H6 Samenvatting

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 712 woorden
  • 16 september 2015
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting economie hoofdstuk 6

Paragraaf 1. Inkomen en vraag
Als je besteedbaar inkomen toeneemt, kun je niet alleen meer kopen, maar ook je koopgedrag verandert.  Dit bereken je als volgt:

Besteedbaar inkomen = bruto arbeidsinkomen + bruto inkomen uit bezit + overdrachtsinkomen – belastingen – premies – overige inhoudingen

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderzoekt met behulp van budgetonderzoek het verband tussen het besteedbare inkomen en de uitgaven aan verschillende consumptiegoederen. Een budgetonderzoek is een steekproefsgewijs onderzoek naar het uitgavenpatroon van gezinnen. Uit dit budgetonderzoek worden inkomensvraagcurven afgeleid. De inkomensvraagcurve is een lijn die het ceteris paribus verband aangeeft tussen het inkomen van consumenten en de hoeveelheid goederen die zij willen kopen. Als het besteedbare inkomen toeneemt, neemt de vraag naar primaire goederen minder dan evenredig toe en de vraag naar luxe goederen meer dan evenredig. Inferieure goederen zijn goederen waarvan consumenten bij stijging van het inkomen eerst meer kopen, terwijl bij verdere stijging van het inkomen de gevraagd hoeveelheid weer daalt.  

Verschuiving van de curve:

  • Naar boven à consument vraagt bij een gelijkblijvend inkomen meer eenheden van een bepaald product. (luxe goed: y ↑5%, qv ↑8%, inkomen stijgt)
  • Naar beneden à consument vraagt bij een gelijkblijvend inkomen minder van een bepaald product. (noodzakelijk goed: y 5%, qv ↑3%, inkomen stijgt)

Onderscheid in verschuiving van en langs:

  • Een verschuiving van de inkomensvraagcurve houdt in dat de consument bij een veranderend
  •  inkomen meer of minder goederen wenst te kopen
  • Een verschuiving langs de inkomensvraagcurve laat zien in hoeverre consumenten meer of minder goederen willen kopen als gevolg van een verandering van de prijs

ceteris paribus = je laat je alleen leiden door de prijs à (verschuiving langs de vraaglijn)
verschuiving van de vraaglijn à minimaal 1 ceteris paribus die ook veranderd

Paragraaf 2. Inkomenselasticiteit van de vraag
Elasticiteit
= de mate van verandering
De inkomenselasticiteit van de vraag (Eiv) is het getal dat aangeeft hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid verandert als het inkomen met 1% verandert.
Oorzaak: inkomensverandering
Gevolg: hoeveelheidsverandering

         Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid (=qv)

Eiv =       procentuele verandering van het inkomen (=y)

     

Eiv:

< >Tussen 0 en 1 = noodzakelijk goedGroter dan 1 = luxe goed Kleiner dan 0 = inferieur goed Is gelijk aan 0 = inkomensonafhankelijke goederen (medicijnen)

< >De collectieve prijsvraagcurve beschrijft het verband tussen de prijs van een goed en de door alle consumenten gevraagde hoeveelheid van dat goed. Dit vindt men door optelling van de individuele prijsvraagcurven. (= het verband tussen de prijs van een goed en de vraag van 1 persoon) Dit geldt niet voor Giffengoederen: als de prijs van een Giffengoed stijgt, neemt de vraag eerst toe. Pas later, als de prijs nog verder stijgt, daalt de vraag.

           Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid (=qv)

Epv =              procentuele verandering van de prijs (=p)

Paragraaf 4. Prijselasticiteit van de vraag
Elasticiteit
= de mate van verandering
De prijselasticiteit van de vraag (Epv) is het getal dat aangeeft hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid verandert als de prijs met 1% verandert.

       

Epv:

< >Tussen 0 en -1 = inelastisch à inelastische vraag = noodzakelijke goederenPrijs ↓ en qv ↑ = omzet?-10%↓ en +3↑ = omzet daalt

90x103 : 100 = 92,7 = omzet daalt met 7,3%

< >Prijs ↑ en qv ↓ = omzet?+10%↑ en -6%↓ = omzet stijgt

 

110x94 : 100 = 103,4 = omzet stijgt met 3,4%

< >Kleiner dan -1 = elastische vraag à elastische vraag = luxe goederen Prijs ↓ en qv ↑ = omzet?-10%↓ en +12%↑ = omzet stijgt

 

90x112 : 100 = 100,8 = omzet stijgt met 0,8%

< >Prijs ↑ en qv ↓ = omzet?+10%↑ en -20%↓ = omzet daalt

 

110x80 : 100 = 88 = omzet daalt met 12%

De totale marktomzet is maximaal bij een prijselasticiteit van de vraag Epv = -1

De kruisprijselasticiteit van de vraag (Ekv) is het getal dat aangeeft met hoeveel procent de vraag naar het ene product verandert als gevolg van een prijsverandering van 1% van een ander product.

 

          Relatieve verandering hoeveelheid goed x (=Xy)

Ekv =       relatieve verandering prijs goed y (=Yp)


< >positief bij substitutiegoederen (= vervangbaar à roomboter, margarine)negatief bij complementaire goederen (= vullen elkaar aan à autos’s, benzine)

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.