samenvatting economie h6 + h7
Creditzijde: rechterzijde, vermogensverkrijging.
Debetzijde: linkerzijde, vermogensbesteding
Geld kan op 2 manieren worden verkregen:
-
eigenvermogen: ban de eigenaar zelf
-
vreemd vermogen: geleend van anderen
Als een bedrijf failliet gaat moeten eerst de leningen worden betaald wat overblijft, gaat naar de eigenaar.
Balans: overzicht van bezittingen en het vermogen van een onderneming op een bepaald moment.
Voorraadgrootheden: de waarde van bezittingen en de grootte van het vermogen.
Mutatiebalans: balans die aangeeft welke balansposten met welk bedrag toe of afnemen
Balansposten: onderdelen op de balans.
Debiteuren: klanten die nog geld moeten betalen.
Crediteuren: leveranciers die nog geld krijgen.
Resultatenrekening: een overzicht van kosten en opbrengsten in een bepaalde periode.
Stroomgrootheid: een grootheid die over ene bepaalde periode wordt gemeten.
Een resultaten rekening wordt in evenwicht gebracht door de winst.
Op de vrijmarkt brutowinst = omzet- kosten omzet.
Kenmerkend voor handels onderneming:
-
gekocht en dan verkocht zonder verdere bewerking.
-
Brutowinst = verkoopprijst - inkoopprijs X aantal producten
-
Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
Kenmerkend voor productieonderneming:
-
ze maken hun producten zelf. Dus geen brutowinst
-
voornamelijk productiekosten
-
winstopslag is de nettowinst
Kosten: offers die noodzakelijk zijn om een bedrijf te runnen.
Afschrijven: het doorberekenen van waardevermindering van bezittingen die een aantal jaren meegaan.
Privéopname: geld uit eigen zaak halen voor privé uitgave.
Privéstorting: eigen geld in een bedrijf storten.
Risicoaversie: mensen willen geen risico’s lopen en verzekeren zich daartegen.
Verzekering: over een komst tussen verzekeraar en een verzekerde waarbij de verzekerde tegen betaling van een periodiek bedrag de garantie krijgt dat de schade aan de verzekerde door de verzekeraar wordt vergoed.
Premie: het bedrag dat de verzekerde periodiek vooral de verzekering betaalt.
Particuliere verzekeringen: beslis je zelf of je de verzekering wel of niet afsluit en tegen welk bedrag.
Collectieve verzekering: de overheid verplicht je tot deelnemen en welke premie je betaalt.
Averechtse selectie: de goede risico’s gaan weg en de slechte blijven.
Premie differentiatie: de premie is afhankelijk van het risico dat een specifieke groep van verzekerden loopt.
Moral hazard/ moreel wangedrag: het gedrag waarbij hogere risico’s worden genomen omdat met toch verzekerd is.
Sociale verzekeringen= collectieve verzekering is Nederland.
Sociale verzekeringen:
Ziekte wet (zw)
-
geen premie: geen echte verzekering
-
werkgever moet werknemer bij ziekte 2 jaar doorbetalen
-
langdurige ziekte: plan opstellen
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (wia)
- na 2 jaar ziekte nog niet werken arbeidsongeschiktheidsregeling :
- aangepast werk
- uitkering tot 65e
Werkeloosheidswet (ww)
-
verzekerd van een inkomen als je werkloos wordt.
Zorgverzekeringwet (zvw)
-
tegen kosten van geneeskundige zorg.
Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ)
-
tegen kosten langdurige verpleging en verzorging.
Algemene ouderdoms wet (aow)
-
pensioen
Wet werk en bijstand
-
geen premie
-
bijstand
Algemene kinderbijslag wet (akw)
-
krijgt geld voor kind
Algemene nabestaandenwet (anw)
-
uitkering voor nabestaanden als mensen overlijden.
Omslagstelsel: financieringsvorm waarbij de ontvangsten onmiddellijk dienen om de uitgaven en/of sociale uitkeringen te betalen.
Kapitaaldekkingsstelsel: geld wordt betaald voor toekomstige uitkering
Waardevast: als uitkeringen meegaan met prijspeil.
Welvaartsvast : als uitkeringen meegaan
met gemiddeld inkomen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden