De klassieken
Keynes
Lange termijn/Geen termijn
Korte termijn
Prijsmechanisme: vraag en aanbod zullen altijd zoeken naar een evenwicht. Ingrepen versoort dit mechanisme.
Overheidsingrijpen kan een bestedingsevenwicht bereiken door te stimuleren of af te remmen. (conjunctuur)
Micro-economisch: de economie bestaat uit een groot aantal met elkaar samenhangende markten.
Marco-economisch: geaggregeerde grootheden, zoals totale consumptie, totale investeringen en nationaal inkomen.
Aanbod, de productiecapaciteiten moeten ze volledig benutten
Op korte termijn is de productiecapaciteit een gegeven.
Effectieve vraag, de vraag die leidt tot bestedingen, bepaalt op de korte termijn hoeveel er wordt geproduceerd en verdiend.
Prijzen zijn flexibel
Prijzen zijn star
Hoofdstuk 1
Het rendement van een belegging is de opbrengst uitgedrukt in procenten van het belegde bedrag.
Geldillusie: mensen kijken alleen naar de nominale waarde van het geld en houden geen rekening met de verandering van de reële waarde van het geld.
Spaardeposito heeft een vaste rente en een vaste looptijd (van een maand tot 10 jaar)
De nominale rente is het rentepercentage dat wordt betaald of ontvangen. De reële rente wordt berekend door het nominale rentepercentage te corrigeren voor inflatie.
Rentemarge: het verschil tussen de ontvangen rente en de betaalde rente. Bepalend voor de winstgevendheid.
Solvabiliteit: als er tegenover het vreemd vermogen voldoende eigen vermogen staat.
Liquiditeit: de mate waarin een bedrijf de kortlopende verplichtingen kan nakomen uit de kasmiddelen.
Een centrale bank is een instelling die dwingende regels kan opleggen aan financiële instellingen.
We spreken van een zeepbel als de prijzen niet meer de werkelijke waarde uitdrukken.
Hoofdstuk 2
Anticyclisch conjunctuurbeleid
< >
Hoogconjunctuur
Situatie waarin de effectieve vraag > normale bezetting van de productiecapaciteit
De overheid kan de overbesteding tegengaan door de belastingen te verhogen en de overheidsuitgaven te verlagen (afremmend beleid)
Procyclisch conjunctuurbeleid: de conjunctuur versterken, dus bij laagconjunctuur een afremmend beleid en bij hoogconjunctuur een stimulerend beleid.
Stagflatie: het samengaan van stagnerende groei en inflatie
Hoofdstuk 3
Toegevoegde waarde ontstaat door een product in te kopen en in nagenoeg dezelfde staat te verkopen. Het bepalen van de productie van niet-commerciële instellingen: het bedrag aan loon is de toegevoegde waarde.
Bruto toegevoegde waarde
Omzet – inkoopwaarde
Bruto toegevoegde waarde van commerciële en niet-commerciële bedrijven opgeteld = bruto binnenlands product (bbp) = bruto binnenlands inkomen
Netto toegevoegde waarde
Bruto toegevoegde waarde – afschrijvingen
Som van het primair inkomen
Netto toegevoegde waarde van commerciële en niet-commerciële bedrijven opgeteld = netto binnenlands product = netto binnenlands inkomen
Totale producte = toegevoegde waarde van alle bedrijfstakken bij elkaar optellen.
De welvaart van een land wordt gemeten door het bruto binnenlands product per inwoner gecorrigeerd voor de prijsveranderingen (reële bbp). Dit laat ook de koopkracht van het inkomen zien. Beperkingen hieraan zijn:
Het zegt niets over de verdeling van het inkomen
Het informele circuit wordt niet meegerekend (zwart werk/vrijwilligerswerk)
Er wordt geen rekening gehouden met negatieve externe effecten of met de uitputting van natuurlijke hulpbronnen
Duurzame ontwikkeling: een economische ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de welvaart van de komende generaties aan te tasten.
Economische kringloop
Het proces van productie die tot inkomen leidt en het besteden van dat inkomen.
Reële kringloop: goederen- en dienstenstroom
Monetaire kringloop: betalingen voor goederen en diensten
Consumeren wordt gedaan door gezinnen → consumptiegoederen
Investeren wordt gedaan door bedrijven → kapitaalgoederen
C
Consumptie
I
Netto investeringen (= S)
Iv
Vervangingsinvesteringen (= A)
Ib
Bruto investeringen
W
Netto binnenlands product (= Y)
Wb
Brutto binnenlands product
Y
Netto binnenlands inkomen (= W)
Yb
Bruto binnenlands inkomen
S
Besparingen (=I)
A
Afschrijvingen (= Iv)
O
Overheidsbestedingen
B
Belastingontvangsten
E
Export
M
Import
Middelen
Bestedingen
Y
A
Yb
M
C
I
Iv
O
E
Totale middelen
Totale bestedingen
W = C + I → Y = C + I
Y = C + I & Y = C + S dus C + S = C + I → S=I
Kringloop met overheid en buitenland
Overheidsbestedingen = overheidsinvesteringen + overheidsconsumptie
De inkomsten van de overheidsinkomsten bestaan uit de belastingen.
Y = C + B + S
Y = C + I + O + (E – M)
C + B + S = C + I + O + (E – M) → (S – I) = (O – B) + (E – M)
Nationale rekeningen samengevat in één rekening, noemen we de staat van middelen en bestedingen.
Hoofdstuk 4
Het bbp wordt dus bepaald door de bestedingen en productiecapaciteit.
Structuur
Trend: de gemiddelde groei van de productie over een lange periode = groei van de productiecapaciteit. Dit wordt bepaald door de volgende factoren:
< >< >< >
Ondernemerschap
Goed ondernemerschap kan zorgen voor een efficiënte organisatie en goede investeringen.
Conjunctuur
Categoriale inkomensverdeling: verdeling van het inkomen over de verschillende inkomens-
categorieën (loon, rente, huur, pacht en winst).
Toegerekend loon zelfstandigen (tlz) is het deel van de winst dat als beloning voor arbeid wordt beschouwd.
Totale beloning voor arbeid (arbeidsinkomen) = loon + tlz
Arbeidsinkomensquote (aiq): arbeidsinkomen uitdrukken in een percentage van de toegevoegde waarde.
Het overig inkomen (kapitaalinkomen) bestaat uit de som van rente, huur, pacht en (winst – tlz)
Overig inkomensquote (oiq): overig inkomen in percentage van de toegevoegde waarde.
Loonmatiging: de lonen stijgen minder dan op basis van inflatie en arbeidsproductiviteit mogelijk is. De aiq daalt en de beloning voor het kapitaal stijgt.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden